Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen
D i rectie Visserij
Geachte Voorzitter,
In mijn brief van 11 maart 2008 aan uw Kamer heb ik u mijn oplossingsrichtingen
geschetst voor de korte en lange termijn voor de ontstane situatie in de mosselsector.
Daarbij heb ik aangegeven recht te willen doen aan zowel de toekomst van een duurzame
mosselsector als de natuur in de Waddenzee. Deze brief is op 27 maart jl. met uw Kamer
besproken.
Met deze brief wil ik u informeren over de voortgang van de door mij in gang gezette
acties. Daarbij ga ik tevens in op de motie-Snijder-Hazelhoff/Koppejan over een onderzoek
naar de huidige financiële situatie in de sector (TK 29675, nr. 39), de motie-Koppejan/
Jacobi over de toekomst van de mosselsector (TK 29675, nr. 37) en de motie-Polderman
over de verduurzaming van de mosselvisserij (TK 21501-32, nr. 266).
Tevens zal ik in deze brief ingaan op het verzoek door u gedaan bij brief van 23 april 2008
om uw Kamer te informeren over een mogelijk te strikte interpretatie van de Vogel- en
Habitatrichtlijn in Nederland. Op de motie-Snijder-Hazelhoff over het opnemen van de
afwegingscriteria uit artikel 2, derde lid, van de Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet
(TK 29675, nr. 34) ben ik reeds in mijn brief d.d 15 april 2008 ingegaan (TK 29675,
nr. 40).
Voortgang acties
In mijn aanpak voor de ontstane situatie werk ik langs een aantal lijnen. Hieronder zal ik
de verschillende in gang gezette acties uit die lijnen nader toelichten.
Onderzoeksvergunning 2008
Op 16 mei jl. heb ik een vergunning verleend voor onderzoek naar de effecten van mosselzaadvisserij.
Dit onderzoek vindt plaats in het kader van het Project Duurzame Schelpdiervisserij
(PRODUS-onderzoek). Om de effecten van de mosselvisserij in beeld te brengen, is
het van belang dat dit in 2006 gestarte onderzoek voortgezet wordt.
De onderzoeksvergunning is aangevraagd door het onderzoeksinstituut IMARES van
Wageningen UR, dat het PRODUS-onderzoek uitvoert.
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Visserij
Willem Witsenplein 6
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
23 april 2008 208-225 Viss. 2008/3559 26 juni 2008
Voortgangsbrief mosselvisserij
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 juni 2008 Viss. 2008/3559 2
Twee mosselkotters hebben ten behoeve van het onderzoek gevist in de zes opengestelde
onderzoeksvakken. Gedurende de onderzoeksvisserij heeft de Waddenunit van mijn
ministerie toegezien op de juiste uitvoering van de visserijactiviteiten. Er mocht vanaf
19 mei tot en met 6 juni maximaal 0,75 miljoen kilo aan mosselen worden opgevist.
Dat komt overeen met circa 4,5% van het beschikbare mosselbestand en dat is, ook in
vergelijking met de visserij in voorgaande jaren, beperkt.
Ter vergelijking: in het voorjaar van 2007 heeft de mosselsector 15 miljoen kilo aan
mosselen opgevist, hetgeen toen overeenkwam met circa 30% van het toenmalige
sublitorale mosselbestand.
Het onderzoek is volgens plan uitgevoerd. Wegens teruglopende vangsten is de visserij
echter vroegtijdig beëindigd. In de opengestelde onderzoeksvakken is uiteindelijk de helft
van de vergunde hoeveelheid opgevist. In de vergunning is opgenomen dat de opgeviste
mosselen tot 1 april 2009 op twee mosselpercelen in de Waddenzee blijven liggen.
Daarmee zijn de mosselen gedurende de winter eventueel beschikbaar als voedsel voor de
vogels.
Precisering natuurwaarden habitattype permanent overstroomde ondiepe zandbanken
(H.1110A)
De uitspraak van de Raad van State heeft duidelijk gemaakt dat meer inzicht nodig is over
de exacte aard van de te beschermen natuur in de Waddenzee. Dat biedt ook duidelijkheid
aan de mosselsector. Het gaat dan specifiek over een precisering van habitattype H.1110A.
Om tot een dergelijke nadere precisering te komen, heb ik IMARES opdracht verleend om
in een rapport de best beschikbare informatie op dit punt bij elkaar te brengen. Ook de
informatie die het PRODUS-onderzoek tot nu toe heeft opgeleverd, wordt daarbij betrokken.
In de voorbereiding daartoe zullen zowel nationale en internationale experts als
natuurorganisaties en de visserijsector geconsulteerd worden. Deze nadere definiëring
van habitattype H.1110A zal in de zomer gereed zijn, zodat de formulering als basis kan
dienen voor het definitieve aanwijzingsbesluit van de Waddenzee als Natura 2000-gebied.
Intensivering en verbreding PRODUS-onderzoek (inclusief onafhankelijke review)
In mijn brief van 11 maart heb ik aangegeven dat ik streef naar een verbreding en intensivering
van het PRODUS-onderzoek naar de effecten van de schelpdiervisserij. Op grond
hiervan kan dan mogelijk reeds in februari 2009 een wetenschappelijke rapportage
opgeleverd worden, die meer duidelijkheid geeft over de effecten van de mosselvisserij op
habitattype H.1110A.
Door de geringe aanwezigheid van mosselbestanden is het niet mogelijk gebleken om
het aantal onderzoeksvakken dit voorjaar fors uit te breiden. Het PRODUS-onderzoek is
immers afhankelijk van de natuurlijke omstandigheden. In totaal bevinden zich nu twintig
onderzoeksvakken in de Waddenzee.
Wel is met IMARES afgesproken dat zij het onderzoek naar de biodiversiteit (flora en
fauna) van het habitattype H.1110A dit jaar intensiveert en uitbreidt. Tevens zal IMARES
nagaan of er nog andere beschikbare data bestaan die betrekking hebben op het betreffende
habitattype en die gebruikt kunnen worden voor het PRODUS-onderzoek.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 juni 2008 Viss. 2008/3559 3
Daarbij zullen ook buitenlandse onderzoekers betrokken worden. IMARES zal de beschikbare
onderzoeksresultaten uit 2007 en 2008 versneld uitwerken, zodat hierover in februari
2009 een rapportage beschikbaar is.
In het overleg d.d. 20 maart met de natuurorganisaties en de sector heb ik afgesproken
dat ik het PRODUS-onderzoek zal onderwerpen aan een onafhankelijke review. De Reviewcommissie
is in april ingesteld en staat onder leiding van de heer dr. A.A. Dijkhuizen
(voorzitter van Raad van Bestuur Universiteit Wageningen). Bezien wordt of het huidige
PRODUS-onderzoek juist is opgezet en de gestelde vragen adequaat kan beantwoorden.
Tevens zullen concrete aanbevelingen worden gegeven voor eventuele aanpassingen van
de gekozen onderzoeksopzet en zal worden bezien of versnelling van het onderzoek
mogelijk is. De Reviewcommissie zal binnenkort haar rapportage uitbrengen.
Overleg tussen de mosselsector en de natuurorganisaties
Op 11 april is - als vervolg op de bijeenkomst die ik zelf heb voorgezeten - een bijeenkomst
geweest met de natuurorganisaties en de mosselsector onder leiding van de heer
Heldoorn. Daarbij is gesproken over de verduurzaming van de mosselsector en de
bescherming van de natuur in de Waddenzee. Voor de zomer is een vervolgbijeenkomst
gepland. Ik streef ernaar dat in die vervolgbijeenkomst(en) concrete afspraken gemaakt
kunnen worden over zowel de verdere stappen naar een verduurzaming van de mosselsector
als natuurbehoud en -herstel in de Waddenzee. Hiermee zal dan tevens tegemoetgekomen
worden aan de motie-Polderman (TK 21501-32, nr. 266), die vraagt naar een
tijdpad en einddoel voor de verduurzaming van de mosselvisserij.
Nulmeting sector
Ter uitvoering van de motie-Snijder-Hazelhoff/Koppejan (TK 29675, nr. 36) heb ik het
Landbouw Economisch Instituut opdracht gegeven een rapport te maken over de financieel-
economische waarde van de mosselector. Indien nodig zal bij dit onderzoek ook
gebruik gemaakt worden van informatie van accountants. De verwachting is dat het
rapport in september kan worden opgeleverd.
Nederlandse interpretatie Vogel- en Habitatrichtlijn
In een brief van uw Kamer d.d. 23 april jl. vraagt u mij naar de Nederlandse interpretatie
van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Mevrouw Corbey, lid van de Sociaal-democratische
fractie van het Europees Parlement, en ook de heren Visser en Van Nistelrooij, leden van
de Fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten van het Europees
Parlement, hebben aan de Europese Commissie vergelijkbare vragen gesteld over de
toepassing van de Habitatrichtlijn in Nederland in relatie tot de uitspraak van de Raad van
State over de voorjaarsmosselzaadvisserij. De vragen (met respectievelijk de nummers
P-2562/08 en E-2580/08) worden naar verwachting een dezer dagen door de Europese
Commissie beantwoord. Zodra ik de beschikking heb over alle antwoorden zal ik uw
Kamer daarover informeren. Over een mogelijk te strikte interpretatie of implementatie
van de Vogel- en Habitarichtlijn wil ik graag nog het volgende opmerken. De interpretatie
van de Europese natuurwetgeving is de bevoegdheid van het Europese Hof van Justitie en
- binnen de door dit Hof gestelde kaders - van de nationale rechter. Daarin kan ik niet
treden.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 juni 2008 Viss. 2008/3559 4
In dit geval gaat het om interpretatie van de vereisten van artikel 6, derde en vierde lid,
van de Habitatrichtlijn: de vereisten met betrekking tot projecten met potentieel significante
gevolgen. Van belang zijn dan met name het zogenoemde Kokkelvisserijarrest van
het Europese Hof van Justitie en de recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State (TK 29675, nrs. 30 en 31).
De Afdeling heeft in haar recente uitspraak direct getoetst aan de vereisten van de
Habitatrichtlijn, onder toepassing van de criteria van het Kokkelvisserijarrest. Het afwegingskader
van artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn heeft rechtstreekse
werking en komt als zodanig ook terug in de artikelen 19f en 19g van de Natuurbeschermingswet
1998. De betrokken wetsartikelen zijn met ingang van 1 oktober 2005 in de
Natuurbeschermingswet 1998 opgenomen1, om de in 2005 onder meer op dit punt door
het Europese Hof van Justitie geconstateerde gebreken in de Nederlandse wetgeving2 op
te heffen.
De in 2005 door het Europese Hof geconstateerde gebreken, de eind december 2006 door
de Europese Commissie tegen Nederland gestarte nieuwe inbreukprocedure over de
bescherming van Natura 2000-gebieden op de lijst van gebieden van communautair
belang die door Nederland nog niet formeel op grond van de Natuurbeschermingswet
1998 zijn aangewezen én de adviezen van de Raad van State over de wetgeving met
betrekking tot Natura 2000 (TK 28171,B; TK 31038, nr. 4; TK 30654, nr. 47) maken dat
moeilijk kan worden gezegd dat de omzetting van de Vogel- en Habitatrichtlijn in de
nationale wetgeving te strikt is. Dat neemt echter niet weg dat ik het ook nodig vind om te
kijken naar de wijze waarop Nederland in de praktijk toepassing geeft aan het Europese
en nationale wettelijke kader. In dat licht is onder meer de genoemde actie van verdere
concretisering van de vereisten van habitattype H.1110A van belang. Daarbij zal ook
worden gekeken naar de toepassing hiervan in andere landen.
Tot slot
Met deze brief heb ik u op de hoogte gebracht van de voortgang van de door mij ingezette
acties om te komen tot een evenwichtige oplossing van de problemen rondom de
mosselzaadvisserij. Het gezamenlijke resultaat van deze acties moet ertoe leiden dat er in
2009 perspectief is op een juridisch houdbare vergunning voor de mosselvisserij in de
Waddenzee. Deze visserij zal in balans moeten zijn met de natuur in de Waddenzee.
Ook ten aanzien van een duurzaam beheer van de natuur in de Waddenzee zijn we
immers verplichtingen aangegaan die ik gestand wil doen. De opgave voor de komende
tijd is daarom om een mosselvisserij na te streven die recht doet aan zowel het belang van
de mosselvissers als aan het natuurbelang.
1 Wet van 20 januari 2005; Stb. 195.
2 HvJ 14 april 2005, zaak nr. C-441/03 (Commissie tegen Nederland).
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 juni 2008 Viss. 2008/3559 5
De aanpak die ik daarvoor kies, heb ik hiervoor uiteengezet. Ik zal de komende tijd met
volle inzet en ambitie hieraan verder werken, maar doe ook een oproep aan betrokkenen
zich daarbij aan te sluiten.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg