ChristenUnie


Dualisering gemeente- en provinciebestuur

Dualisering gemeente- en provinciebestuur

donderdag 26 juni 2008 00:00

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Is 2008 een rampjaar voor de lokale politiek aan het worden? Als wij het onderzoek moeten geloven dat Binnenlands Bestuur begin dit jaar presenteerde naar gestruikelde wethouders, dan stevenen wij daar in rap tempo op af. De jaren 2006 en 2007 geven een vergelijkbaar beeld met de eerste duale raadsperiode. Wij moeten constateren dat een raadsperiode nog niet genoeg was om helemaal aan de nieuwe gedualiseerde verhoudingen te wennen. Er zijn verbeteringen te constateren, maar in sommige gevallen zijn de onderlinge verhoudingen tussen raad en college op een negatieve manier op scherp gezet. Daarnaast blijken veel raadsleden het lastig te vinden om een goede balans te vinden tussen volksvertegenwoordiger zijn en kaders stellen. Aan de ene kant moeten zij opkomen voor de belangen van de inwoners, en aan de andere kant ook nauw betrokken zijn bij de vormgeving van het beleid. Een gemeenteraad is met de kaderstellende bevoegdheid ook meer eigenaar van de problemen in een gemeente geworden. Met signaleren alleen is men er niet. Deelt de staatssecretaris deze analyse en wat doet zij om tegemoet te komen aan de worsteling van raadsleden met hun verschillende rollen? Hoe wordt in het actieplan lokaal bestuur uitvoering gegeven aan de professionaliseringsslag die werd aangekondigd in de kabinetsreactie op de evaluatie van de Wet dualisering? Heeft de staatssecretaris over het functioneren van de raad regelmatig contact met de VNG en politieke partijen? Wat wordt er op dit moment binnen het actieplan concreet gedaan om raadsleden toe te rusten en te professionaliseren? Een hele serie vragen, maar ik denk dat ik de zaak goed kan samenvatten: er zijn nog een heleboel dingen niet goed. Wat gebeurt er precies allemaal op dit moment? Dit zaakje ligt er natuurlijk ook al een hele tijd.

Een van de doelstellingen van de wet was ook, ervoor te zorgen dat de raad minder zou vergaderen, zodat er meer contact mogelijk was met de lokale bevolking. Is dat gelukt? Het lijkt er in de praktijk niet op. Wat je ziet is dat er meer stukken gelezen moeten worden en dat er meer moet worden vergaderd. Alleen dat al geeft een grotere werkdruk, om dan nog maar te zwijgen van de extra verantwoordelijkheden die gemeenten de afgelopen jaren hebben gekregen.

Erkent de staatssecretaris dat de werkdruk van raadsleden sinds de dualisering is toegenomen? Kan in de Staat van het Bestuur ook een onderzoek naar de werkdruk van raadsleden worden meegenomen?

Als wij spreken over professionalisering van raden, moeten wij ook iets zeggen over colleges. Zij moeten zich nu meer door de raad laten leiden. Ik heb bij verschillende gemeenten gezien dat juist de wethouder op zoek is naar die nieuwe rol. Wethouders kunnen nog last hebben van een monistische reflex. Het is ook mogelijk dat zij een te afwachtende houding aannemen. Uit het onderzoek van onze bestuurdersvereniging onder raadsleden blijkt dat lang niet alle raadsfracties fractieondersteuning hebben. Toch is die ondersteuning des te meer relevant omdat raadsleden sinds de dualisering minder toegang lijken te hebben tot het ambtelijk apparaat. Zeker voor eenmansfracties is het noodzakelijk om gebruik te maken van de mogelijkheid om een beroep te doen op fractieondersteuning. Wij willen dat de staatssecretaris in overleg met de VNG nagaat welke knelpunten er voor raadsleden zijn om voor fractieondersteuning in aanmerking te komen.

Ik plaats een kanttekening bij alle zaken die nog stroef lopen. Ik ben ervan overtuigd dat de moeizame politieke verhoudingen binnen de raden niet alleen aan het dualisme kunnen worden toegeschreven. Op lokaal niveau is ook verharding van het politieke klimaat waar te nemen. De nieuwe verhoudingen kunnen dan als katalysator werken. Wij willen er echter voor waken dat de dualisering de zondebok wordt voor alles wat fout gaat.

Ik kom op het wetsvoorstel. Bij de nota van wijziging is de dualiseringscorrectie er terecht uit gehaald. Dat was vooral een politieke wens om de bestuurlijke drukte te beperken, zonder dat daaraan een inhoudelijke argumentatie ten grondslag lag. Ik bedoel daarmee te zeggen dat was te voorzien dat de mogelijkheid om wethouders van buiten aan te trekken, ertoe zou leiden dat er relatief meer raadsleden overbleven. Overigens is het in dit verband relevant om te constateren dat het aantal raadsleden per inwonersaantal al aanzienlijk is geslonken als gevolg van de gemeentelijke herindelingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Ter vergelijking: in 1900 was de verhouding 1 raadslid per 450 burgers en nu is die 1 raadslid per 1.750 burgers.

Onze fractie was en is er zeker niet van overtuigd dat de raden van de Nederlandse gemeenten te groot zijn, of dat de bestuurlijke drukte zal afnemen als de gemeenteraden worden verkleind. Daardoor zou wel de bestuurlijke werkdruk op individuele raadsleden en fracties verder toenemen. Dat zou kwaliteitsvermindering tot gevolg kunnen hebben. Wij zijn er dus voorstander van om dit onderdeel te schrappen. Het geld dat met de vermindering zou worden bespaard, moest worden ingezet voor verbetering van de rechtspositie van de raadsleden. Dat moet nu ergens anders vandaan komen. Ik weet dat de staatssecretaris druk op zoek is naar een andere dekking. Voorlopig wachten wij haar voorstellen af.

Daarnaast ziet het wetsvoorstel op verduidelijking van de aanwezigheid van de wethouder in de raad. De gekozen formulering naar analogie van de regeling voor de regering, doet recht aan wat men beoogt. Het zou niet zo moeten zijn dat een wethouder, als hij tot een vergadering wil worden toegelaten, wordt geweigerd. Het is bijna niet te geloven dat dit gebeurde. Ik ben echter ook wel eens in een raadsvergadering geweest waar de wethouders naar het balkon werden verwezen. Zij mochten alleen met toestemming van de raad naar beneden komen. Het is goed dat dit in de wet nu anders wordt geregeld.

Wij steunen ook de directe koppeling tussen het opzeggen van vertrouwen en het ontslag van de wethouder.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb met veel interesse naar het betoog van de heer Anker geluisterd. De heer Anker heeft de brief van de staatssecretaris van 15 mei ook gelezen. Daarin wordt voorgesteld het aantal raadsleden alsnog met 10% te verminderen. Wat is zijn mening daarover?

In het Nederlands Dagblad van vandaag heeft fractieleider Arie Slob over het voorstel van de staatssecretaris aangegeven: "No way, dit gaat echt niet gebeuren." Is dat juist? Zo ja, dan ben ik heel benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris.

De heer Anker (ChristenUnie):

De uitspraak is gedaan op 17 mei, dus twee dagen nadat de brief van de staatssecretaris is verschenen. Het was op een vriendendag van de ChristenUnie in dit gebouw. Later op de dag wordt het soms een beetje informeel. Het is inderdaad een afspraak die in het coalitieakkoord staat waar wij nog steeds achter staan.

Er is besloten om de regeling voor fractieondersteuning over te laten aan de lokale democratie. Wij gaan akkoord met die wijziging. Als gemeenten dat graag zelf willen regelen, is dat goed. Er moet echter wel voldoende transparantie zijn. De onduidelijkheden en misstanden die er op dit punt zijn geweest - gelukkig is dat alweer een tijdje geleden -- waren een blamage voor het lokale bestuur. Het is belangrijk om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt.

Het is gerechtvaardigd om de vraag te stellen of het proces van dualisering hetgeen heeft gebracht dat ermee werd beoogd, namelijk versterking van de betrokkenheid van de burger. De fractie van de ChristenUnie durft de stelling aan dat als de verhouding tussen B en W en raadsleden niet in alle gemeenten verder zal worden geprofessionaliseerd, de betrokkenheid van de burger zal afnemen in plaats van toenemen. Men moet zich niet verliezen in allerlei duale spelletjes over wie voorop de wagen mag zitten, wie eindverantwoordelijk moet zijn en wie wat gaat voorzitten. Men moet de stad weer gaan besturen.