Nederlands Instituut voor Ecologie
Persbericht, 25 juni 2008
Warmer klimaat beÏnvloedt bacteriËn. Zuidpool onderzoek naar
bodem-microben toont effect aan
HETEREN (Gld.) / AMSTERDAM - De wereldwijde opwarming van de aarde
heeft grote gevolgen voor de natuur. Bij diverse plant- en diersoorten
hebben onderzoekers vrij exact aangetoond wat de effecten zijn. Voor
micro-organismen in de bodem is dat nauwelijks gedaan. Daarvoor is het
bodemleven doorgaans te complex. Op Antarctica is de bodemecologie een
stuk eenvoudiger. Vandaar dat onderzoekers van het Nederlands
Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in het Zuidpoolgebied hebben
gekeken wat de invloed van klimaatverandering op de micro-organismen
in de bodem is. Op de bevindingen van dit onderzoek promoveert Etienne
Yergeau van het NIOO-KNAW op 30 juni aan de Vrije Universiteit
Amsterdam.
Met zijn veelomvattende studie heeft Etienne Yergeau kunnen aantonen
dat ook micro-organismen in de bodem - zoals BACTERIËN, SCHIMMELS EN
AALTJES - de invloed ondergaan van de opwarming van de aarde. Die
invloed is zowel direct als indirect, maar altijd onmiskenbaar. Hoewel
de bodem-microben belangrijk zijn voor de circulatie van
voedingsstoffen, was tot dusver weinig bekend over de manier waarop ze
reageren op klimaatverandering door het versterkte BROEIKASEFFECT.
Voor onderzoek hiernaar is het Zuidpoolgebied zeer geschikt. Niet
alleen omdat de klimaatverandering zich daar sterk doet gelden, ook
omdat de structuur van de voedingsstoffenproductie in de bodem er
betrekkelijk simpel is en bijna helemaal door micro-organismen wordt
geregeld.
In zijn veldonderzoek simuleerde Yergeau de opwarming van de aarde
door bodemproeven te doen op verschillende breedtes in het
Zuidpoolgebied: van koud naar wat minder koud, van diep in het
ANTARCTISCH SCHIEREILAND tot de FALKLAND EILANDEN. Een paar
resultaten: Hoe zuidelijker (hoe kouder) hoe minder divers de
bacteriegemeenschappen zijn, al geldt dit alleen in schaars begroeide
grond. Schimmels (fungi) daarentegen profiteren minder dan bacteriën
van hogere temperaturen. Genen die betrokken zijn bij de zo
belangrijke stikstofkringloop in de grond, komen minder voor bij
lagere temperaturen.
Yergeau deed ook onderzoek in het laboratorium. Opwarming van een
Antarctisch bodemmonster met een paar graden bleek bijvoorbeeld geen
invloed van betekenis te hebben op de dichtheid van de bacterie- en
schimmelgemeenschappen. Maar veranderingen in de CYCLI VAN VRIEZEN EN
DOOIEN des te meer.
Deze en de vele andere uitkomsten in Yergeaus studie geven aan dat een
warmer wordend klimaat het microscopisch kleine leven in de bodem op
zeer VERSCHILLENDE MANIEREN BEROERT. Temperatuur kan dus van directe
invloed zijn, net als veranderingen in de cycli van vriezen en dooien.
Maar lokale omstandigheden, zoals begroeiing en aanwezigheid van water
en voedingsstoffen, blijken minstens zo belangrijk voor samenstelling
en functioneren van de bodem-microben, vooral op de korte termijn. Ook
die omstandigheden echter, kunnen veranderen door een warmer klimaat,
bijvoorbeeld wanneer de vegetatie toeneemt bij hogere temperaturen.
Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie
centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het
land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum
voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op
het leven op het land.