ChristenUnie
Inkrimping gemeenteraden van de baan
Inkrimping gemeenteraden van de baan
donderdag 26 juni 2008 11:10 Het kabinet is teruggekomen van het plan
om het aantal gemeenteraadszetels met tien procent terug te brengen.
De ChristenUnie houdt de coalitiepartners aan het regeerakkoord,
waarin is afgesproken niet te snijden in het aantal raadszetels. Tot
verrassing van de ChristenUnie stuurde staatsecretaris Ank Bijleveld
(Binnenlandse Zaken) vorige maand namens het kabinet een brief naar de
Kamer waarin zij voorstelde het aantal gemeenteraadszetels met tien
procent terug te brengen. Dat leek haar een goede manier om te komen
tot de 40,9 miljoen euro die het kabinet wil bezuinigen op de
bestuurskosten van de overheid.
Fractieleider Arie Slob zei toen direct al: ,,No way, dit gaat echt
niet gebeuren.'' Slob heeft coalitiepartij PvdA, die een uitgesproken
voorstander is van een vermindering van het aantal gemeenteraadsleden,
voorgehouden dat de afspraken hierover in het regeerakkoord wat hem
betreft niet onderhandelbaar zijn. ,,Als we hieraan gaan morrelen,
weet ik ook nog wel een paar thema's die ik dan ter discussie wil
stellen.''
Slob kreeg zijn zin. Vandaag bespreekt de Kamer een wijziging van de
Gemeente- en Provinciewet. Daarin is niets te lezen over het
terugbrengen van het aantal raadszetels. De brief van Bijleveld is
daarmee van de baan.
Vorig jaar bleek uit onderzoek van het Nederlands Dagblad dat een
inkrimping van het aantal raadzetels met tien procent tot gevolg zou
hebben dat ruim dertig eenmansfracties van SGP en ChristenUnie zouden
verdwijnen. D66 zou in 35 plaatsen uit de gemeenteraad verdwijnen.
Afspraak
PvdA-Kamerlid Pierre Heijnen riep in april in een opiniestuk in de
Volkskrant nog op tot een snelle vermindering van het aantal
raadszetels met tien procent. Nu zegt hij dat zijn fractie zich
vandaag zal neerleggen bij het coalitieakkoord. ,,Ons standpunt is
helder en ongewijzigd, maar we houden ons aan het coalitieakkoord.
Afspraak is afspraak.''
Echt blij is hij er niet mee dat de ChristenUnie zijn poot wat dit
betreft stijf heeft gehouden. ,,Maar ja, je moet wat.'' De zaak is
Heijnen ook geen politieke crisis waard.
Dat neemt overigens niet weg dat de PvdA vindt dat er hoe dan ook iets
moet worden gedaan aan de kosten van het landelijke, provinciale en
plaatselijke bestuur. De VVD pleit er vandaag in een motie voor het
aantal raadsleden terug te brengen, zoals het vorige kabinet - waarvan
de VVD deel uitmaakte - zich had voorgenomen. De Partij voor de
Vrijheid wil het aantal raadszetels zelfs halveren.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) liet gisteren weten de
hele voorgenomen bezuiniging van 40,9 miljoen euro af te wijzen.
Volgens de VNG is de werkdruk van raadsleden en wethouders nu al
,,veel te hoog'' en zouden bezuinigingen dit alleen maar erger maken.
Bovendien krijgen gemeenten er steeds meer taken bij, die voorheen
door de landelijke overheid werden uitgevoerd. Daardoor neemt de
werkdruk toe, aldus de belangenvereniging. ,,De VNG vindt het dan ook
onbegrijpelijk dat het kabinet met een dergelijk voorstel komt.''
(Bron: Nederlands Dagblad, 26 juni 2008)
---
Debatbijdrage van Tweede Kamerlid Ed Anker
Datum donderdag 26 juni 2008 (Gesproken Tekst geldt)
Wordt 2008 een rampjaar voor de lokale politiek? Als we het onderzoek
moeten geloven dat binnenlands bestuur onlangs presenteerde naar
gestruikelde wethouders, dan stevenen we daar in rap tempo op af. De
jaren 2006 en 2007 geven een vergelijkbaar beeld met de eerste duale
raadsperiode.
We moeten constateren dat één raadsperiode nog niet genoeg was om
helemaal aan de nieuwe gedualiseerde verhoudingen te wennen. Er zijn
verbeteringen te constateren, maar in sommige gevallen heeft het de
onderlinge verhouding tussen raad en college op een negatieve manier
op scherp gezet.
Daarnaast blijken veel raadsleden het lastig te vinden om een goede
balans te vinden tussen het zijn van volksvertegenwoordiger en het
stellen van kaders. Aan de ene kant moeten ze opkomen voor de belangen
van de inwoners en aan de andere kant ook nauw betrokken zijn bij de
vormgeving van het beleid.
Deelt de staatssecretaris deze analyse, en wat doet zij om tegemoet te
komen aan de worsteling van raadsleden met hun verschillende rollen?
Hoe wordt binnen het actieplan lokaal bestuur uitvoering gegeven aan
de professionaliseringsslag die werd aangekondigd in de
kabinetsreactie op de evaluatie van de Wet Dualisering? Heeft de
staatssecretaris over het functioneren van de raad regelmatig contact
met de VNG en politieke partijen en wat wordt er op dit moment
concreet gedaan binnen het actieplan om raadsleden toe te rusten en te
professionaliseren?
Een van de doelstellingen van de wet was ook om ervoor te zorgen dat
de raad minder zou vergaderen, zodat er meer contact mogelijk was met
de lokale bevolking. Is dat gelukt? Het lijkt er in de praktijk niet
op. Wat je ziet is dat er meer stukken gelezen moeten worden en dat er
meer wordt vergaderd. Alleen dat al geeft een grotere werkdruk (om
maar te zwijgen van de extra verantwoordelijkheden die gemeenten de
afgelopen jaren hebben gekregen). Klopt het dat de vergaderdruk juist
is toegenomen en komt dat doordat sprake is van zogenaamd
georganiseerd wantrouwen? Erkent de staatssecretaris dat de werkdruk
van raadsleden is toegenomen sinds de dualisering? Kan in de staat van
het bestuur, ook een onderzoek naar de werkdruk van raadsleden worden
mee genomen?
Als we het hebben over professionalisering van raden, dan moeten we
ook iets zeggen over de colleges. Zij moeten zich laten leiden door de
raad. Ik heb zelf bij verschillende gemeenten gezien dat juist de
wethouder op zoek is naar zijn nieuwe rol. Wethouders kunnen nog last
hebben van een monistische reflex of juist een (te) afwachtende
houding.
Uit onderzoek van onze bestuurdersvereniging onder raadsleden, blijkt
dat lang niet alle raadsfracties gebruik maken van de mogelijkheid van
fractieondersteuning. Dit is des te meer relevant omdat sinds de
dualisering raadsleden minder toegang lijken te hebben tot het
ambtelijk apparaat. Zeker voor eenmansfracties is het noodzakelijk om
gebruik te maken van fractieondersteuning. Onze fractie wil dat de
staatssecretaris in overleg met de VNG gaat bekijken welke knelpunten
er zijn voor raadsleden om fractieondersteuning te realiseren.
Toch wil ik ook een kanttekening plaatsen bij al die zaken die nog
stroef lopen. In mijn fractie leeft ook een sterke overtuiging dat de
moeizame politieke verhoudingen in raden niet alleen aan het dualisme
kunnen worden toegeschreven. We zien ook lokaal een verharding van het
politieke klimaat. De nieuwe verhoudingen kunnen dan als katalysator
werken, maar we willen er ook voor waken dat de dualisering een
zondebok wordt voor alles wat fout gaat.
Ik kom op het wetsvoorstel zelf. Terecht is bij nota van wijziging de
dualiseringscorrectie eruit gehaald. Die correctie was vooral een
politieke wens om de bestuurlijke drukte te beperken, maar zonder dat
daar een inhoudelijke argumentatie aan ten grondslag lag. Ik bedoel
daarmee dat het voorzienbaar was dat de mogelijkheid van wethouders
van buiten ertoe zou leiden dat er relatief meer raadsleden
overbleven. Overigens is het in dit verband relevant om te constateren
dat door gemeentelijke herindelingen over de jaren heen het aantal
raadsleden al aanzienlijk is geslonken. Ter vergelijk; in 1900 was de
verhouding 1 op 450, nu zitten we op 1 op 1750.
Onze fractie was en is er zeker niet van overtuigd dat de
gemeenteraden van de Nederlandse gemeenten te groot zijn of dat,
vanwege een verkleining van de gemeenteraden, de bestuurlijke drukte
zal afnemen. Wel zou hierdoor de bestuurlijke werkdruk op individuele
raadsleden en raadsfractie verder toenemen, met mogelijk vermindering
van kwaliteit als gevolg.
Steun dus voor het schrappen van dit onderdeel (en dus geen steun voor
het amendement van Beek). Het geld dat bespaard zou worden met de
vermindering en zou worden ingezet voor verbetering van de
rechtspositie van raadsleden moet nu ergens anders vandaan komen. Ik
weet dat de staatssecretaris druk op zoek is naar een andere dekking.
Wij wachten haar voorstellen af.
Daarnaast ziet het wetsvoorstel op verduidelijking van de aanwezigheid
van de wethouder in de raad. De gekozen formulering, naar analogie van
de regeling voor de regering, doet recht aan wat men beoogt. Het zou
niet zo moeten zijn dat een wethouder niet wordt toegelaten tot een
vergadering wanneer hij dat wil. Het is bijna niet te geloven dat dit
kennelijk gebeurde, maar goed dat het nu in de wet wordt vastgelegd.
Steun ook voor de directe koppeling tussen opzeggen van vertrouwen en
het ontslag van de wethouder.
Naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag is
besloten om de regeling voor fractieondersteuning over te laten aan de
lokale democratie. Akkoord met de wijziging. Als gemeenten dat graag
zelf willen blijven regelen prima, maar er moet wel voldoende
transparantie zijn. De onduidelijkheid en misstanden die er op dit
punt zijn geweest, zijn een blamage voor het lokaal bestuur. Dat moet
in de toekomst dus echt voorkomen worden.
Tenslotte voorzitter, is het gerechtvaardigd om de vraag te stellen of
het proces van dualisering datgene heeft gebracht wat men er mee
beoogde: namelijk versterking van de betrokkenheid van de burger. De
ChristenUniefractie durft de stelling aan dat als de verhoudingen
tussen B&W en raadsleden niet in alle gemeenten verder zullen worden
geprofessionaliseerd, de betrokkenheid van de burger niet toe-, maar
afneemt.
1. Er zijn hoegenaamd geen gemeenten meer met minder dan 5000
inwoners. De helft van het huidige aantal gemeenten heeft minder
dan 20.000 inwoners; de andere helft (veel) meer. Ongeveer 70
gemeenten hebben thans minder dan 10.000 inwoners. Het gemiddelde
inwonertal is thans 35.000.
2. In 1900 was het gemiddelde inwonertal 4500 per gemeente.
3. Het aantal raadsleden in 1900 bedroeg ca. 11.000 ofwel 1 raadslid
op 450 inwoners.
4. Het aantal raadsleden in 2006 bedraagt thans 9600, ofwel 1
raadslid op 1750 inwoners.
5. Het totale aantal raadsleden is dus betrekkelijk marginaal
gedaald, dit omdat grotere gemeenten meer raadsleden kennen; het
vertegenwoordigingsprobleem is echter wel fors. We kunnen er van
uitgaan dat één raadslid in vergelijking met 100 jaar geleden drie
maal zoveel kiezers vertegenwoordigt.
6. Op burgemeestersniveau is de ontwikkeling uiteraard gelijk aan het
aantal inwoners per gemeente; van 1 burgemeester op elke 4500
inwoners naar 1 burgemeester op elke 35000 inwoners.