Gewijzigd antwoord op de feitelijke vragen over omzetten van landbouwgronden in natuur
26 juni 2008 - kamerstuk
Kamerbrief met antwoorden op Kamervragen waarin de minister meldt dat de komende dertig jaar zo'n vier procent aan landbouwgrond wordt ontrokken voor onder meer woningbouw, bedrijven- en natuurterreinen.
Meer informatie
*
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Directie Platteland
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Platteland
Willem Witsenplein 6
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3785004
Fax: 070 - 3786120
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
22 mei 2008 32100-14 DP. 2008/899 25 juni 2008
onderwerp bijlagen
Gewijzigd antwoord op de feitelijke 1
vragen over omzetten van
landbouwgronden in natuur
Geachte Voorzitter,
Bijgaand stuur ik u een gewijzigd antwoord op de feitelijke vragen die de vaste commissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij heeft voorgelegd in haar brief van 22 mei
2008. Antwoord 7 is aangepast.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Schriftelijke beantwoording van feitelijke vragen van de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal over omzetten van landbouwgronden in natuur.
Kamerstuknummer: 31200-14
Ontvangen 23 mei 2008
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de vaste commissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit ten behoeve van het algemeen overleg van de commissie over
omzetten van landbouwgronden in natuur. Ik beantwoord uw vragen in de door de commissie
aangegeven volgorde.
1
In het schriftelijk verslag over de brief inzake de grondprijsmonitor schrijft u dat er in de jaren 2007
tot en met 2013 in totaal 22.526 hectare zal worden aangekocht ten behoeve van RodS en EHS
(3218 hectare per jaar). Is dit in lijn met de recente uitspraak in het LEI-rapport dat er de komende
30 jaar ongeveer 4% aan landbouwgrond zal worden onttrokken? Kunt u over de bevindingen van
het LEI-rapport een nadere onderbouwing geven?
In het LEI-rapport is rekening gehouden met dit huidige beleid voor aankopen van grond voor
natuurdoeleinden (stand per 1 januari 2005: 45.000 ha te gaan) (punt 5 op bladzijde 33). De
verwachting is dat de komende 30 jaar ongeveer 4% landbouwgrond wordt onttrokken. Dit
percentage is onder meer gebaseerd op de voorspelde bevolkingsgroei, het verwachte aantal
woningen, nieuwe arealen bedrijventerreinen, een uitbreiding van de infrastructuur en de uitbreiding
van het areaal natuurterreinen (punten 1 tot en met 7 bladzijde 31 tot en met bladzijde 33).
2
In een gezamenlijke notitie van LNV en OS "landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid"
wordt als één van de oorzaken over de stijgende voedselprijzen genoemd een inkrimpend landbouwareaal.
Wat betekent deze conclusie voor het beleid van u ten aanzien van het onttrekken
van landbouwgronden voor natuurontwikkeling?
Het landbouwareaal in Nederland loopt met ongeveer 9.000 hectare per jaar terug. Op het
wereldtotaal aan landbouwgrond is dit erg weinig. Ik heb met u afgesproken om de EHS te
realiseren en dat ga ik ook doen. Ik maak me er wel zorgen over dat in derdewereldlanden de
landbouw veel minder productief is dan ze zou kunnen zijn. Daarom heb ik met mijn collega
Koenders afgesproken om extra te investeren in de landbouw in deze landen.
3
Kunt u een reactie geven op de uitspraak van het IPO dat "het aantal hectares EHS niet meer heilig
is" (gedaan in het rondetafelgesprek), met andere woorden dat het IPO de kwantitatieve doelstellingen
wil loslaten? Hoe schat u de effecten van deze uitspraak in op het draagvlak voor de
realisatie van de EHS?
De uitspraak van het IPO moet, naar ik aanneem, worden gezien in het licht van de stijgende
prijzen van landbouwgrond. Het huidige rijksbudget voor grondverwerving zou onvoldoende zijn
om de kwantitatieve taakstelling van de EHS te realiseren. Het IPO pleit ervoor om flexibel met de
hectares om te gaan.
Conform het beleid van dit kabinet blijft mijn streven om de EHS in 2018 kwantitatief klaar te
hebben.
In dit verband heb ik met de provincies in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied
(ILG) prestatieafspraken gemaakt en heb ik daarvoor budget aan de provincies beschikbaar
gesteld. Binnen het beschikbare budget proberen provincies door een integrale en gebiedsgerichte
aanpak de afspraken na te komen. Door de stijgende prijzen van landbouwgrond komen
die afspraken wel onder druk te staan. Grotere flexibiliteit van de hectares tussen de provincies
zou een optie kunnen zijn. Bij de midterm review van het ILG zal ik met de provincies de voortgang
van de EHS bezien en daarmee de eventuele mogelijkheden om flexibel met de hectares om
te gaan. Ik weet niet hoe ik het effecten van de uitspraak van het IPO moet inschatten, maar ik
hoop dat deze niet groot zijn.
4
Kunt u de gegevens, aangedragen door LTO Nederland in een aangeleverd overzicht van nog te
ontrekken hectares landbouwgrond, onderschrijven?
Het overzicht van LTO Nederland is - zoals door hen aangegeven - een quick scan. Het draagt ook
het karakter van een snelle inventarisatie, gezien het grote aantal dubbeltellingen en het grote
aantal ontbrekende projecten (er staan relatief weinig provinciale en gemeentelijke plannen op).
LTO had gemeld dat het om projecten gaat aanvullend op de EHS en RodS en ander vigerend
rijksbeleid. Ik herken echter in het overzicht circa 45.500 hectare LNV-beleid waarvan circa 18.000
hectare in het provinciale deel (EHS, RODS en GIOS) en 27.500 hectare LNV-beleid in het onderdeel
"Nederland" (EHS, robuuste verbindingen). Deze projecten zijn alle onderdeel van het vigerende
beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte.
In het overzicht zijn ook projecten opgenomen die onder de verantwoordelijkheid vallen van
andere ministeries: circa 4600 hectare veiligheid/ruimte voor de rivier; 6.000 tot 8.000 hectare
Kaderrichtlijnwater/ WB 21 (VenW); aanleg van spoorlijnen (VenW) en verdroging met een
onbenoemde oppervlakte (VROM). Voorts heeft een deel van de projecten betrekking op natuurcompensatie
vanwege de aantasting c.q. beslag op bestaande natuurgebieden als gevolg van
onder meer infrastructuurprojecten. De overige projecten zijn geen rijksbeleid. Een deel van deze
projecten heeft betrekking op de door het Rijk gewenste rood-groen balans.
5
Kunt u een definitieve lijst van alle projecten en plannen in Nederland geven waarbij landbouwgrond
wordt omgezet in nieuwe natuur?
Daarbij graag aangeven:
a. Welke projecten vallen binnen de afspraken van de EHS en welke niet?
b. Om hoeveel hectare landbouwgrond gaat het per project?
c. In welke provincie ligt het project?
d. In welk stadium van besluitvorming bevindt zich het project?
e. Wat is de verantwoordelijkheid en betrokkenheid van het Rijk bij deze afzonderlijke projecten?
Het is voor mij niet mogelijk uw vraag te beantwoorden. Provincies voeren de regie over de ILG-
afspraken. De gemaakte ILG-afspraken zijn gebaseerd op te leveren prestaties en beleidskaders
(begrenzingen), niet op concrete projecten. Daardoor rapporteren de provincies ook op basis van
hectares en niet op basis van projecten.
Naast realisatie van het in het ILG afgesproken beleid (EHS, RODS, robuuste verbindingen,
Deltanatuur) wordt ook door andere overheden (andere ministeries, provincies, gemeenten en
waterschappen) en door particulieren gewerkt aan het realiseren van hun eigen doelen. In dat
kader kan, maar hoeft niet altijd, sprake zijn van een functieverandering van landbouwgrond.
6
Waarom worden de Zuiderdieppolders toch aangemerkt als waterbergingsgebieden, terwijl deze
daarvoor in de praktijk niet geschikt zijn, omdat het enkele van de jongste polders zijn waar de
grond hoger ligt dan in de oudere polders?
De Zuiderdieppolders is één van de projecten van Deltanatuur, natte natuur die recreatiemogelijkheden
biedt aan de Randstad en die - waar mogelijk - een bijdrage levert aan het verminderen van
de wateroverlast (ICES 1999). Waterberging is voor dit specifieke gebied niet aan de orde. In de
integrale planuitwerking voor dit gebied is gekozen voor de variant die het huidige waterkwaliteitsprobleem
van het Zuiderdiep oplost.
7
Klopt het dat het kabinetsbesluit tot aanleg van 3.000 hectare nieuwe natuur inmiddels is teruggebracht
tot 2.400 hectare?
De oorspronkelijke taakstelling van 3.000 ha natte natuur in de Zuid-Hollandse Delta is in overleg
met de provincie Zuid-Holland verlaagd naar 2.400 ha. Deze taakstelling was reeds opgenomen in
het Meerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland (MJP/AVP) dat met de Tweede Kamer is
gecommuniceerd. De ILG Bestuursovereenkomst tussen Rijk en ZH is gebaseerd op de taakstellingen
uit het MJP/AVP. De resterende 600 ha is voor het grootste deel toegedeeld aan natuurontwikkeling
in de Maas, in het bijzonder ten gunste van 460 ha Zandmaas Pakket II.
8
Is binnen de totale natuuropgave van 2400 of 3000 ha, de creatie van 400 ha natte natuur in de
Zuiderdieppolders ook een keuze van het Rijk of kan de provincie Zuid-Holland in vrijheid nog tot
een ander afweging komen?
De regie voor het project Deltanatuur ligt bij de provincie Zuid-Holland. De provincie is weloverwogen
tot de locatiekeuze gekomen en deze is als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur
opgenomen in de Nota Ruimte waardoor de provincie alleen in afstemming met het Rijk tot een
andere afweging kan komen.
9
Bent u van mening dat de implementatie van de Kaderrichtlijn Water een lidstaat ertoe verplicht
om wisselingen in het zoutgehalte van een watergang ten gevolge van zoute kwel uit de Noordzee
aan te pakken? Zo ja, wat zijn hiervoor dan de argumenten?
De Kaderrichtlijn Water verplicht lidstaten ertoe om de nodige maatregelen te nemen om in 2015
een goede toestand van oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen te bereiken. De
Kaderrichtlijn Water verplicht de lidstaten om hiertoe de waterkwaliteitsdoelstellingen vast te
leggen. De lidstaat maakt daarbij zelf de keuze voor een zout-, brak- of een zoetsysteem en is
vervolgens in principe verplicht die waterkwaliteitsdoelstellingen te realiseren. Voor wateren met
sterke schommelingen in zoutgehalte moet een keuze worden gemaakt. De richtlijn kent echter
uitzonderingen, waarmee de termijn kan worden verlengd of de doelstellingen kunnen worden
verlaagd, bijvoorbeeld als natuurlijke omstandigheden een tijdige verbetering beletten of als het
bereiken van de doelstellingen niet haalbaar (klimaatverandering) of onevenredig kostbaar is. In
de stroomgebiedbeheersplannen, die thans worden voorbereid, moet het toepassen van zo'n
uitzondering gemotiveerd worden.
10
Zo neen, bent u van mening dat bovenstaande verwijzing naar de Kaderrichtlijn Water ter
motivering van de aanwijzing van een nieuw natuurgebied in het kader van nationaal beleid, tot
onbegrip en verminderd draagvlak van de burgers en van de gemeenten voor het Europees beleid
kan leiden?
De Kaderrichtlijn Water is geen aanleiding voor het aanleggen van nieuwe natuurgebieden. Wel
wordt volgens bestaand beleid nog een aantal natuurgebieden aangelegd. Door voor deze natuurgebieden
de waterkwaliteitsdoelstelling in het kader van de implementatie van de KRW vast te
stellen, lopen de realisatie van de natuur- en de KRW-doelen gelijk op. Slim combineren doet mijns
inziens geen afbreuk aan het draagvlak van Europees beleid.
11
Is er voor de nieuwe te realiseren natuur in de Zuid-Hollandse delta een voorlopige toets dan wel
passende beoordeling gemaakt als bedoeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn, aangezien dit reeds
in 2003 voor een belangrijk deel is aangemeld als Natura 2000-gebied?
Ja, voor de afzonderlijke Deltanatuur projecten wordt een natuurbeoordeling (Natuurbeschermingswet/
Vogel- en Habitatrichtlijn, Flora- en faunawet) gemaakt. Vaak wordt deze opgenomen in
de milieu-effectrapportage (MER). Wanneer negatieve effecten op kunnen treden, dan moet de
initiatiefnemer een vergunningaanvraag indienen.
12
In hoeverre kunnen vormen van agrarisch natuurbeheer een volwaardig alternatief zijn voor het in
stand houden van de biodiversiteit in Nederland?
Het in stand houden van de biodiversiteit in Nederland is belangrijk en daar passen mijns inziens
verschillende instrumenten bij. Agrarisch natuurbeheer is er hier één van. Vooral voor natuurwaarden
die verbonden zijn aan landbouwgrond is agrarisch natuurbeheer als instrument onmisbaar.
In deze landschappen wordt agrarisch natuurbeheer dan ook veel ingezet voor de
instandhouding van de biodiversiteit. Buiten de agrarisch beheerde landschappen zie ik minder
mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer.
13
Klopt het dat de stand van weidevogels positiever is in gebieden met veeteelt dan in gebieden met
exclusieve natuur (niet half-natuurlijk)?
Nee, zo kan dat niet worden gesteld. In gebieden die onttrokken zijn aan de landbouw zijn de
weidevogeldichtheden het hoogst en de ontwikkelingen het meest positief. Echter, de meeste
weidevogels in absolute aantallen zitten in gangbare landbouwgebieden. Hier zit meer dan de
helft van de weidevogels. In landbouwgebieden valt dus de meeste winst te behalen wat betreft
het behoud van de weidevogels.
14
Kan er inzicht gegeven worden in de kosten-baten analyse van enerzijds ontwikkeling en beheer
van (nieuwe) natuur versus agrarisch natuurbeheer? Wilt u daarbij zowel aandacht besteden aan
de financiële kosten en baten als ook aan de kosten en baten voor de biodiversiteit?
Het gaat hierbij om het verschil tussen natuurrealisatie door functieverandering of door middel
van agrarisch natuurbeheer. Bij functieverandering verandert de functie van landbouwgrond in die
van natuur. Hiervoor ontvangt de eigenaar een vergoeding voor de waardedaling die gepaard
gaat met die verandering, alsmede vergoedingen in de kosten van inrichting en voor beheer.
Bij agrarisch natuurbeheer blijft de grond zijn agrarische functie behouden en ontvangt de
eigenaar een vergoeding voor het natuurbeheer alsmede een vergoeding voor inkomstenderving.
De financiële kosten zijn derhalve slecht vergelijkbaar. Dit geldt ook voor de biodiversiteit. Bij
functieverandering worden in het algemeen andere natuurdoelen nagestreefd dan bij het
agrarisch natuurbeheer. Daarom zijn voor een vergelijking kosten-baten analyses als methodiek
minder geschikt.
15
In hoeverre vormen de ontwikkeling van kleinschalige en versnipperd gelegen nieuwe natuurgebieden
een bijdrage aan de samenhang van gebieden binnen Natura 2000?
In het kader van Natura 2000 worden geen kleinschalige, versnipperd gelegen nieuwe natuurgebieden
ontwikkeld. Ook binnen de EHS is het beleid er niet op gericht om kleinschalig en
versnipperd gelegen nieuwe natuur aan te leggen.
16
Is in het kader van de realisatie van de EHS-doelstellingen het behalen van het aantal ha van
ondergeschikt belang t.o.v. het behalen van de beoogde natuurwaarden?
Nee, zowel het behalen van het aantal hectares als van de beoogde natuurwaarden zijn van groot
belang.
17
Moet Nederland de instandhoudingsdoelen in het kader van Natura 2000 binnen één bepaald
gebied realiseren of binnen het grondgebied van het gehele land? Is compensatie wellicht ook
mogelijk binnen Europa?
De Habitatrichtlijn bepaalt dat de lidstaten alle habitattypen en soorten waarvoor de lidstaten een
verantwoordelijkheid hebben in een gunstige staat van instandhouding moeten behouden of
daarnaar moeten streven als de staat van instandhouding niet gunstig is. Daartoe moeten de
lidstaten instandhoudingsdoelstellingen (Natura 2000-doelen) formuleren.
Het Natura 2000 Doelendocument bevat de Natura 2000-doelen op landelijk niveau. Vervolgens
zijn deze landelijke doelen uitgewerkt in instandhoudingsdoelen per gebied. Uitgangspunt is dat
de gebiedsdoelen binnen het betrokken gebied gerealiseerd moeten worden, waarbij de locaties
zijn gekozen op grond van de realiseerbaarheid van de doelen.
Compensatie binnen Europa is niet mogelijk omdat iedere lidstaat zijn eigen nationale Natura
2000-opgaven heeft.
18
Is bij de vernatting van gebieden voldoende rekening gehouden met klimaatverandering en de
daarmee samenhangende volksgezondheidsaspecten zoals de opkomst van de malariamug?
De ontwikkeling van natuur en waterpartijen in woonwijken en van grotere natuurgebieden,
inclusief de ontwikkeling van gebieden met brak water, zal - volgens deskundigen - niet leiden tot
terugkeer van epidemische malaria in Nederland.
19
De Nota Ruimte stelt dat binnen de EHS het 'nee, tenzij' regime van kracht is. Wanneer een
ingreep onvermijdelijk blijkt dan is compensatie aan de orde. Geldt er ook dat compensatie vereist
is voor ingrepen buiten de EHS, maar die mogelijk gevolgen hebben voor natuurwaarden binnen
de EHS?
Ingrepen buiten de EHS worden niet beoordeeld op hun effecten op de wezenlijke kenmerken en
waarden binnen de EHS. Voor dergelijke ingrepen is dus ook geen compensatie van waarden in de
EHS aan de orde. Als het EHS-gebied tevens Natura-2000 gebied is, dan geldt de externe werking
conform de Natuurbeschermingswet. Verder geldt voor ammoniak ook de Wet ammoniak en
veehouderij (Wav).
20
Kunt u in een overzicht aangeven ten aanzien van welke projecten die in uitvoering zijn genomen
c.q. waarvan de planvorming ver is gevorderd, natuurcompensatie is vereist? Kan daarbij worden
aangegeven of het een project of plan betreft waarbij sprake is van:
*
een ingreep binnen de EHS?
*
een ingreep buiten de EHS, maar met mogelijk gevolgen voor de EHS respectievelijk een
Natura 2000 gebied?
In het kader van de Spelregels EHS hebben Rijk en provincies afgesproken dat het registreren van
de voortgang van compensatieprojecten een taak van de provincies is. Zij ontvangen jaarlijks een
rapportage over de voortgang van compensatieverplichtingen van gemeenten die dat aangaat. De
provincie voegt daarbij informatie over de compensatieprojecten waarvoor zij bevoegd gezag is.
Ingrepen buiten de EHS met mogelijke gevolgen voor de EHS zijn overigens niet compensatieplichtig
in het kader van het EHS-beleid.
In een beperkt aantal projecten met betrokkenheid van het Rijk is er sprake van negatieve gevolgen
voor Natura 2000-gebieden en is compensatie vereist geweest: aanleg van de Tweede
Maasvlakte, de aanleg van een energiecentrale in de Eemshaven, Blauwe Stad Groningen en de
tweede vaarwegverbreding van de Westerschelde.
21
Geldt nog steeds het uitgangspunt voor begrenzing van de EHS dat zoveel mogelijk zal worden
begrensd zodanig dat externe buffering van de natuurgebieden niet nodig is? Kan inzicht worden
gegeven in knelpunten die zich hierbij voordoen?
Ja, dat uitgangspunt geldt nog steeds. Het niet hanteren van externe buffering kan effect hebben
op de kwaliteit van de te begrenzen natuur. De aard en omvang is sterk afhankelijk van de lokale
omstandigheden.
22 en 23
Kan natuurcompensatie plaatsvinden door functiecombinaties: landbouwproductie en natuur?
Welke eisen moeten daaraan worden gesteld?
Kunnen functiecombinaties en samenwerking van landbouwproductie met ontwikkeling en
behoud van natuurwaarden dienen als compensatie voor aantasting van natuurwaarden binnen
de EHS en daarmee bijdragen aan zowel verbetering van biodiversiteit als het behoud van
landbouwproductie en cultuurlandschappen?
Uitgangspunt bij compensatie is: geen nettoverlies aan wezenlijke kenmerken en waarden van het
betreffende gebied in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. Vanuit dat oogpunt is compensatie
via een functiecombinatie van landbouwproductie en natuur (agrarisch natuurbeheer)
mogelijk, wanneer de verloren gegane waarden gebaseerd zijn op een dergelijke functiecombinatie.
In dat geval zal een provincie elders op een nieuw areaal de provinciale Subsidieregeling
Agrarisch Natuurbeheer openstellen, om daarmee gelijkwaardige natuur terug te brengen.
Aandachtspunt ten aanzien van de realisatie van een dergelijke vorm van compensatie is dat de
realisatie van agrarisch natuurbeheer op basis van vrijwilligheid gebeurt.
24
Is het nodig voor behoud/herstel van biodiversiteit nog meer ha's landbouwgrond om te zetten in
natuur boven op de EHS-taakstelling (150.000 ha nieuwe natuur als uitbreiding bestaande natuurgebieden
en 27.500 ha nieuwe natuur door robuuste verbindingszones)? Zo ja, waarop baseert u
dat?
Nee, zoals ik het nu zie is het niet nodig om meer hectares landbouwgrond (dan voorzien in het
beleid) om te zetten in natuur. Hierbij speelt mee dat de realisatie van het doel van het natuurbeleid
kwantitatief gerealiseerd moet zijn in 2018. Kwaliteitsverbetering van de natuur is voor mij
hierbij een speerpunt in de komende jaren.
25
Kunt u inzicht geven in het ruimtebeslag op landbouwgrond van projecten voor realisatie van
recreatie- en woongebieden waarbij in combinatie hiermee water en groen (natuur) worden
aangelegd? Wat is hiervan de oppervlakte voor water en groen?
Voor zover het een combinatie van recreatiegebieden en aanleg van Groen om de stad (RODS)
betreft, zijn afspraken gemaakt in het kader van het ILG-contract met de provincies. Landelijk
betreft het aanleggen van groen om de stad 16.000 hectare, conform Rijksbeleid, verspreid over de
provincies Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Holland en Gelderland. EHS wordt in principe niet aangelegd
in combinatie met woongebieden; voor de situering van de EHS gelden andere overwegingen.
Voor zover in deze gebieden geen rijksbeleid aan de orde is, bestaat geen verantwoordelijkheid
en inzicht in de gevraagde oppervlakten. Ik wil onderstrepen dat de aanleg van recreatiegroen of
recreatiewater in de omgeving van nieuwe woningbouwlocaties in het belang van de bewoners is,
om daarmee te voldoen aan de maatschappelijke vraag naar meer 'groen'.
26
Het is bekend dat in Zuid-Holland de provincie in het afwegingsproces van projecten en plannen
waardoor landbouwgrond wordt omgezet in natuur en water gebruik heeft gemaakt van een
Landbouw Effect Rapportage. Acht u dit een bruikbaar instrument en stimuleert of ondersteunt u
het gebruik hiervan door overheden?
In algemene zin staat het overheden vrij om een keuze te maken welk instrument zij in deze
kiezen. Navraag bij de provincie Zuid-Holland heeft mij geleerd dat zij het instrument niet kennen.
DLG en Kadaster hebben in het kader van een pilot 'innovatieve producten' bekeken of een
Landbouweffectrapportage toegevoegde waarde kan hebben. De conclusie was dat er geen
toegevoegde waarde was ten opzichte van wat bij inrichtingsprojecten al bekend is.
27
Bent u van mening dat voor integrale projecten woningbouw, recreatie met natuur en/of water de
complexwaarde als basis voor schadeloosstelling van grondeigenaren zou moeten gelden.
Voor integrale projecten, waarin voor meerdere - verschillend renderende - doelen, grondverwerving
noodzakelijk is, kán besloten worden tot het hanteren van een 'complexwaarde'. Het is aan
de bij zo'n project betrokken partijen om daartoe te besluiten. In voorkomende gevallen wordt
veelal een advies van deskundigen gevraagd. Deskundigen betrekken bij hun advies bestaande
jurisprudentie ten aanzien van het hanteren van complexwaarde.
'Complexwaarde' is een begrip uit het onteigeningsrecht. Er is sprake van een 'complex' als
meerdere - verschillend renderende - doelen in samenhang, tegelijkertijd (en in één exploitatie)
worden gerealiseerd. Alle opbrengsten van het project worden samengeteld, waarna alle kosten
ervan worden afgetrokken. Het saldo, gedeeld door het oppervlak, levert de gemiddelde grondprijs,
ook wel genoemd: residuele grondwaarde.
28
Is het zinvol om in Nederland een grondbank in te richten ten behoeve van compensatiedoeleinden?
De nadere invulling van de regels voor compensatie ten behoeve van de uitvoering is een taak van
de provincies. Het inrichten van een grondbank is een mogelijke invulling. Het is echter aan de
individuele provincies, als uitvoerders van het EHS-beleid, om dat te doen.
Mocht een provincie ervoor kiezen om een grondbank in te richten, dan geldt daarbij wel een
belangrijk aandachtspunt. Aantasting van de EHS moet gecompenseerd worden met gelijksoortige
en gelijkwaardige natuur. Gezien de grote diversiteit aan soorten natuur in nagenoeg alle
provincies kan zeker niet gegarandeerd worden dat een grondbank in alle gevallen aan de eisen
voor compensatie voldoet. Per ingreep zal dus altijd beoordeeld moeten worden welke vorm van
compensatie nodig is en in hoeverre daarbij gebruik gemaakt kan worden van een grondbank.
29
Bestaan er nog voldoende compensatiemogelijkheden voor uit te kopen agrarisch ondernemers?
Kan daarbij worden gegarandeerd dat kwaliteit van de compensatiegrond hetzelfde is als de
landbouwgrond die wordt opgeofferd voor nieuwe natuur?
Momenteel beschikt het Bureau Beheer Landbouwgronden in kwantitatieve zin over voldoende
'ruilgronden' om agrarische ondernemers te compenseren. In kwalitatieve zin is het compenseren
altijd een kwestie van maatwerk: voldoende hectaren aaneen gelegen, de juiste grondslag en
adequate bedrijfsgebouwen dan wel een adequaat bouwblok. 'Garantie' is in dezen niet echt aan
de orde: als het aanbod - kwalitatief of kwantitatief - niet acceptabel is voor de verplaatser, komt
er geen overeenkomst tot stand. In samenwerking met Domeinen Onroerend Goed worden al vele
jaren geschikte uitplaatsinglocaties samengesteld.
30
Onderschrijft u het advies van de Raad voor het Landelijke Gebied 'De mythologie van onteigening',
waarin onder andere wordt geadviseerd om volledige schadeloosstelling als basis te nemen
voor compensatie van grondeigenaren die moeten wijken voor realisatie van de EHS?
Ik bereid een kabinetsreactie op dit advies voor.
31
Is het waar - zoals in het rondetafelgesprek door professor Schaminee werd opgemerkt - dat de
bijzondere bijdrage van Nederland aan de Europese biodiversiteit voor het overgrote deel te
danken is aan half-natuurlijke landschappen? Impliceert het 'half-natuurlijke' karakter van de
doelnatuur dat bepaalde menselijke activiteit nodig is om deze toestand te bereiken?
Ja, de bijzondere bijdrage van Nederland aan de Europese biodiversiteit is inderdaad voor een zeer
belangrijk deel (behoudens een aantal meer natuurlijke gebieden als Wadden, Noordzee, Delta, de
meer natuurlijke delen van kustduinen, van het rivierengebied en elementen als zandverstuivingen)
te danken aan halfnatuurlijke landschappen. De achtergronddocumenten voor Natura
2000 (waaronder de boeken: Habitattypen van de Habitatrichtlijn, Gebieden van de Habitatrichtlijn,
en Soorten van de Habitatrichtlijn) maken dit op overtuigende wijze duidelijk.
Het halfnatuurlijke karakter impliceert inderdaad dat bepaalde menselijke activiteiten nodig zijn
om deze toestand te handhaven. Zo is voor behoud van halfnatuurlijke graslanden, heideterreinen
(etc.) periodiek beheer noodzakelijk voor de instandhouding van natuurwaarden.
Kunt u aangeven welke bijdrage aan de biodiversiteit die afhankelijk is van half-natuurlijk landschap
wordt geleverd in:
a. gebieden waar niet gesubsidieerde economische dragers het beheer hebben (ondernemers
en particulieren zoals agrariërs en landgoedeigenaars, denk aan gebieden als Twente);
b. gebieden waar economische dragers het beheer hebben met als secundaire inkomstenbron
subsidies (gesubsidieerd agrarisch beheer bijvoorbeeld)'
c. gebieden waar het beheer wordt gevoerd door instanties die primair afhankelijk zijn van
Rijksgelden voor aankoop en beheer van gebieden?
De bijdrage aan Europese biodiversiteit die afhankelijk is van halfnatuurlijke landschappen in
Nederland wordt met name gerealiseerd in gebieden waar het beheer wordt gevoerd door
instanties die primair afhankelijk zijn van Rijksgelden (categorie c). Dit is omdat voor optimaal
beheer van halfnatuurlijke natuur veelal maatregelen nodig zijn die niet eenvoudig inpasbaar zijn
in de hedendaagse agrarische bedrijfsvoering, of omdat deze maatregelen specifieke apparatuur
en/of opleidingen vergen.
In de gebieden categorie b, waar economische dragers het beheer hebben met als secundaire
inkomstenbron gesubsidieerd agrarisch natuurbeheer wordt bij de zwaardere beheersmaatregelen
een bijdrage aan het beheer van biodiversiteit gebonden aan halfnatuurlijke landschappen
geleverd. Bij de lichtere beheersmaatregelen is die bijdrage gering.
In de gebieden categorie a, waar niet gesubsidieerde dragers het beheer hebben is die bijdrage
aan het behoud van de halfnatuurlijke biodiversiteit laag tot nihil. Veelal zal er geen sprake (meer)
zijn van biodiversiteit gebonden aan halfnatuurlijke landschappen die een bijzondere bijdrage
leveren aan de Europese biodiversiteit, maar van intensief gebruikte gebieden waar de natuurwaarden
beperkt zijn tot overhoekjes en/of slootkanten.
Overigens krijgen veel landgoedeigenaren een vergoeding voor natuurbeheer.
33
Kunt u aangeven welk aandeel van de overheidsuitgaven onder de noemer natuur (van Rijk en
mede-overheden) gericht is op elk van de drie bovengenoemde categorieën, en welk aandeel is
gericht op behoud en realisatie van exclusieve natuur?
Bij de beheersuitgaven voor de EHS worden de volgende categorieën gehanteerd: beheer door
particuliere natuurbeschermingsorganisaties, particulier natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer,
beheer door Staatsbosbeheer en beheer door derden.
Van de taakstelling in hectares op het gebied van beheer EHS wordt 34% uitgegeven aan beheer
door particuliere natuurbeschermingsorganisaties, 6% door particulier natuurbeheer, 17% door
agrarisch natuurbeheer, 27% door Staatsbosbeheer en 19% door derden.
34
Het RPB stelt in zijn gespreksnotitie voor het rondetafelgesprek van 15 mei jl. dat de afgelopen
decennia landbouw en natuur steeds minder elkaars 'meekoppelend belang' zijn geworden. Erkent
u de noodzaak van een actief grondbeleid voor het behalen van de door het kabinet vastgestelde
natuurdoelen?
In het kader van het ILG is het grondbeleid neergelegd bij de provincies. Binnen de afspraken die
ik met de provincies heb gemaakt voeren de provincies reeds een actief grondbeleid. Zij zijn in het
kader van hun integraal en gebiedsgerichte beleid actief bezig met het zoeken naar meekoppeling
tussen onder andere landbouw en natuur. Maar ook andere kansen voor meekoppeling worden
hierbij betrokken zoals milieu, water en ruimte.
35
Kunt u een overzicht geven van het aantal landbouwhectares dat nodig is ten behoeve van omzetting
naar natuur, uitgesplitst naar aard van de natuurdoelen van de rijksoverheid (onder andere
EHS, Natura 2000), met in dit overzicht meegenomen hoe deze 'natuurclaim' zich verhoudt tot
andere claims op het landbouwareaal?
Voor de realisatie van de EHS in 2018 moet nog bijna 37.000 ha worden verworven (stand per
1 januari 2007). Voor Natura 2000 hoeft geen grond te worden aangekocht, tenzij als compensatie
voor aantasting van bestaande Natura 2000-gebieden.
Momenteel wordt er jaarlijks circa 3.500 hectare verworven ten behoeve van de EHS. Dit gaat voor
het merendeel ten koste van het landbouwareaal. Het landbouwareaal neemt jaarlijks met circa
9.000 hectare af. Hiermee legt tot 2018 verwerving ten behoeve van de EHS, na de woningbouw,
de grootste claim op de landbouwgrond.
36
Kunt u aangeven hoeveel oppervlakte van het Groene Hart na realisatie van de EHS de functies EHS
c.q. Natura 2000-natuur, landbouw en rode functies zal omvatten?
Dat is op dit moment niet mogelijk. De provincies voeren het rijksbeleid uit conform de afspraken
in het ILG. Daardoor heb ik geen directe verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering
van de (uiteindelijke begrenzing van de) EHS.
Naast realisatie van het LNV- en VROMbeleid (EHS, RODS) wordt door andere overheden (andere
ministeries, provincies, gemeenten en waterschappen) en door particulieren gewerkt aan het
realiseren van hun beleidsdoelen. In dat kader vindt veelal ook een functieverandering van landbouwgrond
plaats. Hiervoor draag ik geen verantwoordelijkheid.
Voor wat betreft de rode functies: deze worden in sterke mate bepaald door de invulling van het
begrip migratiesaldo-nul. De Groene Hart provincies werken dit de komende tijd nader uit.
Voor het overige merk ik op dat al deze functiewijzigingen vooraf zijn gegaan door democratische
besluitvorming in de daarvoor aangewezen bestuurslagen. Tevens wil ik u erop wijzen dat er
sprake is van overlap tussen hectaren Natura 2000, EHS en landbouwgrond. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de agrarische beheersgronden.
37
Is er naar aanleiding van het debat over het realiseren van nieuwe natuur ten gunste van de EHS
het voornemen om het beleid aan te passen ten aanzien van het niet indexeren van het budget
voor de aankoop van gronden?
Mijn streven blijft om conform het kabinetsbeleid de EHS in 2018 kwantitatief gereed te hebben.
Door de stijgende grondprijzen van landbouwgrond wordt dit met de beschikbare middelen een
zware opgave. Ik zal mij er in deze kabinetsperiode voor inzetten om de kwantitatieve, maar ook
kwalitatieve ambities voor de EHS binnen de grenzen van wat haalbaar en betaalbaar is, waar te
maken en waar nodig verder uit te werken. Ik kan dat niet alleen. Ik zal de komende tijd daarom
ook met alle betrokken partijen in overleg treden om te bezien hoe deze opgave moet worden
aangepakt.
38
Wat is de huidige opgave voor het van agrarisch natuurbeheer bij de realisatie van de EHS?
De huidige opgave voor agrarisch natuurbeheer binnen de EHS in 2018 is 90.000 hectare (en
20.000 hectare buiten de EHS). Daarnaast wordt met agrarisch natuurbeheer ook nog 35.000
hectare ganzenopvang gerealiseerd binnen de EHS (en 30.000 hectare buiten de EHS).
De taakstelling voor particulier beheer (is beheer door particulieren met functiewijziging) in 2018
is 42.800 hectare binnen de EHS.
39
Kunt u aangeven of de interesse en de resultaten van het agrarisch natuurbeheer aanleiding geven
om de afspraken zoals gemaakt bij de 'omslag' te heroverwegen? Kunt u hierbij de ontwikkelingen
in Gaasterland betrekken waar de natuurontwikkeling stokt (zoals wordt gemeld in het artikel van
dinsdag 6 mei jl. in het Friesch Dagblad)?
Kunt u bij het beantwoorden ook het recente onderzoek van Alterra betrekken, waarbij een relatie
wordt gelegd tussen stijgende prijzen voor landbouwproducten en afnemende interesse voor
agrarisch natuurbeheer?
Bij de 'omslag' (42.800 ha) is sprake van beheer door particulieren in plaats van aankoop ten
behoeve van de terreinbeherende organisaties. Deze omslag heeft nauwelijks betrekking op het
agrarisch natuurbeheer. De tegenvallende resultaten geven mij geen aanleiding tot heroverweging
van mijn beleid omdat ik particulieren blijf zien als een belangrijke partner voor het
realiseren van het natuurbeleid. Aan het einde van deze zomer zullen bijeenkomsten worden
georganiseerd waarbij particulieren, provincies, terreinbeheerders en mijn ministerie zullen
inventariseren waar de knelpunten liggen en waarbij oplossingen worden aangedragen.
Bij het experiment Gaasterland verloopt de realisatie van de 'lichte' doelen (agrarisch natuurbeheer
en ganzenopvang) goed, maar de realisatie van de 'zware' doelen (zoals bos, heide en
vennen) loopt nog achter. De uitvoerder van het project probeert nu oplossingen te bedenken om
een impuls te geven aan de realisatie van deze 'zware' doelen. Zoals hierboven vermeld, volg ik
samen met alle betrokken partijen dezelfde lijn op het landelijke niveau. Het antwoord op de het
laatste deel van deze vraag wordt gegeven bij vraag 40.
40
Kunt u in verband met het onderzoek van Alterra over het verband tussen stijgende prijzen voor
landbouwproducten en afnemende interesse voor agrarisch natuurbeheer aangeven, hoe de
continuïteit die noodzakelijk is voor het bereiken van natuurdoelen kan worden gegarandeerd?
Ik ga ervan uit dat u het onderzoek van het LEI (Landbouw Economisch Instituut) 'Deelnamebereidheid
agrarisch natuurbeheer bij stijgende landbouwprijzen' bedoelt. Uit het onderzoek blijkt
inderdaad dat de stijgende voedselprijzen, maar ook de stijgende grondprijzen van invloed zijn op
de deelnamebereidheid voor agrarisch natuurbeheer. Overigens wordt de deelnamebereidheid
ook door tal van andere factoren beïnvloed, waaronder de eenvoud van de regeling, ervaringen
met controles, het open staan voor natuurbeheer door de boeren, het goede imago dat agrarisch
natuurbeheer voor de landbouw oplevert, etc. Ik vind het belangrijk dat agrarisch natuurbeheer
aantrekkelijk blijft.
De provincies werken aan een nieuw beheersstelsel voor (agrarisch) natuurbeheer dat eenvoudig,
effectief, maar ook goed inpasbaar en aantrekkelijk voor deelname moet zijn. Ik heb er vertrouwen
in dat met dit nieuwe stelsel de basis wordt gelegd voor de continuïteit die noodzakelijk is
voor het bereiken van de natuurdoelen.
41
Kunt u aangeven hoeveel interesse er vanuit boerenzijde bestaat in het beheren van de resterende
te realiseren nieuwe natuur, indien deze natuur in relatie tot de te behalen doelen vereist dat er
een functiewijziging van een agrarische in een natuurbestemming plaats vindt?
Zoals eerder is gebleken stijgt de hoeveelheid hectaren particulier beheer weliswaar, maar blijft
deze momenteel achter bij de doelstelling. Het is natuurlijk ook een grote stap want functiewijziging
betekent dat grond, waar soms al van generatie op generatie op wordt geboerd permanent
wordt omgezet in natuur. Een dergelijke overstap kost tijd, daar moeten we de ogen niet
voor sluiten. Maar ik wil het wel aantrekkelijker maken door bestaande hobbels te verminderen en
daar waar mogelijk helemaal weg te nemen.
Daartoe heb ik afgesproken om binnenkort om de tafel te gaan zitten met de Federatie Particulier
Grondbezit, met de Stichting Beheer Natuur en Landelijk Gebied, met de provincies en alle andere
betrokken partijen om te bezien wat hiertoe gedaan kan worden. Vooralsnog ga ik ervan uit dat
mijn doelstelling van 42.800 hectare particulier beheer in 2018 gerealiseerd is.
42
Kunt u aangeven - gelet op de tegenstrijdige geluiden op de hoorzitting ter zake - wat de te
verwachte bijdrage aan de biodiversiteitdoelen is van gangbare landbouw voor de wereldmarkt,
hierbij ook rekening houdend met wat het Milieu en Natuur Planbureau in de Natuurbalansen
gemeld heeft over de vogels in het agrarisch gebied en de botanische waarden?
De bijdrage van de gangbare landbouw voor de wereldmarkt aan de Europese biodiversiteitdoelen
is gering omdat deze vorm van landbouw te intensief is voor het behoud van natuurwaarden.
Wellicht zullen plaatselijk (nog) bestaande natuurwaarden langs slootranden en in
overhoekjes zich kunnen handhaven, maar deze zijn veelal van geringe betekenis. Overigens is dit
in overeenstemming met de conclusies van de Natuurbalans 2006 en resp. 2007, waarin geconcludeerd
wordt dat: "...een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang (van weidevogels)
is het intensieve grondgebruik door agrariërs". Daarnaast is het zo dat halfnatuurlijke elementen
die een bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit, nauwelijks nog voorkomen in gebieden
waar gangbare landbouw voor de wereldmarkt uitgeoefend wordt als gevolg van een al jarenlang
verlopend proces van intensivering, schaalvergroting en mechanisering.
43
Kunt u aangeven op welke wijze het GLB in Nederland bij gaat dragen aan behoud en versterking
van biodiversiteit en welke garanties het GLB zal bieden om deze doelen daadwerkelijk te halen?
De Europese Commissie heeft op 20 mei j.l. voorstellen gepresenteerd tot aanpassing van het GLB,
de zogeheten Health Check. Het is de inzet van het kabinet om de GLB-inkomenssteun meer te
koppelen aan maatschappelijke waarden. Het GLB zal in de toekomst niet alleen gericht moeten
zijn op versterking van innovatie en duurzaam agrarisch ondernemerschap, maar ook op het
leveren van publieke diensten op het gebied van bijvoorbeeld landschap, natuur/milieu/biodiversiteit
en waterbeheer.
Tijdens een Algemeen Overleg op 7 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd nog dit jaar een hoofdlijnennotitie
op te stellen waarin de ruimte die de Health Check moet gaan bieden om maatschappelijke
prestaties gerichter te belonen, wordt vertaald naar de Nederlandse situatie (TK 21501-32,
nr. 274). Deze hoofdlijnennotitie zal u inzicht geven in mijn ideeën over inzet van GLB-inkomenssteun
voor maatschappelijke waarden.
44
Welke alternatieven voorziet u ten behoeve van het behoud van biodiversiteit, nu de braakleggingregeling
uit het GLB vervallen is?
In het Kabinetsstandpunt Health Check (dec.2007) heb ik aangekondigd dat er flankerend beleid
komt voor biodiversiteit als de braakleggingregeling komt te vervallen. De braakleggingregeling
was in zijn oorsprong een marktinstrument met een positieve bijwerking voor biodiversiteit. Voor
het oogstjaar 2008 geldt een braakpercentage van nul en er zijn overwegingen voor het afschaffen
van de regeling. Afgelopen jaren zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van
braaklegging op biodiversiteit. Op basis van verzamelde gegevens kan flankerend beleid nog
efficiënter en meer gebiedsgericht worden ingezet. Mijn inzet is dat biodiversiteit behouden kan
worden door de voorziene, gerichte beloning van maatschappelijke prestaties. De wijze waarop
het flankerende beleid wordt ingezet hangt sterk af van de invulling die Nederland geeft aan de
wetsvoorstellen van de Europese Commissie in het kader van Health Check. De Nederlandse
uitwerking wordt beschreven in een hoofdlijnennotitie, genoemd bij vraag 43.
45
Kunt u aangeven hoeveel en welke projecten die de LTO bedoelt bij zijn opsomming van de 70.000
hectare "onnodige natuurontwikkeling" voortkomen uit een natuurontwikkelingsopgave die voortvloeit
uit het natuurbeleid en in het bijzonder de EHS en Natura 2000?
Het overzicht van LTO Nederland heeft nadrukkelijk het karakter van een quick scan, een snelle
inventarisatie. Daarmee zijn diverse dubbeltellingen aan de orde alsook compensatie van de
aantasting van bestaande natuur en wordt ook vigerend rijksbeleid als additioneel aangemerkt.
In het overzicht herken ik circa 45.500 hectare LNV/VROM-beleid, waaronder circa 18.000 hectare
in het provinciale deel (EHS, RODS en GIOS) en 27.500 hectare LNV/VROM-beleid in het onderdeel
"Nederland" (EHS, robuuste verbindingen). Deze projecten zijn onderdeel van het vigerende
beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte. LTO spreekt over 'onnodige natuurontwikkeling'.
Ik ken geen projecten die 'onnodig' zijn. Overigens zijn veel projecten niet primair bedoeld als
natuur, maar voor recreatie.
46
Kunt u aangeven in hoeverre de natuurontwikkelingsopgaven voor de EHS en Natura 2000 elkaar
overlappen?
De bescherming van natuurgebieden loopt via twee sporen: de bescherming van de EHS via de
Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de bescherming van Natura 2000-gebieden via de
Natuurbeschermingswet 1998, gericht op de bijzondere natuurwaarde.
Een van de hoofdlijnen van de Natura 2000-contourennotitie is dat de Nederlandse bijdrage aan
het Natura 2000-netwerk zoveel mogelijk aansluit op het nationale beleid, met name de
realisering van de EHS. Vrijwel alle Natura 2000-gebieden op het land behoren ook tot de EHS.
De natuurontwikkelingsopgaven voor de EHS en Natura 2000 vullen elkaar aan en versterken
elkaar daardoor.
47
In hoeveel van de gevallen waarbij natuurontwikkelingsopgaven voor de EHS en Natura 2000
elkaar overlappen is er daadwerkelijk sprake van natuurcompensatie? In hoeveel van de gevallen
van projectontwikkeling is er sprake van toevalligheid dat ook groen wordt gerealiseerd maar
waarbij de Natuurbeschermingswet geen rol speelt?
Natuurontwikkelingsopgaven in het kader van vigerend beleid, zoals in het geval van EHS en
Natura 2000, overlappen per definitie niet met compensatieprojecten. In de Spelregels EHS, die in
2007 door de Tweede Kamer zijn vastgesteld, is afgesproken dat natuurcompensatie niet kan
worden aangewend om reeds vastgestelde beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld natuurontwikkeling
in de EHS, al dan niet versneld te realiseren. Compensatie binnen de EHS zou er immers toe leiden
dat de EHS in omvang afneemt.
In het algemeen speelt de Natuurbeschermingswet geen rol bij projectontwikkeling waarbij ook
groen wordt gerealiseerd. De Natuurbeschermingswet ziet primair toe op de bescherming van
bestaande natuurwaarden en niet op die van nog te realiseren natuurwaarden.
Over het ontwikkelen van groen zonder relatie met de Natuurbeschermingswet heb ik geen
informatie; dit betreft initiatieven en verantwoordelijkheden van derden.
Om het ontstaan van nieuwe tekorten aan dagrecreatiemogelijkheden te voorkomen, is het van
groot belang dat de andere overheden bij het opstellen van ruimtelijke plannen voor het bouwen
van woningen ('rood') zorgen voor een balans met groen en blauw. Als ik het signaal van LTO zo
kan opvatten, dat de andere overheden daadwerkelijk deze beleidslijn uit de Nota Ruimte in de
praktijk oppakken, dan kan ik daar alleen maar blij mee zijn. Aanleg van groene recreatievoorzieningen
is immers van groot belang voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de
bewoners.
48
Kunt u aangeven of het neergelegde beleid van LNV en Verkeer en Waterstaat terzake van
compensatie van EHS-waarden leidt tot over- danwel ondercompensatie?
Het beleid ten aanzien van compensatie is erop gericht om natuurwaarden die verloren gaan als
gevolg van een ingreep te compenseren met gelijksoortige en gelijkwaardige natuurwaarden, dus
geen overcompensatie en geen ondercompensatie. Uitgangspunt is het behoud van ecologische
kwaliteit. De Spelregels EHS geven aan dat het nodig kan zijn om het areaal dat verloren gaat te
compenseren met een groter areaal om de samenhang in de EHS te waarborgen en dezelfde
ecologische kwaliteit te realiseren. Bovendien wordt een toeslag berekend op de compensatie,
zowel in areaal als in budget, voor het kwaliteitsverlies van de bestaande natuurwaarden
gedurende de ontwikkelingsperiode van het vervangende gebied en voor de extra kosten die het
omvormingsbeheer in de beginjaren met zich meebrengt. De omvang van de toeslag is afhankelijk
van de ontwikkelingstijd van de verloren gegane en nieuw te realiseren natuur.
De werkwijze zoals het ministerie van Verkeer en Waterstaat hanteert bij compensatieverplichtingen
sluit aan bij het hiervoor genoemde spelregelkader.
49
Hoe verhoudt zich het bij de ronde tafel genoemde fenomeen van de overcompensatie zich tot de
bevindingen van de Rekenkamer waarin juist wordt geconstateerd dat vaak gebrekkig wordt
gecompenseerd?
De toeslag in areaal en budget op een compensatieopgave voor het kwaliteitsverlies van de
bestaande natuurwaarden gedurende de ontwikkelingsperiode van het vervangende gebied is
onderdeel van de afspraken die in het kader van Spelregels EHS zijn gemaakt.
De bevindingen van de Algemene Rekenkamer hebben betrekking op de voortgang van de
uitvoering van compensatieprojecten uit een eerdere periode. Overigens zijn in de Spelregels EHS
afspraken gemaakt om een tijdige realisatie van compensatieprojecten te borgen. Daarmee
worden de door de Rekenkamer geconstateerde gebreken in de uitvoering ondervangen.
50
Waarom is het in sommige gevallen noodzakelijk om natuur die verloren is gegaan ten gevolge
van projecten in een veelvoud van hectares te compenseren?
Uitgangspunt bij compensatie is: geen nettoverlies aan wezenlijke kenmerken en waarden van het
betreffende gebied in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. Om in geval van compensatie
de samenhang in de EHS te waarborgen en dezelfde ecologische kwaliteit te realiseren kan het
daarom nodig zijn het areaal dat verloren gaat te compenseren met een groter areaal. Voor het
kwaliteitsverlies van de bestaande natuurwaarden gedurende de ontwikkelingsperiode van het
vervangende gebied wordt een toeslag op de fysieke compensatie berekend, zowel in oppervlak,
als in extra budget om de extra kosten tijdens de beginjaren van omvormingsbeheer te ondervangen.
De omvang van de toeslag is afhankelijk van de ontwikkelingstijd van de verloren gegane
en nieuw te realiseren natuur.
51
Is de bewering van de Federatie Particulier Grondbezit waar dat bij de doorlevering van gronden
sprake is van financieel ongelijke behandeling van beheerdercategorieën waar sprake is van een
gelijkwaardige natuur en dat dit geen juiste en doelmatige besteding van overheidsmiddelen is?
Deze bewering is ook gesteld in het advies van professor Van der Woude, hoogleraar mededingingsrecht
Erasmus Universiteit. Mijn beleid is particuliere natuurbeheerders en de particuliere
natuurbeschermingsorganisaties gelijkwaardig te behandelen. De Federatie Particulier Grondbezit
(FPG) heeft zich op 27 februari 2008 schriftelijk achter mijn beleid geschaard.
Over de invulling en instrumentatie van mijn beleid zijn de meningen niet eensluidend. Het advies
van professor Van der Woude gaat onder andere hierover en wordt nu door mij op zijn juridische
merites bezien. Met de FPG is afgesproken dat een brainstormsessie zal worden georganiseerd
over de mogelijkheden om de doelstelling van 42.800 ha particulier natuurbeheer te realiseren.
In deze bijeenkomst zal mijn ministerie en de provincies met particulieren, natuurbeschermingsorganisaties
en agrariërs de knelpunten in beeld brengen en oplossingen formuleren. Gelijkwaardigheid
en gelijkberechtiging tussen particulieren en de grote terreinbeheerders zullen daarbij aan
de orde komen.
52
Wat is uw standpunt ten opzichte van het toepassen van publiek private samenwerking bij de
natuurontwikkelingsopgave.
Het is mij niet geheel duidelijk wat u onder publiek private samenwerking (PPS) hier verstaat. In
gebiedsprocessen (dus het maken van gebiedsplannen) wordt samengewerkt met alle partijen.
Ook worden afspraken gemaakt tussen één of meerdere overheden en een private partij dat de
private partij een deel van de aanleg of het beheer van het groen voor zijn rekening neemt.
Maar ik versta onder PPS dat er ook gezamenlijk financiële risico's worden aangegaan door deelname
aan een grondexploitatie. Veelal ben ik (of een andere rijkspartij) dan niet betrokken, maar
zijn dat andere overheidslagen.
53
Staat binnen de regering de realisering van de EHS zowel kwantitatief als kwalitatief nog altijd
onomstotelijk vast? Zo neen, op welke punten is er discussie?
Ja.
54
Bent u van mening dat flexibeler omgaan met begrenzingvoorwaarden niet mag leiden tot vermindering
van de afgesproken oppervlakte voor de EHS en de Natura 2000-gebieden? Zo neen,
waarom niet? Kunt u in uw antwoord ook de in de ecologie gehanteerde eilandtheorie en de
betekenis van de ecologische verbindingszones betrekken?
Voor wat betreft de begrenzingsvoorwaarden ten aanzien van de EHS ben ik inderdaad van
mening dat flexibeler omgaan met begrenzingsvoorwaarden niet mag leiden tot vermindering van
de afgesproken oppervlakte voor de EHS. Dit blijkt ook uit hetgeen daarover is opgenomen in
vastgestelde Spelregels EHS.
De nagestreefde oppervlakte van de EHS en de begrenzingsvoorwaarden, inclusief de inzet van
verbindingen tussen natuurgebieden, komen voort uit het streven een ecologisch goed functionerend
netwerk van natuurgebieden te creëren dat dienstbaar is aan de biodiversiteitsdoelstellingen.
Daarbij speelt de eilandtheorie in die zin een rol dat ik streef naar grotere aaneengesloten
gebieden met robuuste verbindingszones zodat het behoud van de biodiversiteit beter is geborgd.
55
Kan helder in beeld gebracht worden waar de EHS ook andere doelstellingen dient en waar meer
"nieuwe natuur" wordt ontwikkeld in casu landbouwgronden worden omgezet in natuurgebieden
ten behoeve van andere projecten dan de EHS zoals onder meer het project ruimte voor de rivier?
Voor het project ruimte voor de rivier betreft dit het volgende:
1. Gebieden met functiewijziging landbouw voor veiligheid (geen EHS: wel nieuwe natuur)
*
(grote) Noordwaard
*
dijkverlegging Westenholte
2. Gebieden die begrensd zijn als EHS (Nadere uitwerking rivierengebied) die tevens de
doelstelling veiligheid realiseren (PKB Ruimte voor de Rivier):
*
Rijnwaardense uiterwaarden
*
Millingerwaard
*
Bemmelse waard
*
Afferdensche- en Deetsche uiterwaarden
*
(kleine) Noordwaard
*
Renkumse- en Wageningse uiterwaarden en Lexkesveer
*
Welsumer- en Fortmonder uiterwaarden
56
Welke andere grootschalige projecten zijn er nog meer die rijksbemoeienis hebben en leiden tot
extra natuurontwikkeling?
Naast de projecten die rechtstreeks met de realisatie en compensatie van de EHS te maken
hebben, ben ik niet betrokken bij andere grootschalige rijksprojecten die leiden tot extra natuurontwikkeling
dan de bovengenoemde. Wel ben ik betrokken bij projecten waar recreatiegroen
wordt ontwikkeld.
57
Zijn er hiernaast ook nog projecten die geen landelijk doel dienen maar wel door decentrale
overheden worden opgezet en die de kwalificatie van natuurontwikkeling dragen. Kunt u de
Kamer over de kwaliteit en kwantiteit hiervan informeren?
In aanvulling op de EHS wordt door vele partijen "natuur" ontwikkeld als onderdeel van de woonomgeving
en het platteland. In de Nota Ruimte heeft het Rijk onder andere aan de steden
gevraagd om in relatie met stadsontwikkeling ook "groen" mee te nemen (zorgen voor een roodgroen
balans). Daarnaast worden ook kleinschalige herstelprojecten in het boerenland opgestart,
zoals herstel en aanleg van kikkerpoelen, heggen en houtwallen. Dat zijn zeer goede aanvullingen
op de inspanning door Rijk en provincies en dragen elk bij aan het herstel van de gewenste biodiversiteit
en zijn voor mij ook onderdeel van het bewust omgaan en respect hebben voor onze
leefomgeving. Een overzicht in omvang en kwaliteit van deze gebieden en hun bijdrage aan het
herstel van de biodiversiteit ontbreekt.
58
Hoeveel hectare natuur buiten de EHS om is de afgelopen vijf jaar gerealiseerd? Hoeveel daarvan is
gerealiseerd met woningbouw, recreatieparken of een golfterrein als kostendrager? Kunt u in uw
antwoord het aantal hectare naar kostendrager specificeren? In hoeveel van deze gevallen was
aanleg van natuur de aanleiding voor ontwikkeling van de kostendrager? In hoeveel van de gevallen
van die natuurontwikkeling was het andersom en is natuur er als afgeleide van de ontwikkeling
van de kostendrager bij gehaald? Welke mate van bescherming hebben deze gebieden?
U doelt op een veelheid van activiteiten van derden. Derhalve kan ik u niet informeren omtrent de
relatie, kostenverdeling en aanleiding met woningbouw, recreatieparken of golfterreinen.
Ingeval zich in deze gebieden, welke buiten de EHS zijn gelegen, natuurwaarden ontwikkelen en
aanwezig zijn, genieten deze de algemene bescherming van de Flora- en faunawet.
59
Onderschrijft u de getalsmatige onderbouwingen uit het rapport van het LEI voor landbouwgronden
in Europa? Deelt u de verwachting dat de afname van landbouwgrond in Nederland de
komende 30 jaar ongeveer 4% zal zijn, terwijl het de afgelopen 30 jaar verminderde met 8%?
Ik vind dat het LEI-rapport een goede indicatie geeft van de te verwachten mogelijke ontwikkelingen
in landbouwgronden. De verwachting is dat de komende 30 jaar de afname van het landbouwareaal
minder hard zal gaan dan in de afgelopen 30 jaar (was 8% en de verwachting is 4%).
De belangrijkste factor voor dit verschil is de verminderde bevolkingsgroei voor de komende
30 jaar met de daarbij behorende woningbouw, infrastructuur, bedrijventerreinen en groen/
recreatie. Het CBS verwacht voor de komende 30 jaar een bevolkingsgroei van 4%. Deze was de
afgelopen 30 jaar 21%. Daar ook mee verband houdende verwacht het CBS/Ruimtelijk Planbureau
een mindere groei van het aantal huishoudens dan in het recente verleden.
60
Welk deel van de afname van het landbouwareaal is bestemd voor natuurontwikkeling? Kunt u dit
zowel in aantal ha als in %en uitdrukken?
Ik kan u geen exacte cijfers geven omdat deze van jaar tot jaar zullen verschillen, maar ik kan u
wel een globale indruk geven. Het Nederlandse landbouwareaal is lange tijd voortdurend
gegroeid: van 2,2 miljoen hectare in 1900 (Knol et al., 2004) naar 2,6 miljoen in 1965 (CBS - Bodemstatistiek).
Deze toename kwam voor ongeveer eenderde door landaanwinning en tweederde
door het ontginnen van natuur. Daarna echter zette een daling in: tot 2003 daalde het landbouwareaal
met bijna 300.000 ha, tot 2,3 miljoen ha, ofwel 68% van het landoppervlak van Nederland.
Momenteel wordt er jaarlijks circa 3.500 hectare verworven ten behoeve van de EHS. Dit gaat voor
het merendeel ten koste van het landbouwareaal. Het landbouwareaal neemt jaarlijks met circa
9.000 hectare af. Hiervan is minder dan 35% ten behoeve van natuurontwikkeling.
61
Voor welke andere functies worden gronden aan de landbouw onttrokken? Kunt u specificeren
welk percentage voor bedrijven en industrie is en welk percentage is bestemd voor woningbouw
en welk percentage voor infrastructuur? Hoe verhouden die percentages zich tot die van grond
bestemd voor de natuurontwikkeling?
Andere belangrijke grondclaims zijn woningbouw (50%) en - in mindere mate - infrastructurele
werken (5%), recreatie (5%) en water (5%).
62
Deelt u de mening dat door deze afname van landbouwgrond ook in de ogen van de stedeling/
burger een forse vermindering van 'groenbeleving' is opgetreden?
Nee, die mening deel ik niet zonder meer. In het algemeen kan wel gezegd worden dat de vermindering
van de hoeveelheid landbouwgrond tot verlies van landschappelijke kwaliteit kan leiden en
daarmee tot een verlies aan 'groenbeleving'. Plattelanders en stedelingen hechten aan de fysieke
kwaliteit van het woonmilieu. De landbouw neemt voor hen daar een belangrijke plaats in. Het
"decor" van landbouwgrond met boerderijen en koeien in de wei wordt sterk op prijs gesteld.
Veranderingen van de ene "groene" functie naar de andere leidt echter tot minder weerstand dan
verandering naar een "rode" functie.
Overigens is het begrip van de plattelandsbevolking voor de economische dynamiek op het platteland
groter volgens SCP-onderzoek dan bij de stedelijke bevolking. De stedelijke bevolking heeft
weer meer begrip voor verandering van landbouwgrond in natuur.
63
Deelt u de mening dat de afname van landbouwgrond in Nederland de wereldwijde voedselproductie
wezenlijk beïnvloedt?
Ik deel deze mening niet. De afname van landbouwgrond in Nederland sinds 1965 is substantieel.
Deze afname van landbouwgrond is niet ten koste gegaan van de voedselproductie. Vergeleken
met de jaren '60 wordt meer geproduceerd met minder grond. We hebben in Nederland een
sterke en innovatieve landbouwsector.
Het rapport 'Landbouwgronden in Europa' van het LEI wijst op de noodzaak dat er in Nederland,
Europa en de wereld meer geproduceerd zou moeten worden. Aangegeven wordt dat dit kan
worden bereikt door hoger kilo-opbrengsten per hectare. Voor laag producerende landen zijn
dubbele opbrengsten mogelijk; voor hoog producerende landen is nog 10 tot 20% opbrengststijging
mogelijk. Door de stijgende wereldbevolking is het in toenemende mate wenselijk dat het
kennisniveau om meer te produceren omhoog gaat. Dit is niet overal mogelijk. Europa en ook
Nederland zullen een belangrijke rol in de toekomst kunnen en moeten spelen. Dit zal niet alleen
de productiekant betreffen, maar ook hun rol als overbrenger van veel kennis over productie.
64
In hoeverre bent u bereid de uitgezette grenzen voor de EHS bij te stellen of te verleggen?
De begrenzing en herbegrenzing van de EHS is een verantwoordelijkheid van de provincies.
Met de tussen Rijk, provincies en maatschappelijke organisaties overeengekomen Spelregels EHS
hebben zij het goede gereedschap in handen om indien nodig de grenzen van de EHS aan te
passen. Belangrijkste voorwaarde om de grenzen van de EHS te kunnen wijzigen, is dat de EHS er
in areaal en functioneren niet op achteruit gaat.
65
Hoe staat u tegenover het veel gehoorde advies landbouw meer onderdeel te laten zijn van
natuurbehoud? Indien u daar positief tegenover staat, welke stappen gaat u op dit gebied
ondernemen?
De landbouw is naar mijn mening nu al goed betrokken bij het natuurbehoud. Voor de realisatie
van de EHS in 2018 ligt er immers een grote opgave voor de landbouw. Deze opgave bedraagt
90.000 hectare agrarisch natuurbeheer (zonder functiewijziging), 65.000 hectare ganzenopvang en
42.800 hectare particulier beheer (met functiewijziging). Gezien de ontwikkelingen met de
stijgende voedselprijzen en daardoor mogelijk afnemende deelnamebereidheid voor agrarisch
natuurbeheer en gezien het achterblijven van deelname aan particulier beheer is het een belangrijke
uitdaging om deze doelstellingen in 2018 te realiseren. Een verdere uitbreiding van de rol van
de landbouw binnen het natuurbehoud acht ik dan ook op dit moment minder aan de orde.
66
Hoe staat u tegenover de stelling dat natuurorganisaties veel hectares in eigendom hebben die
omgevormd kunnen worden tot natuur?
Voor zover mij bekend is dit niet het geval.
67
Klopt het dat er op dit moment voldoende ruilgrond is die kan worden aangeboden aan boeren die
land moeten inleveren? Zo ja, waarom wordt daar dan niet meer gebruik van gemaakt en verloopt
het verwerven van grond zo moeilijk?
Zie voor beantwoording van de eerste twee vragen, het antwoord op vraag 29.
Het verwerven van grond verloopt niet 'moeilijker' dan voorheen. Wel is het zo dat als gevolg van
een aantrekkende conjunctuur de grondmobiliteit - en in de slipstream daarvan de grondprijs -
aantrekt. Stijgende graan- en melkprijzen en het - in de aanloop naar het afschaffen van de melkquotering
- verruimde melkquotum, maken dat er meer 'concurrentie om grond' optreedt.
68
In hoeverre is er door de stuurgroep DeltaNatuur ten aanzien van het project Zuiderdieppolders op
Goeree-Overflakkee onderzoek gedaan naar de verwachte toeloop van recreanten uit de Randstad,
naar het kostenplaatje voor aanleg en onderhoud van de gewenste natte natuur en de schaduwwerking
op omliggende landbouwgronden met bijbehorende schadeloosstelling?
In de milieueffectrapportage Zuiderdiep (september 2006) zijn de te verwachten effecten op
recreatie opgenomen. In deze rapportage is ook aandacht besteed aan de mogelijke schaduwwerking
op de omliggende landbouwgronden. De kosten voor aanleg en onderhoud maken
onderdeel uit van het projectbesluit dat in de stuurgroep is genomen.
69
Hoe verhoudt het kabinetsbesluit ICES uit 1999, waarin besloten is tot het realiseren van 3000
hectare natte natuur in de Zuid-Hollandse Delta, zich tot de ILG-bestuursovereenkomst tussen Rijk
en de provincie Zuid Holland uit 2006, waarin bijgestelde taakstelling van 2400 hectare is
genoemd?
Zie mijn antwoord bij vraag 7.
70
Worden EU-lidstaten middels de Kaderrichtlijn Water verplicht om wisselingen van het zoutgehalte
in een watergang als gevolg van zoute kwel uit de Noordzee, een natuurlijke bron, aan te pakken?
Zie mijn antwoord bij vraag 9.
71
Welke consequenties kan het invullen van natuurcompensatie binnen de Ecologische Hoofdstructuur
hebben voor versnelde realisatie en bescherming van de EHS? Hoe zou financiering en realisatie
van de EHS, in aantal hectares en tijdsduur, er dan uit komen te zien?
Volgens de in 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden "Spelregels EHS" kan natuurcompensatie
niet worden aangewend om reeds vastgestelde beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld natuurontwikkeling
in de EHS, al dan niet versneld te realiseren.
72
Werpt het rapport 'Landbouwgronden in Europa' van het LEI nieuw licht op de rol van de
Nederlandse landbouw in de wereldvoedselvoorziening?
Het LEI-rapport bevestigt opnieuw de rol die Europa en de Nederlandse landbouw in de wereldvoedselvoorziening
kan spelen door onder andere het delen van de kennis over agroproductie
(pagina 10 bij tenslotte). De kennisinfrastructuur kan in vele landen nog worden versterkt Europa
en Nederland kan daarbij helpen. De verwachting is bovendien dat Europa in toenemende mate
voedselproducent zal worden van andere delen van de wereld (pagina 9 onder voedsel).
Welke gevolgen heeft de aankoop van landbouwgronden voor natuur tegen de complexwaarde in
plaats van de agrarische waarde voor de financiering en realisatie van EHS, waterberging en
natuurcompensatie? Wat zou het budgettaire beslag zijn?
De gevolgen van het hanteren van complexwaarde voor de realisatie van EHS, waterberging en
natuurcompensatie kunnen als positief worden beoordeeld: immers er treedt geen prijsconcurrentie
op tussen het verwerven van grond voor verschillende doelen. Er zijn echter weinig
projecten, waar complexwaarde aan de orde kan zijn (zie hiervoor het antwoord op vraag 27).De
financiële gevolgen van het hanteren van complexwaarde (bij daarvoor in aanmerking komende
integrale projecten) zijn niet op voorhand te kwantificeren: de hoogte van de complexwaarde is
afhankelijk van vele factoren, zoals de kosten én de opbrengsten van alle te realiseren doelen.
Over het budgettaire beslag is weinig te zeggen, omdat complexwaarde vergoeden voor
natuurontwikkeling zelden aan de orde is.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit