Vlaams onderwijs gaat goede kant op
Duizend Vlaamse directeurs stellen heel veel veranderingen vast
Het Vlaamse onderwijs is meer dan ooit in beweging. Er wordt veel aan
onderwijsvernieuwing gedaan en de afgelopen vijf jaar werd
vooruitgang geboekt op het vlak van activerend onderwijs, de
begeleiding van leerlingen, de inhoudelijke vernieuwing van het
onderwijs en het teamwerk onder de leraren. Wel moet het beleid
dringend werk maken van een soepeler systeem voor taakinvulling van
de leerkrachten, een versterking van het management van de scholen en
meer middelen vrij maken voor begeleiding van jongeren uit
sociaal-cultureel zwakkere milieus.
Dat zijn de belangrijkste bevindingen van duizend directeurs uit het
basis- en secundair onderwijs die in opdracht van de Koning
Boudewijnstichting werden bevraagd en waarvan de resultaten op 26
juni werden bekendgemaakt. Het is het eerste onderzoek op deze schaal
bij de onderwijsdirecties en het sluit aan bij het tussentijds
rapport over Vijf jaar Accent op Talent dat in mei jl. werd
voorgesteld. Accent op Talent was een baanbrekende studie in 2003
over onderwijsvernieuwing en talentenzorg in Vlaanderen.
De online bevraging ging na wat de perceptie is bij directeurs over
hoe hun school de jongste vijf jaar evolueerde en hoe ze aankijken
tegen de wenselijkheid van bepaalde beleidsveranderingen. De respons
op de enquête was groot: in het totaal werden 995
bruikbare antwoorden ontvangen, waarvan 658 uit het basisonderwijs,
315 uit het secundair onderwijs en 22 van coördinatoren van centra
deeltijds onderwijs.
De directeurs hebben dan wel heel wat zien veranderen in hun school,
maar de resultaten bij de leerlingen blijven nog wat uit. Zo is er
geen belangrijke verhoging van de leerlingenprestaties en een
vermindering van de school¬moeheid. Ook is er nog geen sprake van een
kentering van het watervalsysteem op basis van deze
enquêteresultaten.
De schooldirecteurs werden ook gevraagd op welk gebied er in hun
school de voorbije vijf jaar de grootste vooruitgang werd geboekt. Ze
hadden daarbij de keuze uit twaalf verschillende resultaatsgebieden
(slechts één antwoord was mogelijk).
De top vijf:
*verwerving van attitudes en vaardigheden van leerlingen (BaO 19% en
SO 25%)
*samenwerking onder de leraren (BaO 21% en SO 14%)
*coachingactiviteiten van leraren naar leerlingen (BaO 9% en SO 18%)
*inzet van leerkrachten voor de school (BaO 11% en SO 10%)
*onderwijsresultaten van scz-leerlingen (BaO 10% en SO 5%).
Proeftuinen doen het beter
Scholen die behoren tot een proeftuin voor onderwijsvernieuwing zijn
over het algemeen sneller geëvolueerd dan andere scholen.
Actieve proeftuinen in het basisonderwijs onderscheiden zich positief
in de voorbereiding op de overgang tussen basis- en secundair
onderwijs, de participatie van ouders, de tevredenheid van
leerlingen, de samenwerking met de non-profit en het aantal
leerlingen. In het secundair onderwijs worden de verschillen tussen
proeftuinscholen en andere scholen steeds groter. De proeftuinscholen
onderscheiden er zich het meest wat betreft de evoluties op gebied
van de interesse van jongeren voor wetenschap en techniek, het
opleidingsaanbod van de school, de verwerving van vaardigheden en
attitudes door de leerlingen en de instroom uit andere secundaire
scholen.
Leerlingenaantal in de lift, vernieuwing in de lift
Nog een belangrijke vaststelling is dat scholen die hun
leerlingenaantallen zien stijgen, meer aan schoolvernieuwing doen dan
scholen waar eerder sprake is van stabiele of dalende
leerlingenaantallen.
ASO-scholen tonen bovendien minder veranderingsbereidheid dan andere
scholen. De meeste veranderingen doen zich voor in de centra voor
deeltijds onderwijs. Maar overal is er een sterk toegenomen aandacht
voor sociaal zwakkere leerlingen.
Scholen in Brussel vertonen veel meer verandering dan die in de rest
van Vlaanderen, en dit voor de meeste onderwerpen die in de enquête
werden bevraagd.
Er is een toegenomen aandacht voor techniek en wetenschap, maar dat
betekent nog niet dat meer leerlingen kiezen voor tso en bso.
De mening van de directies
De meeste schooldirecteurs in Vlaanderen gaan een heel eind mee met
nagenoeg alle aan hen voorgelegde beleids¬evoluties. Met de volgende
stellingen zijn minstens drie op de vier schooldirecteurs het
volledig of gedeeltelijk mee eens:
*"Leerlingen moeten meer gevormd worden tot actieve, kritische en
verdraagzame burgers"
*"Scholen moeten meer middelen krijgen op gebied van management en
bestuur"
*"Leraren moeten een schoolopdracht krijgen die een gedifferentieerde
taakinvulling mogelijk maakt"
* "Scholen met veel leerlingen uit sociaal-cultureel zwakkere milieus
moeten veel extra personeels- en werkingsmiddelen krijgen"
*"Technologie moet een belangrijk onderdeel worden van de algemene
vorming van alle leerlingen"
*"Er moet meer tijd besteed worden aan de ontwikkeling van
creativiteit en ondernemingszin bij leerlingen"
*"Scholen en bedrijven moeten meer samenwerken op verschillende
gebieden"
*"De regelgeving inzake personeel moet drastisch versoepeld worden".
Er zijn drie stellingen waar een meerderheid van de directeurs niet
mee akkoord gaat:
*"De vakantieperiodes moeten meer benut worden voor stages en
bijscholing van leraren"
*"Scholen moeten in de toekomst ook andere diensten dan onderwijs
kunnen leveren (en daarvoor middelen kunnen verwerven)"
*"Leraren dienen meer internationale ervaring op te doen tijdens hun
opleiding en loopbaan".
Aan de directeurs werd tot slot ook gevraagd welke beleidsmaatregelen
volgens hen de hoogste prioriteit verdienen. Dit is de top drie:
*Een soepeler systeem voor de opdracht en taakinvulling van
leerkrachten
*Versterking van management en bestuur van scholen
*Meer middelen voor opleiding en begeleiding van jongeren uit
sociaal-cultureel zwakkere milieus
De rapporten "Vijf jaar accent op talent. Een eerste balans" en "Vijf
jaar vernieuwing in scholen. De visie van duizend Vlaamse directeurs"
zijn gratis te downloaden van de website www.kbs-frb.be