Antwoorden vragen van Ouwehand (PvdD) over de Wet openbaarheid van bestuur
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-K-U-2856059
24 juni 2008
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Ouwehand
over de Wet openbaarheid van bestuur (2070818990).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam inzake
de openbaarheid van adviezen van de Dierexperimentencommissie (DEC)
van Wageningen Universiteit? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot uw eerdere uitspraak dat de Wet
openbaarheid van bestuur niet van toepassing is op de DEC's en inzage
in de adviezen op grond van die wet niet kan worden afgedwongen? 2)
Antwoord 2
Mijn eerdere uitspraak was gebaseerd op een Wob-verzoek dat tot een
DEC gericht was. Een DEC is geen bestuursorgaan als bedoeld in de Wob.
Het Wob-verzoek dat ten grondslag ligt aan de uitspraak waar u in
vraag 1 naar verwijst is gericht tot de vergunninghouder.
Vraag 3
Welke conclusies verbindt u aan het oordeel van de rechter dat
DEC-adviezen betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid,
aangezien zij het bestuurlijk handelen betreffen van vergunninghouders
inzake de Wet op de Dierproeven, en zodoende verband houden met de
taak van de vergunninghouder om toezicht te houden op de dierproeven
die onder diens verantwoordelijkheid gedaan worden?
Antwoord 3
Ik respecteer het oordeel van de rechter. Wat betreft de uitleg van
het recht heeft de rechter het laatste woord.
Vraag 4
Onderscheidt een openbare universiteit zich van een private instelling
wat betreft het bestuurlijk handelen van vergunninghouders inzake de
Wet op de Dierproeven en hun taak om toezicht te houden op de
dierproeven die onder diens verantwoordelijkheid gedaan worden? Zo ja,
in welk opzicht?
Antwoord 4
De Wet op de dierproeven (WOD) maakt geen onderscheid tussen
vergunninghouders die tevens bestuursorgaan zijn en vergunninghouders
die dat niet zijn, zoals privaatrechtelijke rechtspersonen: het
complex van rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit de WOD is
voor beide gelijk. Er is wel verschil als het gaat om de reikwijdte
van de Wet openbaarheid van bestuur, omdat die alleen van toepassing
is op wettelijke en bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
bestuursorganen. Ook de rechter in de meergenoemde uitspraak onderkent
dat verschil: zie rechtsoverweging 4.10 waar hij constateert dat dat
verschil een gevolg is van het verschil in toepasselijk wettelijk
regime.
Vraag 5
Welke conclusies verbindt u aan deze uitspraak voor uw beleid ten
aanzien van de openbaarheid van DEC-adviezen?
Antwoord 5
Mijn beleid tav het openbaarmaken van DEC adviezen heb ik beschreven
in mijn brief van 25 oktober 2007.
Vraag 6
Bent u bereid naar aanleiding van deze uitspraak- alle DEC-adviezen
openbaar te maken? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 6
Zie vraag 5.
1) In de zaak met reg.nrs. AWB 07/2757 WOB en AWB 07/2760 WOB
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtyp
e=ljn&ljn=BB2281&u_ljn=BB2281
2) Kamerstuk 30 800 XVI, nr. 117