Ministerie van Financiën

Wijziging Vrijstellingsregeling Wft en Regeling vaststelling bedragen voor eenmalige toezichthandelingen

regeling | 13-06-2008 | nr FM08-1438

Ministeriële regeling

Ons kenmerk: FM 2008-01438 M Staatscourant nr. 119-7

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 2:104, 3:3 en 4:7 van de Wet op het financieel toezicht en artikel 9 van het Besluit bekostiging financieel toezicht;

Besluit:

Artikel I

De Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:


1. Het eerste lid komt te luiden:


1. Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld:


a. personen die beschikken over een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 2:75 van de wet voor het adviseren over levensverzekeringen of hypothecair krediet;


b. personen waaraan het ingevolge artikel 2:76, tweede of vijfde lid, van de wet is toegestaan om te adviseren over levensverzekeringen of hypothecair krediet; en


c. personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten beschikten over een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 2:75 van de wet voor het adviseren over financiële instrumenten, indien die vergunning of ontheffing na dat tijdstip niet is ingetrokken.


2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:


3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is slechts van toepassing voor zover de betrokken personen:


a. in Nederland beleggingsdiensten verlenen als bedoeld in onderdeel a of d van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet, met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling;


b. geen aan hun cliënten toebehorende gelden of effecten aanhouden;


c. in Nederland orders doorgeven aan beleggingsinstellingen die in Nederland rechten van deelneming mogen aanbieden en aan kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen;


d. beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee ve rgelijkbare voorziening; en


e. de Autoriteit Financiële Markten in kennis hebben gesteld van hun voornemen om beleggingsdiensten als bedoeld in onderdeel a te verlenen.


4. Andere personen dan bedoeld in het eerste en tweede lid zijn, voor zover zij voldoen aan het derde lid, vrijgesteld van artikel 2:99, eerste lid, onderdelen c, d en f tot en met j, van de wet. Het ingevolge de artikelen 4:9, tweede lid, 4:11, tweede lid en 4:15, eerste, tweede en vierde lid, van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.


5. Artikel 4:75, tweede en derde lid, van de wet, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of de daarmee vergelijkbare voorziening de aansprakelijkheid wegens fouten, verzuimen of nalatigheden voortvloeiend uit de in dit artikel bedoelde beleggingsdiensten dekt en de dekking ten minste ¤ 500.000 per schadegeval en ten minste ¤ 750.000 per jaar voor alle schadegevallen gezamenlijk bedraagt;

B

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

Beleggingsondernemingen als bedoeld in de artikelen 11, 13 en 14 zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzondering van de artikelen 3:5,

3:6 en 3:7, van de wet is bepaald.

C

Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35a


1. Personen als bedoeld in artikel 11 zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge de afdelingen 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3, en 4.3.7 van de wet met betrekking tot beleggingsondernemingen is bepaald, met uitzondering van het bepaalde in gevolge:


a. artikel 4:9, eerste lid, van de wet, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;


b. artikel 4:10 van de wet, met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;


c. artikel 4:13 van de wet;


d. artikel 35, eerste, derde, vierde en vijfde lid, van het besluit, met dien verstande dat de beleggingsonderneming de gegevens gedurende ten minste een jaar bewaart;


e. artikel 4:16, eerste lid, van de wet en artikel 37 van het besluit;


f. artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de wet en de artikelen 39, 40 en 41 van het besluit;


g. artikel 4:19 van de wet en artikel 51a van het besluit;


h. artikel 4:20, eerste en derde lid, van de wet, en de artikelen 49a, 58a, 58b, eerste lid, onderdelen a tot en met e, 58c en 58e van het besluit;


i. de artikelen 4:23, eerste en tweede lid, en 4:24, eerste, tweede, derde, vierde en zesde lid, van de wet, en de artikelen 80 a, eerste, tweede en derde lid, 80b, eerste en derde lid, 80c en 80d van het besluit;

j. de artikelen 81 en 82, eerste lid, van het besluit;

k. artikel 4:89, eerste en vijfde lid, van de wet; en

l. artikel 4:90, eerste lid, van de wet en artikel 168a van het besluit.


2. De artikelen 4:9, tweede lid, 4:11, tweede lid, en 4:15, eerste lid, van de wet en de artikelen 28, 29 en 57, eerste lid, onderdeel c, van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing, alsmede, voor zover het betreft de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, de eindtermen genoemd in de onderdelen 2.5 tot en met 2.7 en in de onderdelen 5.6 tot en met 5.8 van bijlage B van het besluit.


3. De vrijstelling van het ingevolge afdeling 4.3.7 bepaalde geldt slechts voor zover de beleggingsonderneming:


a. met haar cliënt een overeenkomst sluit die:


1°. schriftelijk of anderszins op een duurzame drager wordt vastgelegd;


2°. in het dossier als bedoeld in artikel 4:89, eerste lid, van de wet wordt opgenomen;


3°. in ieder geval de aard en reikwijdte van de dienstverlening van de beleggingsonderneming in haar relatie met de betreffende cliënt bevat; en


4°. door de beleggingsonderneming en de betreffende cliënt uiterlijk aan het einde van de dienstverlening wordt ondertekend;


b. elke ontvangen order door haar cliënt laat ondertekenen alvorens deze wordt doorgegeven;


c. ervoor zorgt dat haar cliënten op billijke wijze worden behandeld in het geval dat een belangenconflict onvermijdelijk blijkt te zijn en deze alvorens over te gaan tot de dienstverlening op de hoogte stelt van het belangenconflict;


d. de gegevens vastlegt die betrekking hebben op de door of in naam van de beleggingsonderneming verleende diensten waarbij een belangenconflict is ontstaan; en


e. zich onthoudt van het aanbevelen van transacties of het doorgeven van orders in rechten van deelneming met een zodanige frequentie of van een zodanige omvang dat dit gezien de omstandigheden kennelijk slechts strekt tot bevoordeling van de beleggingsonderneming.

D

Artikel 36 komt te luiden:

Beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 14 zijn vrijgesteld van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde.

Artikel II

Personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling voldoen aan artikel 11, eerste of tweede lid, kunnen tot 1 oktober 2008 voldoen aan art ikel 11, derde lid, onderdeel e.

Artikel III

De Regeling van de Minister van Financiën tot vaststelling voor 2008 van de bedragen voor eenmalige toezichthandelingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het Besluit bekostiging financieel toezicht, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:


1. In het eerste lid, onderdeel x, wordt de zinsnede "niet zijnde een aanvraag als bedoeld onder y of z" vervangen door: niet zijnde een aanvraag als bedoeld onder y, z of gg.


2. Het eerste lid, onderdeel bb, komt te luiden:

bb. ¤ 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding van een vergunning als bedoeld in onderdeel aa met het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, met een maximum van ¤ 100.000;


3. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ff door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

gg. ¤ 1.460 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, voor zover het betreft een persoon als bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft.


4. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. ¤ 2.530 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet, voor zover het betreft een persoon als bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft.

B

Artikel 4, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:
* In onderdeel e wordt de zinsnede "personen verbonden aan beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 2:96 van de wet" vervangen door: verbonden aan een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:96 van de wet, voor zover het niet betreft een persoon als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft.
* Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:


g. ¤ 330 voor een toetsing van de deskundigheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:9 van de wet, voor zover het betreft een persoon als bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling Wft.

Artikel IV


1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2008. In afwijking van de vorige volzin treden de volgende onderdelen van artikel 35a van de Vrijstellingsregeling Wft in werking met ingang van 1 oktober 2008:


a. het eerste lid, onderdeel g, voor zover het betreft artikel 51a van het besluit;


b. het eerste lid, onderdeel h, voor zover het betreft de artikelen 58a, 58b, eerste lid, onderdelen a tot en met e, 58c en 58e van het besluit;


c. het eerste lid, onderdeel i; en


d. het derde lid, onderdeel a.


2. Artikel III, onderdeel A, onderdeel 2, werkt terug tot en met 17 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Financiën,

Wouter Bos

De gehele vrijstellingsregeling vindt u in het PDF-bestand onder "Meer informatie".

Meer informatie


* Ministeriële regeling FM08-1438
* Bijlage | 25-06-2008 | PDF bestand, 163.0 kb