Beantwoording vragen van het lid Spekman over afgifte van visum voor kort
verblijf en vestigingsgevaar
27-06-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Justitie,
de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid
Spekman over afgifte van visum voor kort verblijf en vestigingsgevaar.
Deze vragen werden ingezonden op 20 mei 2008 met kenmerk 2070820520.
Bijlage 1 bevat de antwoorden op vragen 1 en 4 tot en met 10 en is
openbaar.
Bijlage 2 bevat de antwoorden op vragen 2 en 3. Omdat deze antwoorden
persoonsvertrouwelijke gegevens bevatten, verzoek ik u deze antwoorden
ter vertrouwelijke inzage ter beschikking te stellen aan de leden van
uw Kamer.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Bijlage 1
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de staatssecretaris van Justitie op vragen van het lid Spek man
(PvdA) over afgifte van visum voor kort verblijf en vestigingsgevaar.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de PREMtime uitzending waarin de heer Van E.
aangeeft dat zijn visum voor kort verblijf met als doel bezoek aan
zijn kinderen in Nederland is geweigerd omdat er sprake zou zijn van
vestigingsgevaar hier te lande? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Waarom is in het onderhavige geval betrokkene een visum voor kort
verblijf geweigerd vanwege vestigingsgevaar, terwijl hij sterke banden
heeft met zijn land van herkomst, zoals de zorg voor zijn ouders en
zijn werk aldaar?
Vraag 3
Deelt u de mening dat in onderhavige situatie te snel is aangenomen
dat sprake is van vestigingsgevaar en dat het visum ten onrechte is
geweigerd? Bent u bereid betrokkene alsnog een visum voor kort
verblijf te verlenen zodat hij zijn kinderen in Nederland kan
bezoeken?
Antwoord
Vraag 2 en 3 worden op vertrouwelijke wijze separaat aan de Kamer
beantwoord, omdat de antwoorden tot de persoon herleidbare gegevens
bevatten.
Vraag 4
Is het waar dat vestigingsgevaar een veel voorkomende grond is voor
weigering van een visum? Hoeveel visa voor kort verblijf zijn
geweigerd vanwege (potentieel) vestigingsgevaar?
Antwoord
Ja. Uit het (Nieuwe) Visuminformatiesysteem blijkt dat er in 2007 bij
de Nederlandse vertegenwoordigingen 394.155 aanvragen zijn ingediend
voor een visum kort verblijf (de zogenaamde C-visa). Daarvan zijn in
totaal 31.108 aanvragen geweigerd, waarvan 11.701 op grond van
"vestigingsgevaar". 2)
Vraag 5
Op welke wijze wordt beoordeeld of sprake is van vestigingsgevaar dan
wel een niet- tijdige terugkeer van de visumaanvrager? Welke
(bijzondere) instructies krijgen diplomatieke of consulaire posten bij
de beoordeling van een visumaanvraag op vestigingsgevaar?
Antwoord
Het algemene beoordelingskader van aanvragen om een visum kort
verblijf is neergelegd in de Gemeenschappelijke Visuminstructies die
in Schengen-verband zijn vastgesteld. Hierin is bepaald dat een
visumaanvraag aan het criterium van bestrijding van de illegale
immigratie moet worden getoetst. Bij de beoordeling of sprake is van
gevaar voor illegale immigratie, oftewel vestigingsgevaar, speelt een
aantal factoren een rol, zoals het ontbreken van een (sterke) sociale
en economische band van de visumaanvrager met het land van herkomst,
eerdere bezoeken van de visumaanvrager waarbij de regels en of duur
van het verblijf niet zijn gerespecteerd en het overleggen van valse
dan wel vervalste documenten bij de visumaanvraag. Deze en meer
factoren zijn neergelegd in paragraaf A2/4.3.3.1 van de
Vreemdelingencirculaire. Deze factoren dienen in samenhang te worden
bezien, maar kunnen ook reeds op zichzelf leiden tot de conclusie dat
tijdige terugkeer niet is gewaarborgd.
De diplomatieke of consulaire posten baseren hun oordeel veelal op een
interview met betrokkene en onderzoek naar en beoordeling van de
documenten die betrokkene daartoe heeft overgelegd. Ingeval van
twijfel omtrent de authenticiteit van de overgelegde documenten en de
bewijsstukken, inclusief de juistheid van hun inhoud en omtrent de
betrouwbaarheid van de tijdens het interview en/of bij eerdere
visumaanvragen afgelegde verklaringen, dient van visumafgifte te
worden afgezien.
Vraag 6
Op welke wijze wordt gewaarborgd dat het uitoefenen van gezinsleven in
voldoende mate wordt geëerbiedigd?
Antwoord
Slechts in geval van uitzonderlijke omstandigheden zal bij de
beoordeling van een aanvraag voor een visum voor kort verblijf het
recht op uitoefening van het gezinsleven dienen te worden betrokken.
Indien uitoefening van het gezinsleven wordt beoogd ligt het aanvragen
van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf bij het
gezinslid meer voor de hand. Alsdan kan ook een afweging worden
gemaakt of vanwege het recht op gezinsleven verblijf in Nederland moet
worden toegestaan. Indien de visumaanvrager zich beroept op zijn recht
op uitoefening van het gezinsleven, zal hij zijn standpunt dienen te
onderbouwen.
Indien men het niet eens is met de beslissing op de visumaanvraag kan
daartegen, na de bezwaarprocedure doorlopen te hebben (waarbij een
volledige heroverweging plaatsvindt), beroep bij de rechter worden
aangetekend. Nederlands recht is hierop van toepassing. De
visumprocedure biedt derhalve voldoende waarborgen.
Vraag 7
Is het waar dat bij de beoordeling of de tijdige terugkeer voldoende
gewaarborgd is reeds op grond van het ontbreken van een (sterke)
sociale en economische band met het land van herkomst kan worden
geweigerd? In hoeverre dient de visumaanvrager aannemelijk te maken
dat hij een (sterke) sociale en economische binding heeft met het land
van herkomst? Mag worden aangenomen dat indien de aanvrager familie en
werk heeft in het land van herkomst hij tijdig zal terugkeren naar
zijn land van herkomst?
Antwoord
De beoordeling dat tijdige terugkeer niet of onvoldoende gewaarborgd
is wordt bepaald door een aantal factoren, zoals het ontbreken van een
(sterke) sociale en economische band van de visumaanvrager met het
land van herkomst, eerdere bezoeken van de visumaanvrager waarbij de
regels en of duur van het verblijf niet zijn gerespecteerd en het
overleggen van valse dan wel vervalste documenten bij de
visumaanvraag. Zie ook het antwoord op vraag 5. Deze factoren dienen
in samenhang te worden bezien, maar kunnen ook reeds op zichzelf
leiden tot de conclusie dat tijdige terugkeer niet is gewaarborgd. Bij
de beoordeling of de aanvrager tijdig zal terugkeren naar zijn land
van herkomst, speelt het hebben van een vaste, volwaardige,
arbeidsbetrekking of van een eigen (goedlopend) bedrijf, het volgen
van een studie, en het hebben van familie in het land van herkomst (en
bestemming) een grote rol. Uiteraard is daarbij de graad van
verwantschap met de betrokken familieleden van belang evenals de
relatie van betrokkene met deze familieleden. Ook worden de duur van
het arbeidscontract en het arbeidsverleden of het eigen bedrijf van
betrokkene bij de beoordeling betrokken, evenals andere beschikbare
informatie die op deze onderwerpen betrekking heeft.
Vraag 8
Wordt een afwijzing van een visum voor kort verblijf wegens
vestigingsgevaar in een beschikking door de Visadienst altijd met
concrete feiten en omstandigheden onderbouwd?
Antwoord
De afwijzing van een aanvraag om een visum voor kort verblijf door de
Visadienst resulteert altijd in een beschikking waarin de gronden voor
afwijzing van de aanvraag worden opgesomd. Deze gronden zijn gebaseerd
op de feiten en omstandigheden zoals deze tijdens de behandeling van
de aanvraag kenbaar zijn geworden.
In geval sprake is van een bezwaarprocedure zullen -naast de reeds
bekend zijnde gegevens uit de aanvraagprocedure- ook de in bezwaar
naar voren gebrachte nieuwe feiten en omstandigheden bij de
beoordeling worden betrokken. Indien het bezwaar ongegrond wordt
verklaard, wordt de weigeringsgrond altijd nader onderbouwd. In de
betreffende beschikking zal dan gewezen worden op de specifieke feiten
en omstandigheden die tot het eindoordeel hebben geleid.
Vraag 9
Is het waar dat de Visadienst onder de gezamenlijke
verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Justitie en de
minister van Buitenlandse Zaken valt? In hoeverre is de
staatssecretaris van Justitie verantwoordelijk voor de behandeling van
een visumaanvraag voor kort verblijf?
Antwoord
Als hoofd van de Visadienst, is het hoofd van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND) gemandateerd om namens de minister van
Buitenlandse Zaken te beslissen op aanvragen voor een visum kort
verblijf. De behandeling van een visumaanvraag voor kort verblijf valt
onder de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken.
Vraag 10
Hoe gaat u voorkomen dat er - zoals in de situatie van de heer Van E.
- door de diplomatieke of consulaire posten te snel vestigingsgevaar
wordt aangenomen en om deze reden een visum voor kort verblijf wordt
geweigerd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 3. De diplomatieke en consulaire posten zijn
geï nstrueerd elke aanvraag zorgvuldig te beoordelen.
1) PREMtime, 14 mei 2008
2) Onder de noemer "vestigingsgevaar" worden thans tevens de
weigeringsgronden verstaan: "tijdige terugkeer niet gewaarborgd" en
"vestiging beoogd". Ook gecombineerde weigeringsgronden waarin
"tijdige terugkeer niet gewaarborgd" is gebruikt naast een andere
weigeringsgrond, zijn onder de noemer "vestigingsgevaar" geschaard.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken