Ministerie van Financiën

ANTWOORDEN OP DE TWEEDE KAMERVRAGEN N.A.V. DE VOORJAARSNOTA 2008

Vraag 1

Hoe stabiel is de rijksbegroting als zich wijzigingen voordoen in de economische groeiraming?

Antwoord 1
De uitgaven op de begroting worden geplafoneerd via een reëel uitgavenkader. Wijzigingen in de economische groei werken vooral door via de inkomstenkant van de begroting en in numeriek vrij beperkte mate via mutaties (de werkloosheid) aan de uitgavenkant van de begroting.

Vraag 2

Welk deel van de toename van het nationaal inkomen gaat ­ na de aanpassingen gemeld in de Voorjaarsnota ­ in 2008 naar de gezinnen en hoe is dit te verdelen over koopkrachtwijziging en individualiseerbare overheidsconsumptie (zoals zorg en onderwijs)?

Antwoord 2
De stijging van het netto nationaal inkomen bedraagt voor 2008 en 2009 1 ¾%. In 2008 ontvangen gezinnen hiervan naar verwachting ca. ¾%; voor 2009 ruim 1 ½% waardoor gezinnen over deze jaren gemiddeld ca. 2/3de van de toename van het nationaal inkomen toekomt. Dit is vergelijkbaar met de jaren 2006 en 2007.

De belangrijkste bijdrage aan de toename van het gezinsaandeel in het Netto Nationaal Inkomen wordt geleverd door de stijging van het aantal mensen dat werkt, de stijging van de incidentele looncomponent en de trendmatige stijging van het pensioeninkomen. De ontwikkeling van de statische koopkracht draagt voor 2008 niet bij aan het aandeel van het nationaal inkomen dat toekomt aan gezinnen.

Onder individualiseerbare overheidsconsumptie vallen grosso modo de toeslagen die uitgekeerd worden aan burgers (huur-, zorg- en kindertoeslag), zorguitgaven en onderwijsuitgaven. De totale collectieve uitgavenquote (collectieve uitgaven gedeeld door BBP) is voor 2008 t.o.v. 2007 vrijwel constant gebleven. Daarbinnen is wel een kleine schuif zichtbaar van hogere uitgaven aan met name toeslagen (zorgtoeslag) die gecompenseerd worden met lagere uitgaven aan bijvoorbeeld openbaar bestuur. Het exact toedelen van deze groei aan de toedeling van het nationaal inkomen aan gezinnen is niet mogelijk, maar zal relatief beperkt zijn vergeleken met de eerder genoemde factoren.

Vraag 3

Is een groei voor 2009 van 1,25%, zoals is voorspeld door het CPB niet te pessimistisch?

Antwoord 3
We nemen altijd de groeicijfers van het CPB over als uitgangspunt voor de begroting. De verwachting van het CPB ten aanzien van de economische groei in 2009 is de best mogelijke inschatting op dit moment en daarmee op voorhand niet te pessimistisch noch te optimistisch. Het CPB geeft wel aan dat de groeiraming met veel onzekerheid is omgeven, vanwege o.a. de onzekerheid die samenhangt met de doorwerking van de kredietcrisis op de Nederlandse economie. In vergelijking met andere organisaties die ook in juni hun ramingen hebben gepubliceerd is het CPB wel iets pessimistischer, DNB raamt de groei voor 2009 op 1,5% en de OECD op 1,8%. Volgens het CPB1 komt dit voornamelijk doordat zij iets pessimistischer zijn over de ontwikkeling van investeringen.


1 Zie artikel "Over de top" in CPB nieuwsbrief juni 2008.

Vraag 4

Op welke aannames voor de dollarkoers en de olieprijs zijn de ramingen gebaseerd?

Antwoord 4
De dollarkoers en olieprijs in 2008 (gehanteerd in de ramingen bij de Voorjaarsnota) zijn gebaseerd op ramingen van het Centraal Planbureau (CPB). Deze zijn gepresenteerd in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2008 (bladzijde 119).

2008 2009

Eurokoers (dollar per euro, niveau) 1,45 1,45 Ruwe olieprijs (Brent, dollar per vat) 87 87

Vraag 5

Hoe hoog is het EMU saldo in 2008 en in 2009 wanneer wordt uitgegaan van de huidige dollarprijs van 1,55, een olieprijs van 130 dollar en een groei van 1,25%.

Antwoord 5
Het ministerie van Financiën maakt geen scenario's voor het EMU-saldo op basis van enkele variabelen: indien de olieprijs, eurokoers en economische groei zich anders ontwikkelen dan verwacht, zal dat gevolgen hebben voor de gehele economie en alle aspecten van de overheidsfinanciën. In de ge-update ramingen van het CPB (gepubliceerd in de `nieuwsbrief' van 19 juni) wordt voor 2009 uitgegaan van een economische groei van 1,25%, een eurokoers van 1,55 en een olieprijs van 121 dollar (dus dichtbij het scenario in de vraag). Met deze veronderstellingen raamt het CPB een EMU- saldo van 1,8 procent BBP. Indien de olieprijs nog hoger wordt (130 dollar, zoals in de vraag), zal dat in de CPB-modellen gevolgen hebben voor de groei. Het ministerie van Financiën zal op Prinsjesdag de actuele ramingen voor 2009 (en geactualiseerde ramingen voor 2008) presenteren.

Vraag 6

Hoe hoog zijn de geraamde inkomsten voor de aardgasbaten in 2008 wanneer wordt uitgegaan van de huidige dollarprijs van 1,55 en een olieprijs van $130?

Antwoord 6
De niet-belastingmiddelen van de aardgasbaten (de aardgasbaten exclusief de vennootschapsbelasting) bedragen, ceteris paribus, bij een dollarprijs van 1,55 en een olieprijs van $130,- op kasbasis in 2008 9,70 mrd euro.

Vraag 7
Kan er een overzicht worden gegeven per begroting van de onderuitputting in 2007, de maximale eindejaarsmarge, de bij Voorjaarsnota aan de begroting toegevoegde eindejaarsmarge, het deel van de eindejaarsmarge dat reeds is aangewend en het deel van de eindejaarsmarge dat nog kan worden belegd?

Antwoord 7
Onderstaande tabel toont een overzicht van de onderuitputting over 2007, de maximale eindejaarsmarge en de eindejaarsmarge die bij Voorjaarsnota aan de begrotingen is toegevoegd.

Onderuitputting Uit te keren ( mln) 2007* Maximale EJM EJM** Staten-Generaal -2,8 1,2 1,2 HCvS -3,8 1,0 1,0 AZ -5,9 0,6 0,6 Koninkrijksrelaties -11,3 9,1 9,1 Justitie -9,4 58,5 9,4 BZK (incl. arbeidsvoorwaarden) -72,2 80,9 70,0 OCW -14,3 262,8 190,9 Financiën (IXA en IXB) -223,1 30,8 30,8 Defensie 30,1 136,1 -30,1 VROM (incluis WWI)*** 162,4 47,8 47,1 V&W -25,5 26,9 25,5 EZ -8,9 21,2 8,9 LNV -3,6 22,2 3,6 SZW (Rbg-eng) -16,5 3,1 3,1 SZW (SZA ­kader) -337,5 160,5 160,5 VWS (incluis J&G)*** -80,0 36,2 36,2 HGIS -195,6 181,5 188,6 GF -1,9 1,0 1,0 Totaal -819,8 1194 757,4
* Een min betekent onderuitputting, een plus een overschrijding.
** Een plus betekent dat dit bedrag aan de begroting is toegevoegd, een min dat dit ten laste van de begroting is gebracht.

*** De programmaministeries WWI en Jeugd en Gezin hadden in het begrotingsjaar 2007 nog geen eigen begroting. Vanaf begrotingsjaar 2008 hebben deze programmaministeries een eigen begroting. Een deel van de eindejaarsmarge van VROM en VWS is uitgekeerd aan respectievelijk WWI en J&G.

De eindejaarsmarges zijn bij Voorjaarsnota aan de departementale begrotingen toegevoegd, dan wel

­ in het geval van een negatieve eindejaarsmarge (Defensie) ­ ten laste van de begroting gebracht. De Tweede Kamer wordt in de eerste suppletoire begrotingen per departement nader geïnformeerd over de aanwending. Het verschil in de onderuitputting 2007 en de uitgekeerde EJM bij OCW en VROM (incluis WWI) wordt verklaard door de tegenvallers bij respectievelijk de kinderopvang en de huurtoeslag.

Vraag 8

Wat is de realisatie per ministerie van de inhuur van externen over het jaar 2007? Wat zijn de geraamde budgetten per ministerie voor het jaar 2008? Hoe is de inhuur van externen verdeeld per ministerie in volume (aantal fte's) en in euro's (gezamenlijk in één tabel)? Wat is juridisch verplicht (de budgetflexibiliteit) voor het lopende geraamde budget inzake inhuur externen?

Antwoord 8
Wat is de realisatie per ministerie van de inhuur van externen over het jaar 2007? Over de realisatie cijfers externe inhuur 2007 per ministerie is door BZK d.d. 3 juni jl. op basis van de nulmeting (n.a.v. motie Pechtold) aan de Tweede kamer gerapporteerd (brief d.d. 3 juni, kenmerk 2008-0000246773). Zie voor deze realisatie cijfers bijlage 1. Bijna de helft van de uitgaven aan inhuur externen is te vinden bij de grote uitvoerende diensten van 3 departementen (Belastingdienst, Rijkswaterstaat en de uitvoerende diensten van Justitie).

Wat zijn de geraamde budgetten per ministerie voor het jaar 2008? Er is geen apart budget voor alle externe inhuur van een departement. Budgetten zijn gerelateerd aan doelstellingen, programma's en projecten. In principe worden de budgetten voor de externe inhuur door de departementen niet apart geraamd in de administratie. Het totaal budget voor bijvoorbeeld een project is dan inclusief externe inhuur. Dit is ook het budget waarop wordt gestuurd. Een andere reden om in te huren is in verband met piekwerkzaamheden, als blijkt dat er onvoldoende eigen capaciteit beschikbaar is. Slechts in enkele gevallen is het mogelijk om een budget raming te maken voor bijvoorbeeld projecten die vooraf bekend zijn. Een voorbeeld hiervan is de Belastingdienst waarbij piekwerkzaamheden standaard worden ingevuld door de inzet van uitzendkrachten.

Hoe is de inhuur van externen verdeeld per ministerie in volume (aantal fte's) en in euro's (gezamenlijk in één tabel)?
Volumecijfers zijn niet beschikbaar, aangezien de departementen alleen in geld administreren. Het administreren van volumecijfers levert veel extra werk op, terwijl de informatiewaarde beperkt is. Zie voor de verdeling inhuur externen per ministerie in euro's het overzicht hieronder.

Wat is juridisch verplicht (de budgetflexibiliteit) voor het lopende geraamde budget inzake inhuur externen?
Zoals al aangegeven is, is er geen algemeen budget voor de externe inhuur van een departement, maar zijn er budgetten voor doelstellingen, programma's en projecten, inclusief externe inhuur. Het is dan ook niet mogelijk om de budgetflexibiliteit voor externe inhuur aan te geven. De budgetflexibiliteit staat in de begroting per operationele doelstelling.

Totaaloverzicht overzicht uitgaven externe inhuur 2007 naar de kolommen Beleid & advies, Toezicht, Staf en Uitvoering in ( x 1.000)
Ministerie Beleid & Toezicht Staf Uitvoering Totaal advies / BL- diensten AZ 0 0 445 2.596 3.041 BZK 13.557 217 0 57.621 71.395 BuiZa 4.290 0 3.574 3.744 11.608 Defensie 57.471 0 0 65.553 123.024 EZ 10.808 10.457 5.143 46.014 72.422 FIN 1.273 0 0 170.790 172.063 JUS 87.351 0 0 209.222 296.573 LNV 3.796 10.605 6.650 52.711 73.762 OCW 6.244 2.451 2.438 12.486 23.619 SZW 1.436 3.347 4.540 3.964 13.287 VROM 28.706 4.312 19.439 17.263 69.720 V&W 31.054 5.809 3.530 175.641 216.034 VWS 5.292 1.514 3.812 31.311 41.929 Totaal 251.278 38.712 49.571 848.916 1.188.477

Vraag 9

Kan een overzicht worden gegeven van de subsidie-instrumenten (waaronder ook belastinguitgaven) en de daarmee gemoeide bedragen ter stimulering van duurzame energie? Voor welke bedragen staan de energiesubsidies van 2008 tot 2011 in de boeken? Kan daarbij worden aangegeven welke olieprijs gold ten tijde van het instellen van de subsidie; tot in hoeverre daarmee de "onrendabele top" kon worden gedekt en of met de huidige ontwikkeling van de olieprijs nog wel een "onrendabele top" moet worden gesubsidieerd c.q. bij welke olieprijs er geen "onrendabele top" meer aanwezig is en alternatieve energie ook zonder subsidie rendabel is? Kan dit in een meerjarig perspectief worden geplaatst?

Antwoord 9
Er gelden drie fiscale stimuleringsregelingen ten behoeve van investeringen samenhangend met milieu, waarvan er maar één specifiek betrekking heeft op het stimuleren van duurzame energie. Dit betreft de energie-investeringsaftrek (de EIA). In 2008 is een budgettair beslag van 139 mln geraamd. Voor latere jaren is in het Werkprogramma Schoon en Zuinig afgesproken de EIA en de MIA (de milieu-investeringsaftrek) te intensiveren voor een bedrag cumulatief oplopend van 9 mln in 2009, 18 mln in 2010 en 35 mln in 2011. De precieze verdeling van deze gelden over deze twee regelingen is nog niet besloten.
De belangrijkste subsidie-instrumenten voor de stimulering van duurzame energie zijn de MEP en de SDE. Voor deze instrumenten wordt op dit moment voor de periode 2008-2011 in totaal 3,1 mrd aan kasmiddelen op de EZ-begroting geraamd.
De onrendabele top van de verschillende duurzame energie-opties is van meer factoren afhankelijk dan alleen de olieprijs. Voor de hoogte van de onrendabele top is de energieprijs wel een belangrijke factor. Er zijn echter per duurzame optie andere specifieke factoren waardoor de onrendabele top wordt bepaald. De hoogte van de SDE-subsidie is in belangrijke mate afhankelijk van de energieprijs en de ontwikkelingen daarin. De SDE-subsidie per kilowattuur wordt jaarlijks gecorrigeerd voor de energieprijs, ook voor reeds afgegeven beschikkingen. Bij een stijgende energieprijs ontvangt men minder subsidie per kilowattuur en bij een dalende energieprijs krijgt men meer subsidie per kilowattuur. Door het verschillen van de onrendabele top per duurzame optie is de invloed van de energieprijs op de onrendabele top per optie verschillend: en daarmee ook wanneer een duurzame optie geen subsidie meer nodig heeft.

Vraag 10

Wat bedraagt naar schatting de verkoopopbrengst als woningbouwcorporaties 10% van hun woningen (moeten) verkopen en met hoeveel neemt de Vpb-opbrengst dan toe?

Antwoord 10
Het gaat in deze vraag om een fictieve situatie. Verwacht wordt dat woningbouwcorporaties door de introductie van de vennootschapsbelastingplicht niet gedwongen zullen zijn een substantieel deel van hun huurwoningen te verkopen. In het theoretische geval dat woningbouwcorporaties 10% van hun woningen zouden moeten verkopen, zou de boekwinst naar schatting ca. 600 mln bedragen. Wanneer woningbouwcorporaties woningen verkopen, maar met de opbrengst herinvesteringsplannen hebben, kunnen ze de opbrengsten in een herinvesteringsreserve stoppen. Pas wanneer de intentie tot herinvesteren vervalt zullen de opgebouwde herinvesteringsreserves in de winst worden betrokken en tot hogere vennootschapsbelastingopbrengst leiden.

Vraag 11

Kan in een meerjarig overzicht (2008-2011) worden aangegeven wat de beschikbare enveloppen zijn uit het beleidsprogramma; welke inmiddels al met verplichtingen zijn belegd en zo ja welke verplichtingen dit betreft en welke nog vrij kunnen worden aangewend?

Vraag 194
Kan de regering inzichtelijk maken voor de Tweede Kamer hoeveel geld er meerjarig in enveloppen was gereserveerd, wat daar inmiddels voor welk doel is toegedeeld en hoeveel er nu nog resteert per envelop op de aanvullende post?

Vraag 195
Wanneer en voor welke doelen zullen de nu nog resterende enveloppe-middelen worden besteed? Hoe vast ligt de besteding van de enveloppen?

Antwoord vraag 11, 194 en 195

In het Beleidsprogramma is aangegeven hoe de intensiveringsmiddelen uit het coalitieakkoord worden aangewend. De tabel hieronder geeft de verdeling van de intensiveringsmiddelen per pijler weer, zoals vermeld in het Beleidsprogramma. De middelen zijn in het beleidsprogramma geoormerkt voor concrete doelstellingen of beleidsterreinen. De geoormerkte bedragen worden ieder jaar, na een inhoudelijke beoordeling van de concrete plannen toegevoegd aan de departementale begrotingen.

bedragen in mln. Euro's 2008 2009 2010 2011 Pijler 1 : Actieve, constructieve rol 75 150 250 400 van NL in Europa en in de wereld
Pijler 2 : Innovatieve, 200 400 575 850 ondernemende economie
Waarvan nog gereserveerd op AP 19 88 191 310 Pijler 3 : Duurzame leefomgeving 215 395 585 800

Waarvan nog gereserveerd op AP 60 135 261

Pijler 4: Sociale samenhang 1773 2425 3100 3595

Waarvan nog gereserveerd op AP 7 523 1.139 1.561

Pijler 5: Veiligheid, stabiliteit en
respect 200 350 500 700

Waarvan nog gereserveerd op AP 50 93 153

Pijler 6: Overheid en dienstbare

publieke sector 175 300 425 600

Waarvan nog gereserveerd op AP 24 47 65

Onderstaande tabel toont per enveloppe een overzicht van de middelen die nog op de aanvullende post bij Financiën staat voor de periode 2008-2011. Ook deze middelen zijn geoormerkt voor concrete doelstellingen of beleidsterreinen. In de beleidsagenda van de departementale ontwerpbegrotingen is opgenomen hoeveel resterende middelen (tranches) voor deze doelstellingen of beleidsterreinen nog gereserveerd staan op de aanvullende post. Tevens is in de departementale begrotingen weergegeven welk deel van de intensiveringsmiddelen reeds aan de begroting is toegevoegd.

bedragen in mln. Euro's 2008 2009 2010 2011

Pijler 2 : Innovatieve,
ondernemende economie 19 88 191 310

w.v. enveloppe Innovatie, kennis 7 47 104 157 en onderzoek

w.v. enveloppe
Ondernemerschap 12 37 67 128

w.v. enveloppe Openbaar vervoer 20 5 25 Pijler 3 : Duurzame leefomgeving 60 135 261

w.v enveloppe Energie 27 65 101

w.v. enveloppe Water en kust 10 25 90

w.v enveloppe Natuur, EHS en
vitaal platteland 23 45 70 Pijler 4: Sociale samenhang 7 523 1.139 1.561

enveloppe Integratie 50 150 100 enveloppe Participatie arbeid,
onderkant arbeidsmarkt, 7 36 117 154

armoedebeleid/ WAO-WIA/Brugbanen

enveloppe Kinderopvang 111 281 449 enveloppe Jeugd en Gezin 90 102 114 enveloppe Onderwijs 209 462 717 enveloppe MBO 17 17 17 enveloppe Sport 10 10 10

Pijler 5: Veiligheid, stabiliteit en
respect 50 93 153 w.v. enveloppe Capaciteit
veiligheidsketen en preventie 50 93 153 Pijler 6: Overheid en dienstbare
publieke sector 24 47 115 w.v enveloppe Publieke omroep 50 w.v enveloppe Cultuur en
monumenten 24 47 65

Vraag 12

Kan in een meerjarig overzicht (2008-2011) de budgetflexibiliteit van de onderscheiden begrotingshoofdstukken en paragrafen worden aangegeven, zowel in percentages als in bedragen?

Antwoord 12
Meer informatie over budgetflexibileit is te vinden in de departementale ontwerpbegrotingen. Jaarlijks wordt in de ontwerpbegrotingen per operationele doelstelling (OD) een grafiek budgetflexibiliteit gepresenteerd. In deze grafiek is terug te vinden welk percentage van het budget op desbetreffend OD juridisch verplicht is in het begrotingsjaar. Tevens is op artikelniveau in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid weergegeven informatie te vinden welke gedeelte van het budget juridisch verplicht is.

Vraag 13

Kan worden aangegeven welke budgetten vrijvallen wanneer produkt- en bedrijfsschappen worden afgeschaft?
Kan worden aangegeven welke budgetten vrijvallen wanneer de bemiddelingstaak CWI komt te vervallen?

Antwoord 13
Product- en bedrijfschappen zijn publiekrechtelijke lichamen waarin organisaties van ondernemers en van werknemers samenwerken. Zij hebben een eigen financieringssysteem. De schappen hebben de bevoegdheid om voor de financiering van hun activiteiten heffingen op te leggen aan de ondernemingen die onder hun werkingssfeer vallen. Worden de product- en bedrijfschappen afgeschaft, dan leidt dat tot lastenverlichting voor de betrokken ondernemers. Hier staat tegenover dat deze ondernemers ook niet langer profijt hebben van de door het product- of bedrijfschap voor de betreffende sector verrichte activiteiten, die mede in het algemeen belang zijn, zoals bestrijding van dierziektes. Met name de productschappen voeren daarnaast soms taken uit voor het Rijk (de zogenoemde medebewindstaken). Hiervoor ontvangen zij financiering vanuit de rijksbegroting. Indien de productschappen worden afgeschaft, dan moet het Rijk deze taken zelf uitvoeren (en treedt er per saldo geen budgettaire vrijval op).

De CWI-begroting bedroeg voor 2007 ruim 350 mln. Ongeveer 250 mln van de CWI-uitgaven hangt direct of indirect samen met bemiddelingstaken. Afschaffing van de bemiddelingstaken leidt o.a. tot weglekeffecten (ca 50 mln). Dit betekent dat er netto besparing zou resteren van ca 200 mln. Empirische studies geven aan dat bemiddeling een relatief effectief en kostenefficiënt instrument is om sneller een baan te vinden, los van de vraag welke instantie dat het meest efficiënt kan. In het Coalitie-akkoord is in plaats van het afschaffen van de bemiddelingsfunctie afgesproken dat de efficiëntie van de uitvoering van de sociale zekerheid verbeterd wordt. Er is ondertussen in verband met de ombuiging opgenomen in het Coalitieakkoord reeds een besparing (taakstelling oplopend tot 127 mln) ingeboekt. UWV en CWI hebben gezamenlijk een voorstel gedaan voor de invulling van de taakstelling ( 127 mln structureel) en de vormgeving van de basisdienstverlening vanuit het WERKbedrijf. Dit voorstel laat zien dat de taakstelling te realiseren is, echter niet zonder onderdelen van het huidige dienstverleningspakket aan te passen. Concreet betreft dit onder meer het verminderen van het aantal locaties en het laten aflopen van de beleidsprogramma's voor geprioriteerde cliëntengroepen. Ondanks de besparing blijft de bemiddeling grotendeels intact door maatwerk direct aan de kop van het proces. Het afschaffen van de hele bemiddelingstaak - hier is echter niet voor gekozen- zal vanwege de reeds verwerkte ombuiging en rekening houdend met weglekeffecten structureel minder opleveren dan 200 mln.

Vraag 14

Kan in een overzicht worden aangegeven welke re-integratiebudgetten bestaan en hoe deze zich hebben ontwikkeld / ontwikkelen van 2000-2011?

Antwoord 14
In het onderstaand overzicht zijn de in de begroting 2002-2008 opgenomen re-integratiemiddelen opgenomen.

Beschikbare re-integratiemiddelen (exclusief uitvoeringskosten) opgenomen in de begrotingen van SZW.
(x mln) 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Re-integratie gemeenten 1.848 2.051 2.061 1.844 1.667 1.636 1.665 Re-integratie UWV 441 661 722 635 605 560 480 Overige instrumenten Rijk 39 80 245 235 257 131 61 Totaal Rijk 2.328 2.792 3.028 2.714 2.529 2.327 2.206 (vervolg)
(x mln) 2007 2008 2009 2010 2011 Re-integratie gemeenten 1.647 1.570 1.510 1.379 1.254 Re-integratie UWV 408 453 509 505 411 Overige instrumenten Rijk 9 6 0 0 0 Totaal Rijk 2.064 2.028 2.020 1.884 1.665

Bron: Beleidsdoorlichting re-integratie blz 33 (Jaren 2000-2007); begroting 2008 SZW (Vanaf 2008)

Vraag 15

Wat is het budgettaire beslag van de levensloopregeling met uitzondering van mensen geboren voor 1955 en hoe loopt dit op tot 2011?

Antwoord 15
Het budgettaire beslag van de levensloopregeling wordt in 2009, 2010 en 2011 geraamd op 435 miljoen. Bij de introductie van de levensloopregeling is in het kader van het overgangsrecht bij de wijziging van de fiscale behandeling van VUT en prepensioen een extra stortingsmogelijkheid geboden voor mensen die op dat moment tussen de 51 en 55 jaar waren. Dit betreft dus slechts een tijdelijke regeling. Bij de weergegeven budgettaire raming van de levensloopregeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de levensloopregeling, ook deze tijdelijke regeling is niet separaat weergegeven.

Vraag 16

Wat kost de koppeling van uitkeringen (naar uitkeringscategorie) aan de contractloonontwikkeling in plaats van aan de prijzen en hoe loopt dit in meerjarig perspectief tot 2011 op?

Antwoord 16
De uitkeringen zijn via de WKA (Wet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid) reeds gekoppeld aan de contractloonontwikkeling. Koppeling van de uitkeringen aan de prijzen levert een besparing op zoals weergegeven in onderstaande tabel.

Uitkeringscategorie 2009 2010 2011 Onder de 65 jaar 50 380 830 Boven de 65 jaar (AOW) 70 480 1040 Totaal (in mln) 120 860 1870

Vraag 17

Hoe kan worden verklaard dat ten opzichte van de Miljoenennota 2008 de economische groei afneemt (van 2,5% naar 2,25%) terwijl ten opzichte van diezelfde Miljoenennota de voor 2008 geraamde belastingen- en premie-inkomsten nu ruim 3 miljard hoger wordt geraamd.

Antwoord 17
Ten opzichte van de stand MN 2008 neemt de volumeontwikkeling van het BBP in 2008 inderdaad af. De waardeontwikkeling van het BBP in 2008 neemt echter ten opzichte van de stand MN 2008 toe. Daarnaast neemt de stand van - voor de inkomsten van 2008 relevanter - macro-economische indicatoren als waardemutatie particuliere consumptie 2008 en ontwikkeling arbeidsvolume 2008 toe. Het belangrijkste deel van de bijstelling van de inkomsten (namelijk 2,5 mld van de totale 3,1 mld) wordt echter verklaard uit de doorwerking naar 2008 van de uiteindelijke realisaties over het jaar 2007. Deze realisaties zijn hoger uitgekomen dan waar bij MN 2008 nog vanuit werd gegaan. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2007 wordt deze doorwerking uitgebreid toegelicht.

Vraag 18

Kan een overzicht gegeven worden van alle kasschuiven en/of intertemporele compensaties groter dan 10 mln. die zijn doorgevoerd in deze Voorjaarsnota, waarbij duidelijk wordt hoe ze over de verschillende begrotingsjaren jaren heen zijn verwerkt en wat het totale effect is van alle kasschuiven voor 2008 en latere jaren?

Antwoord vraag 18
Onderstaande tabel toont een overzicht van de belangrijkste -bij voorjaarsnota toegezegde- kasschuiven en de bijbehorende budgettaire effecten voor de periode 2008-2013. Opgemerkt wordt dat de kasschuiven op het Infrafonds en voor de MEP doorwerking hebben naar jaren na 2013. Deze kasschuiven sluiten intertemporeel op 0.

(bedragen in mln. euro 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Kasschuiven justitie 6 47 2 -18 -18 -17 Kasschuiven OCW -118 5 94 22 12 -14 Bosgelden Afghanistan (defensie) -50 -50 50 50 Intensiveringsgelden CA (HGIS) 10 10 -20 Intertemporele herschikking Rgd -26 14 4 8 Kasschuif beheer en onderhoud
vaarwegen (Infrafonds) 62 88 23 23 3 Kasschuif Zuidas (Infrafonds) 150 250 -13 -54 -95 -96 Anders betalen voor mobiliteit -65 130 165 220 150 -43 Geluidsisolatie Schiphol -21 -9 20 7 13 2 Kasschuif MEP (EZ) -256 -112 -93 -55 35 45 Diverse kasschuiven EZ -40 3 8 15 22 0

Totaal -318 338 315 194 141 -120

Vraag 19

Kan een overzicht worden gegeven van alle bedragen gemoeid met super-dividend? Waar worden deze bedragen aan uitgegeven? Zijn de begrotingsregels gewijzigd voor super-dividend? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 19
Zoals in de voorjaarsnota valt te lezen komt er voor 2008 voor 379 mln superdividend Schiphol binnen. Dit is het enige superdividend voor 2008. Dit geld is integraal meegenomen in de totale besluitvorming van het voorjaar.

In de begrotingsregels (zie Miljoenennota 2008, bijlage 8) valt onder artikel 31 te lezen:

"Als relevante niet-belastingontvangsten worden aangemerkt alle NBO die vallen onder de bovenstaande afbakening, behoudens de gasbaten. De opbrengst van herfinanciering van staatsdeelnemingen is daarentegen wel relevant voor het uitgavenkader. Heffingen die vallen onder de definitie van collectieve lasten worden verantwoord aan de inkomstenkant van de begroting."

Hieruit valt op te maken dat ontvangsten uit het superdividend relevant zijn voor het uitgavenkader. Dit is nieuw. Dit is bewust gekozen om regeringsbeleid te stimuleren om overtollig vermogen bij staatsdeelnemingen af te romen.

Vraag 20

Wat is op basis van de huidige inzichten het structurele EMU saldo? Hoe ontwikkelt zich dit saldo de komende jaren?

Antwoord 20
Bij het feitelijk EMU saldo van 0,9 procent BBP (zoals gemeld in Voorjaarsnota) hoort een structureel EMU-saldo van 0,7%. In de Voorjaarsnota wordt alleen gekeken naar het lopende jaar; cijfers over 2009 worden gepubliceerd op Prinsjesdag.

Vraag 21

Hoeveel gasbaten inclusief de belastingen hierover maken onderdeel uit van het EMU-saldo. Kan een overzicht verstrekt worden vanaf 2002 inclusief een schatting voor 2008?

Antwoord 21
De volgende tabel geeft de realisaties weer van de gasbaten voor 2002 t/m 2007, evenals een raming voor 2008 (stand Voorjaarsnota 2008). Het totaalbedrag geeft weer in welke mate de aardgasbaten (incl. vennootschapsbelasting) meetellen bij de berekening van het EMU-saldo. De gasbaten worden gepresenteerd op transactiebasis, omdat ook het EMU-saldo (cf. Brusselse methodiek) op transactie- basis wordt berekend.

Tabel: Aardgasbaten die meetellen bij berekening EMU-saldo (x miljard)

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Aardgasbaten (transactiebasis) 3,7 4,3 4,7 5,9 8,4 7,7 9,9 Vennootschapsbelasting (transactiebasis) 1,6 1,6 1,8 1,7 2,1 1,8 2,1 Aardgasbaten relevant voor EMU-saldo * 5,2 5,9 6,5 7,5 10,5 9,5 12,0
*Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal

Vraag 22

Hoe verhoudt de voor Nederland in 2008 geraamde inflatie (c.q. cpi van 2,5%) zich tot andere EU- landen?

Antwoord 22
De inflatie voor Nederland in 2008 is tot nu toe relatief laag gebleven, zeker vergeleken met andere Europese landen en de Eurozone als geheel. Het inflatieverschil wordt verklaard door de vertraagde doorwerking van de hoge olieprijs in de gasprijs, een lage huurstijging en een lage stijging van de voedselprijzen in Nederland. Vanaf de tweede helft van 2008 neemt ook in Nederland de inflatie toe door de vertraagde aanpassing van de energie en voedselprijzen, een hogere maximale wettelijke huurverhoging en een verhoging van indirecte belastingen voor milieuvervuilende producten vanaf juli. Op jaarbasis stijgen de prijzen in Nederland dit jaar met 2½%, dit is gelijk aan het gemiddelde in de eurozone.

Vraag 23

Wat verklaart de stijging met een half procentpunt van de inflatie ten opzichte van de raming in de Miljoenennota?

Vraag 25
Hoe groot is het effect van de stijgende olieprijs op het inflatiecijfer? In welke mate wordt het inflatiecijfer bepaald door prijzen die de overheid zelf kan vaststellen of kan beïnvloeden?

Vraag 27
Wat verklaart de stijging van de inflatie met een half procentpunt ten opzichte van de raming in de miljoenennota? Wat is het effect van de hogere olieprijzen op dit cijfer? Wat is het geraamde effect van hogere accijnzen?

Antwoord 23, 25 en 27
De hogere inflatieraming voor 2008 van een ½%-punt bij CEP t.o.v. MEV vorig jaar, komt vooral voort uit hogere prijsstijgingen voor invoer. De hogere invoerprijzen betreft onder meer olie, maar ook andere goederen en diensten. Verder speelt een rol dat de arbeidskosten per eenheid product in de CEP-raming iets meer stijgen dan bij Miljoenennota vorig jaar

Het inflatiecijfer bij CEP wordt voornamelijk verklaard uit de bijdrage van de arbeidskosten per eenheid product (1¼%). Daarnaast speelt de hoge olieprijs ook een belangrijke rol. De bijdrage van kabinetsmaatregelen aan inflatie zijn beperkt in 2008. Het totale effect van de invoering van de vliegbelasting en de verhoging van de accijns op tabak, diesel en LPG is samen ¼%-punt.

Vraag 24

Wat zijn de mogelijke gevolgen en dreigingen waarover in de Voorjaarsnota wordt gesproken als gevolg van hogere inflatie?

Antwoord 24
De economische groei zakt af in 2008 en de inflatie neemt toe. De werkloosheid daalt van 4,5% in 2007 tot 4% in 2008. Lonen reageren in het algemeen vertraagd op de werkloosheid. Hierdoor bestaat het risico van hogere lonen terwijl de groei afzakt. Dit risico neemt toe doordat CAO's voor een aantal jaren worden afgesloten waardoor het risico bestaat dat straks voor een aantal jaren te hoge lonen zijn afgesproken. Dit zal uiteindelijk onze prijsconcurrentiepositie aantasten en daarmee de economische groei. De ramingen zijn nu des te meer met onzekerheid omgeven omdat we niet weten wat de invloed van de kredietcrisis zal zijn. Vooralsnog noemt het CPB in de CEP 2008 de stijging van de loonkosten niet buitensporig, maar voorzichtigheid is hier altijd op zijn plaats.

Vraag 25

Hoe groot is het effect van de stijgende olieprijs op het inflatiecijfer? In welke mate wordt het inflatiecijfer bepaald door prijzen die de overheid zelf kan vaststellen of kan beïnvloeden?

Antwoord 25
Zie antwoord op vraag 23.

Vraag 26

Welke mogelijkheden heeft de minister van Financiën om de oplopende inflatie tegen te gaan?

Antwoord 26
Inflatie is in beginsel een monetair fenomeen. De Europese Centrale Bank draagt de volle verantwoordelijkheid voor het monetaire beleid in heel het eurogebied en heeft ook de instrumenten (vaststelling van rentetarieven) om prijsstabiliteit te handhaven.

De stijging van de inflatie in 2008 komt vooral voort uit de toenemende arbeidskosten en de hoge olieprijs. De olieprijs wordt op de internationale markt bepaald en daar kan de minister van financiën geen invloed op uit oefenen. De minister van financiën heeft ook geen instrumenten om in te grijpen in de loonvorming op de markt. Het is de verantwoordelijkheid van de sociale partners om te komen tot een gematigde loonontwikkeling, wanneer de economische situatie daar om vraagt. Het kabinet zal een gematigde loonontwikkeling wel altijd proberen te ondersteunen met haar beleid. De minister van financiën kan wel de inflatie beperken door de indirecte belastingen te verlagen. Dit betekent wel dat of het begrotingstekort oploopt of we andere belastingen moeten verhogen. In 2008 vormt de stijging van de indirecte belastingen echter een relatief klein deel uit van de toegenomen inflatie.

Vraag 27

Wat verklaart de stijging van de inflatie met een half procentpunt ten opzichte van de raming in de miljoenennota? Wat is het effect van de hogere olieprijzen op dit cijfer? Wat is het geraamde effect van hogere accijnzen?

Antwoord 27
Zie antwoord op vraag 23.

Vraag 28

Onderschrijft de regering de analyse van de OECD dat de krappe arbeidsmarkt leidt tot stijgende lonen?
In hoeverre is de loonontwikkeling in de collectieve sector verder te beïnvloeden? Kan een overzicht worden gegeven van de gerealiseerde, respectievelijk geraamde contractloonontwikkeling in 2006, 2007 en 2008 in de verschillende arbeidsvoorwaardensectoren van de overheid?

Antwoord 28
Op korte termijn leidt krapte op de arbeidsmarkt tot stijgende lonen. Hierdoor zal de arbeidsmarktmarkt op de lange termijn weer in een nieuw evenwicht komen.

De arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de collectieve sector volgt in beginsel de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de markt (via het zogeheten referentiemodel). Onderstaande tabel geeft een overzicht van bij CEP (van het betreffende jaar) geraamde en in CAO's gerealiseerde contractloonontwikkeling.

Geraamd Gerealiseerd Geraamd Gerealiseerd Geraamd Gerealiseerd Sector CEP 2006 2006 CEP 2007 2007 CEP 2008 2008 Rijk 1,50% 2,98% 2,25% 3,50% 3,25% 2,58% Defensie 1,50% 1,42% 2,25% 2,60% 3,25% 2,93% Primair Onderwijs 1,50% 2,36% 2,25% 2,96% 3,25% 3,13% Voortgezet Onderwijs2 (tot

1-7-08) 1,50% 2,36% 2,25% 3,41% 3,25% 1,20% Beroepsonderwijs en
volwasseneneducatie 1,50% 2,86% 2,25% 3,84% 3,25% 3,79% Wetenschappelijk onderwijs 1,50% 2,78% 2,25% 3,01% 3,25% 3,38% HBO 1,50% 1,73% 2,25% 2,87% 3,25% 3,31% Onderzoekinstellingen 1,50% 0,82% 2,25% 4,54% 3,25% 3,33% Politie 1,50% 1,74% 2,25% 1,15% 3,25% 5,64% Rechterlijke Macht 1,50% 2,55% 2,25% 3,35% 3,25% 2,62% Gemeenten 1,50% 3,38% 2,25% 2,60% 3,25% 3,61% Provincies 1,50% 3,24% 2,25% 2,38% 3,25% 3,30% Waterschappen 1,50% 1,78% 2,25% 4,11% 3,25% 3,11% Universitair medische
centra 1,50% 1,43% 2,25% 1,70% 3,25% 3,51%


2 Voortgezet Onderwijs heeft een CAO die in 1 juli 2008 afloopt, realisatie voor het eerste half jaar van 2008 is 1,20%.

Vraag 29

Onderschrijft de regering de OECD-analyse dat een situatie van begin deze eeuw voorkomen moet worden waarin lonen fors stegen terwijl de economie begon af te koelen? Zo ja, welke instrumenten heeft de regering om deze situatie te vermijden?En welke maatregelen wil ze nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 29
Ja, het kabinet onderschrijft de OECD-analyse. Het kabinet heeft geen instrumenten om situaties zoals beschreven in de loonvorming te vermijden. Het is de verantwoordelijkheid van sociale partners om tot een gematigde loonontwikkeling te komen wanneer de economische situatie daar om vraagt.

Vraag 30

Kan een hoge inflatie, leidend tot voortdurende loonstijgingen, ook als gunstig worden gezien voor mensen met een hypotheek, respectievelijk de Staat vanuit het perspectief dat een hypotheekschuld of staatsschuld in nominale termen constant blijft en daardoor de schuld relatief minder wordt?

Antwoord 30
Het klopt dat hogere inflatie in het voordeel is van bijvoorbeeld burgers met een hypotheekschuld of voor de staatsschuld indien zij een vast rentepercentage betalen. Indien het rentepercentage op de schuld variabel is, wordt een hogere inflatie enkel verdisconteerd in het rentepercentage. Inflatie is in feite een herverdeling van burgers die sparen naar burgers die lenen. Of burgers per saldo beter af zijn als gevolg van inflatie is nog maar de vraag. Inflatie kan veroorzaakt worden door verschillende factoren die ieder hun eigen invloed op de economie hebben. Op lange termijn heeft een hoge inflatie economische nadelen die de positie van de burger en de Nederlandse staat niet verbeteren.

Vraag 31

Hoe schat de regering de gevolgen in van de kredietcrisis ten aanzien van de neerwaartse risico's voor de economische groei? Wat is momenteel de verwachte impact op de financiële sector en de economische groei?

Antwoord 31
Op dit moment is er nog steeds grote onzekerheid over hoe de kredietcrisis precies gaat doorwerken op de reële economie. Het is mogelijk dat de doorwerking van de kredietcrisis op de economische groei groter is dan nu in de groeiramingen zit. Het CPB benadrukt ook in het Centraal Economisch Plan 2008 (CEP 2008) en recentelijk in haar CPB nieuwsbrief van juni dat de onzekerheden rondom de ramingen groot zijn.

De verwachte impact van de kredietcrisis op de reële economie wordt door het CPB in het CEP 2008 niet aangeven. Wel beschrijft het CPB de kanalen via welke de kredietcrisis doorwerkt: hogere rentes voor bedrijven, een afname van de wereldhandelsgroei en een daling van de aandelenkoersen in het eerste kwartaal van 2008. De onzekerheidsvarianten op pagina 16 van CEP 2008 geven verder inzicht in de doorwerking van kredietcrisis op de economische groei.

Vraag 32

Klopt het dat er in deze voorjaarsnota wordt gesteld dat er in Nederland geen sprake is van een overwaardering in de huizenmarkt? Wat houdt de nuancering van het IMF met betrekking tot de Nederlandse huizenmarkt in? Deelt de regering de mening dat een laag risico op een daling van de huizenprijzen niet automatisch inhoudt dat er geen sprake is van een overwaardering op de huizenmarkt?

Antwoord 32
In het IMF-landenrapport van Nederland wordt de bewering van IMF World Economic Outlook over de overwaardering van de Nederlandse huizenmarkt weerlegd 3. Het IMF geeft in het landenrapport aan dat er slechts beperkte overwaardering op de Nederlandse huizenmarkt is als er rekening wordt gehouden met voor Nederland specifieke factoren (zoals een beperkt aanbod en de hypotheekrente- aftrek). Deze voor Nederland specifieke factoren waren niet meegenomen in het IMF model van World Economic Outlook. Het volgende staat in het IMF-landenrapport: "While aware of the large declines in housing markets in the U.S., U.K., and Spain, the authorities felt that limited land supply and generous mortgage interest deductibility reduce the likelihood of sharp house price corrections in the Netherlands. Staff and authorities concurred that, based on existing regulatory constraints, which tend to cause higher prices, house overvaluation is only slight"

Verder klopt het dat een laag risico op een daling van de huizenprijzen niet automatisch inhoudt dat er geen sprake is van een overwaardering op de huizenmarkt. Echter omgekeerd geldt wel dat wanneer er geen overwaardering op de huizenmarkt is, het risico op huizenprijsdalingen verkleind wordt.


3 http://www.imf.org/external/pubs/cat/longres.cfm?sk=22005.0

Vraag 33: In hoeverre verhoudt de overschrijding van het kader Zorg zich tot begrotingsregel 7 van

het Coalitieakkoord dat uitgaventegenvallers moeten worden gecompenseerd binnen de desbetreffende sector?

Antwoord 33
De overschrijding van het Budgettair Kader Zorg wordt grotendeels veroorzaakt door een incidentele financieringsschuif in de AWBZ. Omdat de tegenvaller pas begin 2008 bekend werd bleek het niet mogelijk om deze in 2008 te compenseren met meevallers of maatrefelen binnen het BKZ. Meevallers zijn wel gevonden binnen het kader RBG-eng, zodat het totale uitgavenkader wel standhoudt. Dit is conform de begrotingsregels (regel 17: "compensatie tussen de afzonderlijke budgetdiscplinesectoren kan alleen indien de Ministerraad daartoe besluit") en is in het verleden (zeker voor het lopende jaar) meermalen gebeurd.

Vraag 34

Welke maatregelen zijn genomen om in de sector Zorg zoveel mogelijk binnen het kader te blijven?

Antwoord 34
Veel van de uitgavenmutaties onder het BKZ in 2008 zijn het resultaat van het beschikbaar komen van afrekencijfers over eerdere jaren. Deze cijfers zijn pas recent beschikbaar gekomen. Als er compensatiemaatregelen genomen worden, dan loopt de fasering van de maatregelen daarom vaak achter bij de problematiek. In het kader van de begroting 2009 zal ik u informeren over eventueel te nemen maatregelen.

Vraag 35: Kan gesteld worden dat de ruimte (voor bijvoorbeeld nieuw beleid of intensiveringen) die er

de facto is binnen de sector Rijksbegroting niet benut kan worden omdat er compensatie geboden moest worden aan de overschrijding van het kader Zorg?

Antwoord 35
Voor de tegenvallers van het kader Zorg zijn geen meevallers gevonden binnen het betreffende kader. Om het totale uitgavenkader te laten sluiten zijn deze tegenvallers gedekt door meevallers bij het kader RBG-eng. Deze meevallers hadden ­ conform begrotingsregel 25 ­ in principe niet mogen worden gebruikt voor beleidsintensiveringen of nieuw beleid.

Vraag 36

Kan voor de drie kaders, waarbinnen ruimte is ontstaan omdat de kaders meer zijn verhoogd voor de jaarlijkse loon/prijsstijgingen dan op basis van de feitelijke loon/prijsstijgingen nodig zou zijn, inzichtelijk gemaakt worden met welk percentage en bedrag ze zijn opgehoogd als gevolg van de pNB-bijstelling en met welk percentage en bedrag de prijzen en lonen feitelijk naar verwachting zullen stijgen binnen de afzonderlijke kaders? Hoe zien de ruilvoetwinsten eruit?

Antwoord 36
Het kader is opgehoogd met het pNB (zoals de begrotingsregels voorschrijven) en hiervoor zijn de cijfers gevolgd van het CEP van het CPB. Het CPB heeft aangegeven dat de pNB in 2008 zou stijgen van 2,25% (MLT-raming) naar 2,45% (CEP-raming). Overigens is het kader met de Voorjaarsnota voor 2008 vastgezet: er kunnen na de voorjaarsnota geen nieuwe ruilvoetmeevallers voordoen. Voor het totale uitgavenkader gelden de volgende cijfers:

2008 Totale pNB effect (+ is groter kader mld) 0,4 Totale loonontwikkeling (+ is extra uitgaven mld) -0,3 Totale Prijsontwikkeling (+ is extra uitgaven mld) 0,0 Totaal ruilvoeteffect (+ is meevaller) 0,7

Deze 0,7 mld is als volgt te verdelen over de drie deelkaders:

2008 RBG-eng 0,4 SZA 0,2 BKZ 0,1 Totaal ruilvoeteffect (+ is meevaller) 0,7

Vraag 37

Waarom hebben niet alle ministeries in 2008 de prijsbijstelling voor 2008 ontvangen? Waarom is hiervan geen melding gemaakt in de Voorjaarsnota?

Vraag 38
Waarom hebben Defensie en OCW de prijsbijstelling wel ontvangen en BZK en Justitie deels?

Vraag 40
Waarom is in de andere sectoren (SZA, Zorg) de prijsbijstelling 2008 wel volledig uitgekeerd?

Antwoord 37, 38 en 40
In de Miljoenennota 2008 heeft het Kabinet besloten tot een korting op de prijsbijstelling. Het in 2008 deels niet uitkeren van de prijsbijstelling voor het kader Rbg-eng maakt onderdeel uit van dat pakket. Dit is aan de Kamer kenbaar gemaakt in de Miljoenennota 2008 (TK 2007-8, 31 200, nr, 1, bladzijde 51). Er wordt geen melding gemaakt in de Voorjaarsnota, omdat er geen wijzigingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van de Miljoenennota. Bepaalde ministeries en het infrastructuurfonds zijn (deels) uitgezonderd van deze korting. Bovendien is er op de aanvullende post Algemeen een knelpuntenreserve opgenomen voor onoverkomelijke problemen die departementen ondervinden als gevolg van het niet uitkeren van de prijsbijstelling. De verdeling van deze middelen heeft bij Voorjaarsnota plaatsgehad.

Vraag 38

Waarom hebben Defensie en OCW de prijsbijstelling wel ontvangen en BZK en Justitie deels?

Antwoord 38
Zie het antwoord op vraag 37.

Vraag 39

Kan een overzicht gegeven worden voor het jaar 2008 waarin per ministerie duidelijk wordt wat bij volledige uitdeling hun aandeel in de prijsbijstelling 2008 zou zijn geweest en wat er feitelijk gecompenseerd is?

Antwoord 39
Deze tabel geeft weer hoeveel elk ministerie aan prijsbijstelling zou hebben verkregen in de afwezigheid van de afspraak en hoeveel ze feitelijk gekregen hebben.

2008 Potentiële Feitelijke compensatie compensatie (mln euro) (mln euro)
2a Staten-Generaal 0,9 0,0 2b Hoge colleges van Staat 0,6 0,0
3 Algemene Zaken 0,8 0,0
4 Koninkrijksrelaties 2,3 0,0
5 Buitenlandse Zaken 0,0 0,0
6 Justitie 48,8 15,0
7 Binnenlandse Zaken 39,8 10,0
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 165,0 165,0
9a Nationale Schuld 0,0 0,0 9b Financiën 30,4 0,0
10 Defensie 72,8 72,8 Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

11 Milieu 19,9 0,0
12 Verkeer en Waterstaat 26,5 0,0
13 Economische Zaken 9,5 0,0
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 18,8 0,0
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2,6 0,0
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 15,4 0,0
17 Jeugd en gezin 7,7 0,0
18 Wonen, Wijken en Integratie 14,0 0,0 55 Infrastructuurfonds 95,5 95,5 Totaal 571,3 358,3

Vraag 40

Waarom is in de andere sectoren (SZA, Zorg) de prijsbijstelling 2008 wel volledig uitgekeerd?

Antwoord 40
Zie het antwoord op vraag 37.

Vraag 41
Kunt u een uitgebreidere toelichting geven bij de drie belangrijkste meevallers (winstuitkering DNB, dividendraming NS en Schiphol en superdividend)? Waarom zijn deze zo omvangrijk? Wat zijn de dividendtaakstellingen?
Zijn in de toekomst nog meer van dergelijke dividenduitkeringen te verwachten?

Antwoord 41
Voor NS geldt dat het regulier dividend over 2007 fors meer bedroeg dan over 2006. De winst van NS over 2007 was zoveel hoger doordat in 2006 sprake was van een hogere belastingdruk (als gevolg van een fiscale tegenvaller dat jaar4) dan voorzien. Het laat zich slecht overzien wat hiervan de implicaties zijn voor volgende jaren. De realisatie van het regulier dividend van Schiphol is meegevallen, vanwege betere winstcijfers dan voorzien. Het superdividend van Schiphol is echter de uitkomst van een onderhandelingstraject. Dergelijke trajecten zijn veelal met onzekerheid omgeven en worden derhalve niet geraamd, maar pas in de begroting verwerkt als ze ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Zie voor DNB antwoord 116.

Zie voor het antwoord op de vraag over dividendtaakstelling het antwoord op vraag 112.

Vrijwel alle deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten keren jaarlijkse dividend uit aan aandeelhouder(s). Voorziene dividenduitkeringen zoals die in begrotingen worden opgenomen zijn gebaseerd op dividenduitkeringen in voorgaande jaren. Het kan zijn dat door bedrijfseconomische of andere redenen de winsten - en daarmee de dividenduitkeringen - hoger of lager uitvallen dan begroot; dat laat zich niet altijd goed voorzien. Vooralsnog verwachten wij geen extra meevallers. Superdividenduitkeringen worden opgenomen in de begroting als het een uitkomst is van een (onderhandelings)proces en er derhalve zekerheid is over de omvang en het moment van uitkering. Zo zal in 2009 een tweede superdividenduitkering door Schiphol worden gedaan van EUR 500 mln (belang Staat: 75,8%) van Schiphol voor zover de single A rating behouden blijft.

4 Deze fiscale tegenvaller betrof een waardevermindering van de latente belastingvordering.

Vraag 42

Hoe kan de tegenvaller van 400 miljoen euro van de post in=uit-taakstelling van invloed zijn op het budgettaire beeld?
Kan een overzicht gegeven vanaf 2002 worden gegeven welke bedragen bij de Voorjaarsnota al als in=uit-taakstelling zijn geboekt?
Waarom is een deel van deze post binnen het kader rijksbegroting ingevuld? Om welk bedrag gaat het precies?
Wat zijn de budgettaire gevolgen indien alsnog zou worden besloten deze post in de Najaarsnota te verwerken zoals in het verleden vaak is gebeurd?

Vraag 74
Hoe groot is in de drie budgetsectoren per saldo de eindejaarsmarge, tot welke in=uit-taakstelling leidt dit en hoe is deze in de Voorjaarsnota verwerkt?

Vraag 75
Waarom is binnen de sector Rijksbegroting een deel van de in=uit-taakstelling nu al ingevuld?

Vraag 76
Kan een overzicht gegeven worden waaruit blijkt hoe groot de afgelopen jaar de in=uit-taakstelling in de sector Rijksbegroting jaarlijks was en op welke momenten deze feitelijk is ingevuld?

Antwoord 42, 74, 75 en 76
Departementen mogen onderschrijdingen in enig jaar, tot een maximum van 1 procent van hun begrotingstotaal, meenemen naar het volgende jaar. Deze zogenoemde `eindejaarsmarge' wordt in het voorjaar uitgekeerd. Om de uitkering van de eindejaarsmarge niet belastend voor het uitgavenkader te laten zijn, wordt verondersteld dat in het lopende jaar weer evenveel onderuitputting optreedt. Deze onderuitputting wordt taakstellend ingeboekt en staat bekend als de `in=uittaakstelling'. Deze taakstelling moet gedurende het jaar worden ingevuld met optredende onderuitputting. Als de taakstelling niet wordt gerealiseerd, treedt aan het einde van het jaar een tegenvaller op voor het uitgavenkader en het EMU-saldo.

De totaal uit te keren eindejaarsmarge voor het kader Rbg-eng bedraagt dit jaar 596,8 mln, voor het kader SZA 160,5 mln. De hiermee samenhangende in=uit-taakstelling is in onderstaande tabel opgenomen. Het kader BKZ kent geen eindejaarsmarge en derhalve ook geen in=uit-taakstelling.

Tabel: Eindejaarsmarge en in=uit-taakstelling ( mln)

Kader Eindejaarsmarge In=uit-taakstelling 2008 2009 2010 Rbg-eng* 596,8 -509,7 -46,2 -40,9 SZA 160,5 -160,5 Totaal 757,3 -670,2 -46,2 -40,9
* Binnen de HGIS wordt de eindejaarsmarge uitgespreid over drie begrotingsjaren. Daarom wordt de in=uit-taakstelling ook over meerdere jaren ingeboekt. De totale in=uit-taakstelling voor 2008 is dan ook groter dan 509,7 mln, aangezien ook de in=uit-taakstellingen voor de HGIS-eindejaarsmarge van 2006 en 2007 nog voor een deel in 2008 moeten worden ingevuld.

De in=uit-taakstelling wordt op de aanvullende post Algemeen verwerkt. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de onderuitputting die zich in 2007 heeft voorgedaan, ook in 2008 zal optreden. Invulling van de in=uit-taakstelling bij NJN leidt tot een groter risico op tegenvallers voor het saldo en het uitgavenkader later in het jaar. Gezien de onzekere economische situatie (en conform de begrotingsregels) acht het Kabinet dat niet wenselijk.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de omvang van de in=uit-taakstelling voor Rbg-eng voor de periode 2000-2008, en van het moment waarop deze is ingevuld.

Tabel: In=uit-taakstelling Rbg-eng en invulling ( mln) Jaar Totale in=uit- Ingevuld
taakstelling VJN MN NJN FJR 2000 -289,8 40,3 124,8 124,7 2001 -584,6 449,2 135,4 2002 -427,8 210,0 217,8 2003 -462,1 462,1 2004 -693,0 336,1 356,9 2005 -559,6 559,6 2006 -303,2 303,2 2007 -468,7 468,7 2008* -622,7 385,0 pm pm pm
* De totale in=uit-taakstelling voor 2008 bedraagt 622,7 mln. Het verschil met de 509,7 mln zoals vermeld in de eerste tabel is het gevolg van het feit dat de eindejaarsmarge, en de bijbehorende in=uit-taakstelling, voor de HGIS over drie jaar mag worden uitgespreid. In 2008 moet dus ook nog een deel van de in=uit-taakstellingen behorende bij de HGIS- eindejaarsmarges van 2006 en 2007 worden ingevuld.

Vraag 43

Wat wordt bedoeld met generaal gecompenseerd bij onderwijs kinderopvang? In hoeverre is dit in overeenstemming met de begrotingsregels?

Antwoord 43
Dit wil zeggen dat de overschrijding in 2007 wordt gedekt uit de algemene middelen. Dit is in overeenstemming met de begrotingsregels.

Vraag 44

Hoeveel geld was er beschikbaar gesteld bij het regeerakkoord voor de enveloppe kinderopvang?

Antwoord 44
Bij het regeerakkoord is 175 miljoen euro in 2008, 350 miljoen euro in 2009, 525 miljoen euro in 2010 en 700 miljoen euro structureel vanaf 2011 beschikbaar gesteld voor de enveloppe kinderopvang.

Vraag 45

Waarvoor waren deze middelen aanvankelijk bestemd? Hoeveel wordt nu uit de envelop kinderopvang overgeheveld naar de begroting OCW?

Antwoord 45
Met deze middelen is onder andere voorzien de taalachterstanden door middel van VVE te bestrijden, een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en opleidingen personeel kinderopvang te realiseren, de wachtlijsten in de kinderopvang aan te pakken en een harmonisering van kinderopvang, VVE en peuterspeelzaalwerk te bewerkstelligen.
Conform afspraak wordt ieder begrotingsjaar een tranche vanaf de aanvullende post bij Financiën beschikbaar gesteld aan de begroting van OCW.

Vraag 46

Wat was er met dit geld gebeurd indien er geen tegenvaller was ontstaan bij de kinderopvang?

Antwoord 46
Dit geld was voorzien voor de maatregelen genoemd in het antwoord bij vraag 45 en wordt daar ook voor aangewend. Een deel van de enveloppemiddelen is bestemd voor de uitbreiding van kinderopvang en de financiering daarvan.

Vraag 47

Waarom wordt het toebedelen van al gereserveerd geld (uit de enveloppe) gezien als een maatregel?

Antwoord 47
Een deel van de middelen uit de enveloppe is ingezet om de uitbreiding van het gebruik van kinderopvang te financieren. Dit is opgenomen in de opsomming van maatregelen betreffende de generale dekking, aanpassingen in de ouderbijdragetabel en aanpassingen bij de gastouderopvang.

Vraag 48

Kan de regering bevestigen dat in deze regeerperiode het budget voor kinderopvang met 50% stijgt?

Antwoord 48
Bij het aantreden van dit kabinet was voor de uitgaven aan kinderopvangtoeslag in 2007 een bedrag van ca 1,6 miljard beschikbaar. Na verwerking van de in de Voorjaarsnota opgenomen mutaties, is er in 2011 een bedrag van ca 2,4 miljard beschikbaar. Dat is een stijging van 50%.

Vraag 49

Welke kosten vallen onder de tegenvaller van 0,1 mrd bij de kosten voor asiel-instroom? Welke implicaties heeft dit voor de bijstand, huurtoeslag, zorgtoeslag, onderwijs en andere sociale voorzieningen?

Antwoord 49
De kosten die vallen onder de tegenvaller van 0,1 mlrd. instroom asiel hebben betrekking op Rechtsbijstand ( 10,3 mln.), IND ( 10,5 mln.), COA ( 77,6 mln.) en DT&V 3 mln.).

De implicaties van de asielinstroom voor de bijstand, huurtoeslag, zorgtoeslag, onderwijs en andere sociale voorzieningen staan niet vast en kunnen derhalve onvoldoende gespecificeerd worden. De consequenties voor het beroep op voorzieningen als gevolg van de asielinstroom is onder meer afhankelijk van de samenstelling en de herkomst van de doelgroep en de mate waarin de asielaanvraag leidt tot vergunningverlening. Personen met een verblijfsvergunning zijn rechtmatig ingezeten van Nederland en kunnen op grond daarvan aanspraak maken op voorzieningen in onze samenleving.

Vraag 50

Klopt het dat ondanks de per saldo intensiveringen van de middelen voor kinderopvang er een daling van de arbeidsparticipatie met 10.000 banen zal optreden? Zo ja, hoe is dat verklaarbaar? Zo nee, hoeveel groei van de arbeidsparticipatie (in banen) wordt verwacht?

Antwoord 50
De uitgaven aan de kinderopvang komen met het pakket maatregelen in 2011 op het structurele niveau dat het kabinet heeft beoogd met het Coalitieakkoord. Van jaar op jaar is er sprake van een positief effect op de participatie ten opzichte van de situatie bij de start van het kabinet. De regeling kinderopvang in brede zin heeft dus een positief effect op de arbeidsparticipatie, zoals beoogd met het CA. De huidige maatregelen laten dus de arbeidsparticipatiedoelstelling van het kabinet voor de periode 2007-2011 uit hoofde van de kinderopvangimpuls intact.

Vraag 51

Hoeveel extra middelen worden, na verwerking van de Voorjaarsnotamutaties, nu extra ingezet deze kabinetsperiode voor kinderopvang? Tot welke toename in de arbeidsparticipatie (in procenten en aantallen banen) leiden deze extra middelen?

Antwoord 51
Het totale budget voor de kinderopvang stijgt in de kabinetsperiode fors. Zo was er bij aantreden van het kabinet ca 1,6 mld. beschikbaar en dat loopt nu op tot ruim 2,4 mld. in 2011 (inclusief enveloppe CA). Ondanks het feit dat nu maatregelen worden genomen om de budgettaire overschrijdingen tegen te gaan, steekt het kabinet per saldo in 2011 net zo veel extra geld in kinderopvang als het bij aantreden van plan was. In de tussenliggende jaren wordt ook meer geld gereserveerd voor kinderopvang, mede in het licht van benodigde zorgvuldigheid bij het implementeren van de beleidskeuzes. Vorig jaar werd ­ boven op de enveloppe ­ voor de jaren 2007-2011 al cumulatief 0,6 mld. toegevoegd. Daar komt nu nog eens 1,1 mld. bij. De huidige maatregelen laten de arbeidsparticipatie-doelstelling van het kabinet voor de periode 2007-2011 uit hoofde van de kinderopvangimpuls intact .

Vraag 52

Waaruit leidt de regering af of dat per saldo de arbeidsparticipatie nog steeds groeit?

Antwoord 52
De uitgaven aan de kinderopvang komen met het pakket maatregelen in 2011 op het structurele niveau dat het kabinet heeft beoogd met het Coalitieakkoord. Daarmee laten de huidige maatregelen de arbeidsparticipatiedoelstelling van het kabinet voor de periode 2007-2011 uit hoofde van de kinderopvangimpuls intact.

Vraag 53

Zou het onverkort op z'n beloop laten van de kostenontwikkeling voor kinderopvang betekenen dat voor 10.000 banen een subsidie wordt verleend van 1,2 miljard, dus 120.000 per arbeidsplaats?

Antwoord 53
Dat is niet juist. De overschrijding van 1,2 miljard wordt deels gedekt door geld uit de enveloppe in te zetten en door de regeling te verbeteren en deels gedekt door ombuigingen. Per saldo zal zo'n 700 miljoen van de overschrijding worden omgebogen . Per arbeidsplaats betreft dit dus een lager (maar nog steeds fors) bedrag dan in de vraag gesteld wordt.

Vraag 54

Waarom wordt in de Voorjaarsnota onder het kopje `extra middelen wonen en wijken' gesproken over een intensivering van 275 mln. in 2008 die eindigt met een verhoging van 140 mln. in 2011, terwijl in de verticale toelichting op de begroting WWI een saldo van beleidsmatige mutaties is te zien van slechts 228 mln. in 2008 die zelfs omslaat in een budgetverlaging van 63 mln. in 2011 en 88 mln. in 2012? Wat verklaart, naast een ombuiging op het budget locatiegeboden subsidies (BLS), dit verschil?

Antwoord 54
Tabel 6 in de Voorjaarsnota geeft een optelsom van alle extra middelen die kunnen worden geplaatst onder de noemer wonen en wijken. Daaronder vallen de intensiveringen in de wijken en de bewonersbudgetten, maar ook het grotere beroep op de huurtoeslag en de BEW plus. Al deze posten komen ten goede aan `wonen' en `wijken'. Om een reëel beeld te schetsen is hierin ook de ombuiging BLS meegenomen. Het gaat dus zowel om beleidsmatige mutaties als om zogenaamde mee- en tegenvallers.
De gememoreerde reeks uit de verticale toelichting (VT) heeft slechts betrekking op de beleidsmatige mutaties in de uitgaven. Mee- en tegenvallers (zoals de huurtoeslag en de BEW plus) en bijgestelde ontvangstenramingen (zoals de raming van de restituties huurtoeslag) zijn elders in de VT verwerkt. Voor een vergelijking met tabel 6 zullen deze extra uitgaven en ontvangsten erbij moeten worden geteld.
Daarnaast is er in de VT reeks een aantal posten verwerkt die niet zijn toe te rekenen aan het thema `wonen en wijken'. Vandaar dat ze niet in tabel 6 zijn opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan enkele kasschuiven en aan de gevelrestauratie van het Paleis op de Dam.

Onderstaande tabel geeft de aansluiting van de uit de verticale toelichting gememoreerde reeks met de in de hoofdtekst van de Voorjaarsnota gepresenteerde bedragen.

2008 2009 2010 2011 Vertikale toelichting WWI (beleidsmatige mutaties uitgaven) 228 109 26 -63

Bij: (extra uitgaven huurtoeslag/subsidie/BEW plus) Autonome ontwikkeling huurtoeslag (uitgaven) 209 184 211 205 Autonome ontwikkeling huurtoeslag restituties
(ontvangsten) -109 -57 -21 -6 Autonome ontwikkeling huursubsidie restituties
(ontvangsten) 2 2 6 -2 Meer toekenningen BEW plus (uitgaven) 3 9 13 15

Af: (niet toe te rekenen aan thema wonen en wijken)

Intertemporele kasschuif vertraging investeringsprojecten

HCvS -30 30 Kaschuif t.b.v. specifieke beeld 45 -54 9 Reeds vóór VjN toegekende bewonersbudgetten (motie van Geel) 20 Gevel Paleis op de Dam 5 10 10 10 Diverse overige niet toe te rekenen beleidsmatige uitgaven 20 28 -13 -1

Extra middelen wonen en wijken (hoofdtekst VjN tabel 6) 275 233 228 140

Vraag 55

Wat is, rekening houdend met alle beleidsmatige mutaties, per saldo het extra budget voor wonen en wijken de komende 5 jaar?

Antwoord 55
Indien conform de vraagstelling alleen zou worden gekeken naar beleidsmatige mutaties dan gaat het om de extra middelen voor de wijkaanpak, de bewonersbudgetten en de ombuiging BLS. Voor de komende 5 jaar zou dit resulteren in een extra budget van 165 miljoen voor 2008, aflopend naar een per saldo ombuiging in 2012 van 93 miljoen.
Op deze wijze wordt echter geen goed beeld geschetst van alle extra middelen die het kabinet uittrekt voor het thema wonen en wijken. Het grotere beroep op de huurtoeslag en de BEW plus worden in financieel vakjargon weliswaar onder de mee- en tegenvallers geschaard, maar de extra middelen leveren een substantiële bijdrage aan de betaalbaarheid van huurwoningen en aan de bevordering van het eigenwoningbezit. Ten behoeve van een reëel beeld van de extra middelen voor wonen en wijken moet dit dus worden meegenomen zoals in tabel 6 van de Voorjaarsnota is gedaan. Dat resulteert in per saldo extra middelen van 275 mln. in 2008, aflopend naar 140 mln. in 2011.

Vraag 56

Wat is precies de `specifieke problematiek' op de WWI-begroting waarvoor het Budget locatiegebonden subsidies met 93 mln. per jaar verlaagd zal worden?

Antwoord 56
Zoals in de Voorjaarsnota op pagina 7 is beschreven wordt voor de intensiveringen in de wijken, de bewonersbudgetten, de huurtoeslag en het hogere beroep op de BEW-plus in totaal 0,3 mrd. beschikbaar gesteld in 2008, aflopend naar ruim 0,2 mrd. in 2011. Dit wordt deels mogelijk gemaakt via herprioritering binnen de WWI begroting door de budgetten voor Besluit Locatiegebonden subsidies (BLS) incidenteel te verlagen met 0,1 mrd. per jaar in de jaren 2011-2013.

Vraag 57

Kan ten aanzien van de intensivering voor wonen en wijken ook in zogenaamde `VBTB-termen' worden duidelijk gemaakt welke doelen hiermee worden nagestreefd, welke maatschappelijke effecten worden bereikt (outcome) en welke concrete prestaties (output) met dit extra geld zullen worden geleverd?

Antwoord 57
In het kader van de wijkenaanpak zijn voor de 40 aandachtswijken door gemeenten Wijkactieplannen gemaakt. Het betreft wijkactieplannen met een additionele inzet bovenop al eerder ingezet beleid in deze wijken. De additionele inzet betreft daarbij een additionele inzet door woningcorporaties (minimaal 250 miljoen per jaar), een additionele inzet vanuit gemeenten, intensiveringen vanuit andere departementen (zie de brief aan uw kamer van 1 februari 2008, kenmerk DGWWI/W2008002440) en het extra wijkengeld dat middels deze voorjaarnota beschikbaar komt. In de wijkactieplannen is aangegeven welke totaal doelstellingen (in outcome-termen) men in de betrokken wijken wil realiseren. Het gaat daarbij om totaaldoelstellingen die men wil bereiken middels het eerdere ingezette beleid plus de hierboven aangegeven additionele inzet. Een verbijzondering naar de verschillende financieringsbronnen is daarom niet mogelijk. Datzelfde geldt voor het aangeven van welke concrete prestaties (output) met dit extra geld zullen worden geleverd, dit omdat de te leveren prestaties veelal door gemeenten uit vele bronnen gefinancierd worden. Zo wordt de integrale "achter de voordeur" aanpak, die in veel van de wijkactieplannen aanwezig is, gefinancierd uit gemeentelijke gelden, uit corporatiegelden, uit integratiegelden, uit Jeugd&Gezin gelden, uit OCW-gelden, uit werkgelegenheidsgelden en voor die delen van de aanpak die niet uit deze bronnen gefinancierd kunnen worden (omdat bijvoorbeeld de betrokken rijksregelingen of het "Besluit beheer sociale huursector" dit niet toestaan) wordt het extra wijkengeld ingezet.
Daarom is de lijn dat de resultaten van de wijkenaanpak op totaalniveau worden gemonitord. Door het CBS is een set van indicatoren ontwikkeld, die de voortgang en ontwikkeling van de thema's van het krachtwijkenbeleid - wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid- in beeld brengen. De nul-meting verschijnt in juli 2008. Deze zal worden opgenomen in de begroting 2009. Jaarlijks wordt deze CBS-monitor uitgevoerd. Zij zal over de lange termijn inzicht geven in hoeverre de betrokken wijken op de betrokken indicatoren de achterstand inlopen t.o.v. het gemiddelde in de betrokken stad. Daarnaast zal er nog een aanvullend onderzoek uitgevoerd worden, welke inzicht moet geven in de korte termijn ontwikkelingen in de betrokken 40 wijken. Over het totaal van de monitoring van de wijkenaanpak en hoe deze concreet ingevuld gaat worden zal de minister van WWI u middels een separate brief in de 1e week van juli nader informeren.

Vraag 58

Wat wordt bedoeld met het creëren van `kansenzones' binnen de aandachtswijken? Welke uitgaven zullen in het kader van de kansenzones worden gedaan?

Antwoord 58
In Rotterdam is het experiment "Ondernemersregeling Kansenzones Rotterdam (OKR) uitgevoerd. Onderdeel hiervan was een scala van financiële ondersteuningsregelingen voor bijvoorbeeld startende ondernemers, zoals bijvoorbeeld een tijdelijke vrijstelling van onroerend zaakbelasting in de kansenzone voor startende ondernemers. Over het experiment is een positieve tussenevaluatie uitgevoerd.
Afgesproken is dat het ministerie van Economische Zaken gemeenten zal faciliteren bij haar afweging om een kansenzone(regeling) tot stand te brengen en in welke passende vorm voor de situatie in de gemeente dit zou kunnen. Dit zal gebeuren via het verspreiden van het rapport met de tussenevaluatie van de OKR in Rotterdam, waarna aansluitend een verdiepingsbijeenkomst tussen gemeenten georganiseerd zal worden. In het afsprakenkader tussen het ministerie van WWI en Aedes is aangegeven dat woningcorporaties ook een rol bij het realiseren van kansenzones kunnen vervullen. De financiële invulling van de kant van de gemeente van zo'n OKR kan dan ingevuld worden uit de middelen van het wijkenbudget, zoals de financiering van de vrijstelling van de OZB, het leveren van bijdragen aan een "ondernemershuis", het deels betalen van een "ondernemersmakelaar" of een "winkelstraatmanager" etc.

Vraag 59

Welk bedrag wordt precies extra uitgetrokken voor het stimuleren van het eigen woningbezit?

Antwoord 59
Voor de regeling bevordering eigen woningbezit (BEW) is in de periode 2008 tot 2013 een bedrag van 75 miljoen extra uitgetrokken.

Vraag 60

Waarom worden er wel maatregelen overwogen om de explosie van kosten voor kinderopvang op te lossen en niet om de explosie van de huurtoeslag in te dammen?

Antwoord 60
Bij de kinderopvang zijn de aard en oorzaak van de stijging inzichtelijk, structurele maatregelen zijn in dat opzicht logisch. In tegenstelling tot de kinderopvang is voor de huurtoeslag nog niet bekend wat de aard van de tegenvaller is. Het blijft de vraag of de tegenvaller daadwerkelijk structureel doorwerkt. Dit is afhankelijk van het definitief toekennen van toeslagen 2006 waar de Belastingdienst Toeslagen druk mee bezig is. Pas als die toeslagen definitief zijn toegekend, kan aan de hand van beleidsinformatie worden beoordeeld of er sprake is van een incidentele uitgavenverhoging, die zal (moeten) worden teruggevorderd, óf dat er sprake is van een afname in het niet-gebruik. In dat laatste geval werkt de tegenvaller structureel door. In het najaar zal, op basis van informatie van de Belastingdienst een meer gefundeerd beeld bestaan van de tegenvaller huurtoeslag.

Vraag 61

Is inmiddels duidelijk waardoor de stijging van de huurtoeslaguitgaven over 2007 verklaard moeten worden? Werkt deze tegenvaller structureel door? Wat wordt ook hier bedoeld met generale middelen en in hoeverre is dit in overeenstemming met de begrotingsregels?

Antwoord 61
Het is niet duidelijk waardoor de stijging van de huurtoeslaguitgaven over 2007 verklaard kan worden. Een verklaring hiervoor kan pas worden gegeven na het definitief toekennen van de toeslagen over 2007. Daarna zal ook duidelijk kunnen worden of de tegenvaller over 2007 structureel doorwerkt.

Met generale middelen wordt gedoeld op middelen die niet via een herallocatie op de desbetreffende begroting beschikbaar zijn gekomen. Conform de begrotingsregels moeten tegenvallers in principe worden opgevangen binnen de desbetreffende begroting. In de integrale kabinetsafweging kan daarvan worden afgeweken.

Vraag 62

Wat is de reden dat door de belastingdienst hogere voorschotten op basis van kindgebonden budget zijn verstrekt? Wanneer is dit gebeurd? Zijn deze voorschotten terecht betaald?

Antwoord 62
De Wet op het kindgebonden budget valt onder de reikwijdte van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Op grond van deze wet wordt de kindertoeslag maandelijks vooraf als voorschot betaald. De hoogte van het voorschot is afhankelijk van het geschatte toetsingsinkomen in het betreffende jaar. Bij de start van de kindertoeslag in 2008 heeft de Belastingdienst voor de meeste rechthebbenden de voorschotten ambtshalve beschikt. Dit was mogelijk omdat de Belastingdienst aan de hand van bij deze dienst bekende inkomensgegevens over 2006 of 2007 en een indexatie zelf een schatting kon maken van het toetsingsinkomen in 2008. Daar waar ambtshalve beschikking niet mogelijk is wordt conform de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen uitgegaan van de opgave van de aanvrager. De voorschotten worden derhalve terecht toegekend. Bij de raming van het kindgebonden budget in de begroting 2008 van J&G is uitgegaan van prognoses van het aantal huishoudens met kinderen en de inkomens die het CPB voor de jaren 2008-2011 heeft opgesteld. Na de definitieve toekenning van de kindertoeslag 2008 in 2009 kan de hoogte van het kindgebonden budget voor 2008 worden vastgesteld.

Vraag 63

Waarom is de uitvoering van de motie Samsom/Atsma (TK 31239, nr. 16) deels generaal gefinancierd en niet geheel uit het CDM en JI gefinancierd?

Antwoord 63
De vrije ruimte binnen de budgetten CDM en JI is niet voldoende om in de volledige dekking van de motie Samsom te voorzien. Bovendien is er bij de verlaging rekening gehouden met de noodzaak dat de Kyoto doelstelling binnen bereik blijft.

Vraag 64

Kan voor elk van de 40 wijken worden aangegeven hoeveel budget beschikbaar is in deze regeerperiode?

Antwoord 64
In de bijlage is aangegeven welke budgetten beschikbaar komen voor de 40 wijken in deze regeerperiode. In dit overzicht is weergegeven om welke wijken het gaat, om welk aantal inwoners in die wijken, de additionele inzet vanuit de corporaties (als bedrag per inwoner als totaal per jaar), het wijkenbudget voor de gemeente (2008, 2009, 2010) en de bewonersbudgetten per gemeente.

Vraag 65

Heeft het toegenomen beroep op de regeling eigen woningbezit (BEW) te maken met hogere huizenprijzen of met de toegenomen belangstelling voor een eigen huis?

Antwoord 65
Een duidelijke verklaring voor de sterke toename van het aantal aanvragen voor de BEW plus regeling in de eerste maanden van 2008 is niet te geven. Volgens uitvoerder SenterNovem is de grotere bekendheid van de BEW plus regeling een mogelijke oorzaak doordat steeds meer potentiële huizenkopers door de hypotheekverstrekkers worden geïnformeerd over de mogelijkheden van de BEW plus-regeling

Vraag 66

Waarom kan de informatie over onverklaarde stijging in de huurtoeslagen pas in augustus worden gegeven?

Antwoord 66
Een analyse van de onverklaarde stijging in de huurtoeslag is pas mogelijk als de toeslagen over het betreffende jaar definitief zijn toegekend. De toeslagen over 2006 zullen nagenoeg allemaal in de zomer van 2008 definitief zijn vastgesteld, waarna de benodigde analyses kunnen worden verricht. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 61 kan een verklaring van de onverklaarde stijging van de uitgaven in 2007 worden gegeven na het afronden van de definitieve toekenningen over 2007.

Vraag 67

Wanneer zijn alle huurtoeslagen voor 2006 definitief toegekend?

Antwoord 67
Er kan geen moment worden aangegeven wanneer alle (huur)toeslagen definitief zullen zijn toegekend. Dit is voornamelijk gelegen in het feit dat een deel van de posten die toegekend moeten worden, nog wachten op een actie van de burger. Pas als die gereageerd heeft, kan de toeslag worden toegekend. Op dit moment moet nog ongeveer 9% van de toeslagen definitief worden toegekend.

Vraag 68

Welke resultaten zijn er afgelopen jaren bereikt met het terugdringen van de CO2 uitstoot en wat zijn de verwachtingen voor de komende jaren. Welke instrumenten zijn daar debet aan? Wat waren de kosten van die instrumenten en hoe staat het met de kosteneffectiviteit. Welke resultaten zouden er zijn geboekt/kunnen worden geboekt wanneer in plaats daarvan was gekozen voor kernenergie?

Antwoord 68
Ten tijde van het ontwikkelen van het klimaatbeleid dat nodig was om te kunnen voldoen aan de doelstellingen uit het Kyoto Protocol (uitvoeringsnota klimaatbeleid van juni 1999), was de verwachting dat de emissies in 2010 op 254 Mton zouden uitkomen. Volgens de laatste projecties zullen de emissies in 2011 op 209 Mton uitkomen. Deze 209 Mton is tevens het kabinetsdoel voor 2011.

Deze reducties zijn gerealiseerd door een scala aan maatregelen. Een aantal voorbeelden van maatregelen die een bijdrage hebben geleverd aan het realiseren van de broeikasgasemissiereducties zijn emissiehandel, duurzaam energiebeleid en beperken methaan emissies uit stortplaatsen.

Voor het selecteren van de maatregelen uit Schoon en Zuinig is kosteneffectiviteit een belangrijk wegingscriterium geweest, maar niet het enige. In de beoordeling is tevens meegenomen wat het effect van de instrumenten op het toepassen en verspreiden van nieuwe technologieën zal zijn. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de kosten voor de diverse elektriciteitsproductieopties sterk afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de brandstofprijzen en de CO2 prijzen. Ook zijn de veronderstelde rentepercentages van belang, deze bepalen de jaarlijkse kapitaalkosten. Volgens de publicatie factfinding kernenergie van ECN zijn de productiekosten van elektriciteit uit kernenergie ongeveer net zo hoog als productiekosten van elektriciteit uit wind op land.

Mogelijke effecten van het toepassen van kernenergie zijn moeilijk in te schatten. Dat is afhankelijk van de hoeveelheid kernenergie die zou worden toegepast.

Vraag 69

Wat is het budgettaire beslag van het kindgebonden budget en hoe loopt dit op tot 2011?

Antwoord 69
In de tabel staat het budgettaire beslag van het kindgebonden budget, na verwerking van de 1e suppletore begrotingswet. Het budget loopt op tot 1206 mln. in 2011.

(bedragen x 1000) 2008 2009 2010 2011 Kindgebonden Budget 828.122 903.319 1.057.519 1.205.708

Vraag 70

Kan een volledig gespecificeerd overzicht van alle huidige EKI-vorderingen worden gegeven?

Antwoord 70
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de per juni 2008 uitstaande vorderingen onder de exportkredietverzekering die onderwerp zijn geweest van een schuldenregeling in de Club van Parijs, dan wel onderwerp van een schuldenregeling buiten de Club van Parijs. De bedragen zijn exclusief toekomstige rentetermijnen en achterstalligheidsrente.

In miljoenen , juni 2008
Argentinië 331,9
Birma 0,5
Congo 260,5
Cuba 48,5
Egypte 14,3
Georgië 1,8
Indonesië 226,7
Irak 60,6
Iran 1,7
Ivoorkust 99,6
Jemen 2
Kenia 5,1
Kroatië 14,4
Liberia 26,5
Montenegro 0,2
Noord Korea 15,2
Pakistan 11,5
Servië 31,6
Soedan 99,5
Somalië 1,9
Togo 16,6
Tsjaad 0,8

Totaal 1271,4

Vraag 71

Was er niet eerder een inzicht in de betalingen van zorgkantoren voor verplichtingen in voorgaande jaren?

Antwoord
Nee. De betalingen aan instellingen (de financiering) worden steeds achteraf aangepast aan de nieuwe budgetniveaus. De achterstand is daarmee van korte duur. De financiering geeft de stand van de betaalde voorschotten aan instellingen weer per ultimo van het boekjaar en wijzigt na afloop van het jaar in beginsel niet meer. De opgelopen achterstand van 150 mln in de betaling aan instellingen gedurende 2007 (de financiering) leidt daarom tot een eenmalige extra financiering begin 2008. Het gaat hierbij overigens om een voorlopige schatting. In juli wordt de hoogte van deze financieringsschuif nader bepaald op basis van gegevens van de NZa over o. a. de gerealiseerde productie in 2007.

Vraag 72

Hoe laten een afkoelende economie en een gedaald consumentenvertrouwen zich verenigen met een stijgende particuliere consumptie?

Antwoord 72
De indicator consumentenvertrouwen bestaat uit 2 deelindicatoren: vertrouwen in algemene economische situatie en vertrouwen in eigen financiële situatie. De daling in het consumentenvertrouwen is volgens het CBS5 vooral het gevolg van het verminderd vertrouwen in het economisch klimaat en niet van verminderd vertrouwen in de eigen financiële situatie. De terugval in de koopbereidheid van consumenten bleef beperkt en dit is de reden dat consumptie niet gedaald is. Het CPB ondersteunt deze analyse in het Centraal Economisch Plan (CEP).6

5 Zie www.cbs.nl Conjunctuurbericht Dinsdag 27 mei 2008 "Vertrouwen consument daalt verder". 6 Zie p 46 CEP 2008.

Vraag 73

Zowel de MEV 2008 als het CEP 2008 houden de raming voor de particuliere consumptie voor 2008 op 2%. Hoe verhoudt zich dat met de zin de VJN over een naar verwachting gestegen particuliere consumptie?

Antwoord 73
De volumeontwikkeling van de particuliere consumptie in 2008 is ten opzichte van de stand MN 2008 inderdaad gelijk gebleven (2,0%), maar de waardeontwikkeling van de particuliere consumptie is ten opzichte van stand MN 2008 toegenomen (van 4,3% naar 4,5%). Voor de inkomsten is met name de waardeontwikkeling van de particuliere consumptie relevant. De betreffende zin in de VJN heeft dan ook betrekking op de waardeontwikkeling van de particuliere consumptie.

Vraag 74

Hoe groot is in de drie budgetsectoren per saldo de eindejaarsmarge, tot welke in=uit-taakstelling leidt dit en hoe is deze in de Voorjaarsnota verwerkt?

Antwoord 74
Zie antwoord bij vraag 42.

Vraag 75

Waarom is binnen de sector Rijksbegroting een deel van de in=uit-taakstelling nu al ingevuld?

Antwoord 75
Zie antwoord bij vraag 42.

Vraag 76

Kan een overzicht gegeven worden waaruit blijkt hoe groot de afgelopen jaar de in=uit-taakstelling in de sector Rijksbegroting jaarlijks was en op welke momenten deze feitelijk is ingevuld?

Antwoord 76
Zie antwoord bij vraag 42.

Vraag 77

Hoe lang is het geleden dat de EMU-schuld 43% BBP of minder was?

Antwoord 77
De laatste keer dat de EMU-schuld 43% BBP (of minder) bedroeg was in 1979.

Ontwikkeling EMU-schuld (% BBP) 100%
80%
60%
40%
20%
0%
1962 1964 1966 1968 1970 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008

Vraag 78

Is er inmiddels aanleiding voor de introductie van indexleningen nu de rente -uitgaven niet meer relevant zijn voor het uitgavenkader?

Antwoord 78
Nee. Opgemerkt zij dat introductie van indexleningen niet afhankelijk is van de status (wel of niet- relevant ) van rente-uitgaven onder de uitgavenkaders. Doorslaggevend zijn kosten-risico overwegingen. Binnen de doelstelling voor het financieringsbeleid, het lenen van gelden tegen zo laag mogelijke kosten binnen een aanvaardbaar risico, is het voor de Staat niet kosteneffectief om indexleningen uit te geven. Combinaties van schatkistpapier en nominale 10 jaarsleningen bieden een gunstiger afruil tussen nominale rentekosten en de risico's voor de begroting. Daarbij komt nog dat er geen aanwijzingen zijn dat indexleningen bijdragen aan een stabieler EMU-saldo.

Vraag 79

Hoeveel extra opbrengst zal het aardgas in 2009 naar verwachting opleveren?

Antwoord 79
De aardgasbaten voor 2009 zijn in de EZ-begroting 2008 geraamd op 10,4 mrd. In de Voorjaarsnota is de raming van de aardgasbaten 2009 vervolgens met 100 mln opwaarts bijgesteld. Deze opwaartse bijstelling wordt veroorzaakt door twee tegengestelde effecten, namelijk enerzijds de hogere olieprijs en anderzijds de lagere productierealisatie en -raming. In de Ontwerpbegroting 2009 zal de meest actuele aardgasbatenraming opgenomen worden.

Vraag 80

Wat is op basis van de huidige inzichten het structurele EMU-saldo? Hoe zal het structurele EMU- saldo zich, geschoond voor conjuncturele invloeden, de komende jaren ontwikkelen?

Antwoord 80
Zie het antwoord op vraag 20.

Vraag 81

Klopt het dat de staatsschuld in 2008 in absolute termen met 2 mrd. daalt ten opzichte van 2007 (i.c. van 253,8 naar 251,8 mrd.)? Zo ja, waarom leidt een positief EMU-saldo van 0,9% in 2008 (ofwel 5,23 mrd.) tot een schuldreductie van slechts 2 mrd.? Kan het verschil worden verklaard?

Antwoord 81
Voor 2008 wordt inderdaad een daling van de EMU-schuld geraamd van 2 miljard. Stockflowadjustments als financiële transacties (o.a. studieleningen) en kastransactiecorrecties zorgen ervoor dat de aansluiting tussen het EMU-saldo en de mutatie in de EMU-schuld niet één-op- één is. In de navolgende tabel is de aansluiting weergegeven tussen het geraamde EMU-overschot voor 2008 en de geraamde mutatie in de EMU-schuld in 2008.

Aansluiting EMU-saldo 2008 en mutatie EMU-schuld 2008 (in euro)
EMU-saldo 2008 5,2 mld Financiële transacties -1,7 mld Kastransactiecorrecties en overig -1,5 mld Mutatie schuld (+ = daling) 2,0 mld

Vraag 82

Kan daarnaast worden aangegeven wat het positief EMU-saldo in 2007 bedroeg en tot welke schuldreductie dit toen heeft geleid?

Antwoord 82
In de navolgende tabel is voor het jaar 2007 de aansluiting gepresenteerd tussen het EMU-saldo en de mutatie in de EMU-schuld.

Aansluiting EMU-saldo 2007 en mutatie EMU-schuld 2007 (in euro)
EMU-saldo 2007 2,2 mld Financiële transacties -1,6 mld Kastransactiecorrecties en overig +1,4 mld Mutatie schuld (+ = daling) 2,0 mld

Vraag 83

Wat is de verklaring voor het feit dat in de Miljoenennota 2008 nog een positief saldo Sociale Fondsen voor 2008 werd geraamd van 744 mln. terwijl nu in de Voorjaarsnota rekening gehouden wordt met een tekort van 1,1 mrd. bij de sociale fondsen?

Vraag 86
Het EMU-saldo sociale fondsen vertoont een tekort van ruim 1 miljard euro. In de miljoenennota 2008 werd nog uitgegaan van een positief saldo van 744 miljoen euro. Hoe komt dit?

Antwoord 83 en 86
Na de Miljoenennota 2008 is de rijksbijdrage aan de Sociale Fondsen neerwaarts aangepast met 2,3 mld. Deze zelfde aanpassing hield in dat het saldo van het Rijk opwaarts werd aangepast (er is dus sprake van EMU-saldo neutrale technische schuif). Daarnaast was er sprake van een meevaller bij de premiebaten van 0,7 mld en een tegenvaller van 0,3 mld bij de premiegefinancierde uitgaven. Per saldo leidde dit tot een verlaging van de inleg door de Sociale Fondsen in het geïntegreerd middelenbeheer.

Vraag 84

Kan een uitsplitsing van de ontwikkeling naar de verscheidene fondsen worden gegeven?

Antwoord 84
De volgende tabel geeft een uitsplitsing van het feitelijk vermogen (in miljarden) van de grootste fondsen voor de jaren 2003 t/m 2007. De cijfers over 2008 zijn gebaseerd op de CEP.

Feitelijk vermogen
2008 Fonds 2003 2004 2005 2006 2007 (CEP)

AOW 1,9 1,7 1,5 1,5 1,6 1,7 ANW 0,1 0,3 0,4 0,5 0,7 0,6 WAO 4,0 3,9 3,8 3,7 3,7 4,1 AOF 3,7 3,0 2,9 3,1 2,7 3,0 AOK 0,2 0,9 0,9 0,7 0,4 0,1 Whk 0,0 0,0 0,0 -0,1 0,6 1,0 WAZ 1,0 0,7 0,3 -0,1 -0,6 -1,0 WGF -0,3 0,0 0,3 0,6 0,5 0,7 AWF 6,4 5,8 5,8 5,8 6,8 8,3 UFO 0,1 0,2 0,3 0,2 0,3 0,2 ZFW -0,6 -2,1 -3,6 -1,2 -1,7 -0,1 AWBZ -3,3 -1,4 -0,3 -0,2 -1,4 -3,2

Vraag 85

De grootste tegenvaller betreft een financieringsschuif in de AWBZ in verband met verplichtingen van voorgaande jaren. Wordt dit op enigerlei moment, en zo ja, op welke wijze gecompenseerd?

Antwoord 85
Er is sprake van een zeker tijdsverloop tussen het moment dat de Nza de productie-afspraken van partijen heeft ontvangen, de verwerking daarvan in de budgetten, en de bevoorschotting van de instellingen (de financiering). Dit tijdsverloop kan er de oorzaak van zijn dat op het moment dat de stand van de financiering per ultimo van het verslagjaar wordt opgemaakt, de tot dat moment verstrekte voorschotten nog niet allemaal zijn aangepast aan het nieuwe budgetniveau. In de praktijk worden relatief snel na bekend worden van de nieuwe budgetniveau's, de voorschotten aan instellingen daaraan aangepast. De achterstanden voor de instellingen zijn in de praktijk dus van relatief korte duur. Omdat de financiering de stand van de voorschotten weergeeft per ultimo van het boekjaar, wijzigt de stand van de financiering voor het verslagjaar in beginsel niet meer. De opgelopen achterstand in de financiering van instellingen leidt dus tot extra financiering in (de eerste maanden van) het daaropvolgende jaar.

In de eerste suppletore wet is uitgegaan van de verwachting dat het financieringsverschil in 2007 zal leiden tot een extra financiering in 2008 tot een bedrag van 150 mln. Het gaat hierbij om een voorlopige schatting. Informatie over de budgetontwikkeling in 2007 en de voorgaande jaren, waarin ook de gerealiseerde productie 2007 is verwerkt, ontvangen wij van de NZa voor wat betreft de AWBZ in juli. Aan de hand van de financieringsstand ultimo 2007 en de nieuwe budgetstanden wordt de hoogte van de financieringsschuif nader bepaald. Het gaat hier zoals aangegeven om een incidentele financieringsschuif.

Vraag 86

Het EMU-saldo sociale fondsen vertoont een tekort van ruim 1 miljard euro. In de miljoenennota 2008 werd nog uitgegaan van een positief saldo van 744 miljoen euro. Hoe komt dit?

Antwoord 86
Zie het antwoord op vraag 83.

Vraag 87

Hoe groot was oorspronkelijk de totale beleidsreserve en hoeveel daarvan is ter dekking van de motie Van Geel ingezet? Welke deel van de beleidsreserve resteert nu nog en in welke jaren? Waarvoor zal de resterende beleidsreserve worden ingezet?

Antwoord 87
Voor 2008 was de beleidsreserve 250 mln (MN 2008). Deze 250 miljoen euro is destijds geheel ingezet ter dekking van de motie Van Geel. Op basis van de meest recente inzichten met betrekking tot de ruimte onder de kaders is de resterende beleidsreserve thans 150 miljoen euro.

Vraag 88

Waarom wordt onder de kop `majeure wijzigingen op de begroting van Buitenlandse Zaken' geen melding gemaakt van de voorgestelde verhoging van ruim 2,7 mrd. aan verplichtingen op de begroting?

Antwoord 88
In dit overzicht worden alleen de wijzigingen in kasbudgetten opgenomen. Wijzigingen in het kasbudget worden in veel gevallen weerspiegeld in de wijzigingen in het verplichtingenbudget. Toch kunnen de wijzigingen in het verplichtingenbudget groter zijn dan de wijzigingen in het kasbudget. Verplichtingen kunnen namelijk meerjarige kaseffecten hebben en leiden niet altijd in het lopende jaar tot uitgaven.

Vraag 89

Kan een totaaloverzicht gepresenteerd worden van alle beleidsrelevante onderliggende verplichtingenmutaties? Kan daarbij ook aangegeven worden tot welke uitgaven in welke jaren deze verplichtingen naar verwachting zullen leiden?

Antwoord 89
De eerste suppletoire begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken (begrotingshoofdstuk V) gaat uitgebreid in op de verschillende verplichtingenmutaties. Het saldo van deze mutaties is 2,6 mld. Belangrijke mutaties betreffen onder meer een verhoging van 403 mln bij artikel 2.5 (regionale stabiliteit en crisisbeheersing) met name vanwege wederopbouwactiviteiten in partnerlanden als Afghanistan en Soedan, een verhoging van 203 mln bij artikel 5.5 (Reproductieve gezondheid) voor onder meer landenprogramma's op dit gebied en een verhoging van 292 mln bij artikel 6.1 in verband met landenprogramma's op het gebied van milieu en de prioriteit hernieuwbare energie. Voorts is bij artikel 4 sprake van een verhoging van 1,485 mld; deze hangt met name samen met de overheveling van de regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen van de begroting van het ministerie van Financiën naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zie ook het antwoord bij vraag 90.
Zie het origineel

Vraag 90

Van de 2,7 mrd. aan extra verplichtingen wordt bijna 1,5 mrd aan beleidsartikel 4 toegevoegd. Wat betekent het autoriseren van deze verplichtingmutatie voor de budgetflexibiliteit van de begroting?

Antwoord 90
Het autoriseren van de verplichtingenmutatie bij artikel 4 van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft als gevolg dat de budgetflexibiliteit van het betreffende artikel in de begroting in principe wordt verlaagd. Immers, verhogingen van de verplichtingenbudgetten hangen samen met het aangaan van verplichtingen in verband met programma's en activiteiten en zo tot uitgaven. De specifieke verplichtingenmutatie bij artikel 4 hangt samen met de overheveling van de regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen naar de begroting van Buitenlandse Zaken. Uitgaven in dit kader betreffen met name de middelenaanvullingen bij de fondsen van deze banken. Deze fondsen kennen een meerjarige programmering; Nederland (en ook andere donoren) committeren zich op gezette momenten wat betreft nieuwe meerjarige bijdragen aan deze fondsen. De Tweede Kamer wordt hiervan op de hoogte gesteld.

Vraag 91

Welke meevallers op welke posten in 2007 hebben er toe geleid dat in 2008 een eindejaarsmarge van 101,5 mln. binnen de HGIS is ontstaan? Voor welke doeleinden wordt de HGIS-eindejaarsmarge in 2008 ingezet? Wie beslist over het toedelen van de eindejaarsmarge binnen de HGIS over de verschillende HGIS-posten op de verschillende begrotingen?

Antwoord 91
De onderuitputting binnen de HGIS non-ODA is het gevolg van lager dan geraamde uitgaven enerzijds en meevallende ontvangsten anderzijds die zich hebben voorgedaan bij de verschillende departementen binnen de HGIS. Zo is er ondermeer geld teruggeven op het Clean Development Mechanism (VROM), een reservering ten behoeve van de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof op het Alexanderkazerneterrein (BZ), de nieuwbouw van de ambassade te Teheran (BZ), het Joint Implementation programma (EZ), het Partners voor Water programma (VenW) en de nieuwbouw van het hoofdkantoor voor Europol (Justitie).

Aangezien een groot deel van de onderuitputting het gevolg is van vertraging in lopende projecten worden deze middelen voor dezelfde doelen in 2008 ingezet. De minister van Buitenlandse Zaken is als coördinerend bewindspersoon van de HGIS degene die een voorstel van de verdeling van de eindejaarsmarge aan de Ministerraad heeft voorgelegd. Uiteindelijk beslist de Ministerraad.

Vraag 92

Kan in een overzicht worden aangegeven hoe de Oda-uitgaven zich hebben ontwikkeld sedert 1980 tot 2010 gemeten naar prijspeil 2008. Kan hierbij een onderscheid worden gemaakt naar noodhulp, directe humanitaire hulp, hulp die via internationale organisaties loopt, steun voor de internationale rechtsorde en overige? Kan een geactualiseerde meerjarenraming van de Oda-uitgaven worden gegeven naar analogie van de HGIS nota 2008 (bijlage 1,2 en 4) met daaraan toegevoegd tot wanneer en voor welk bedrag verplichtingen zijn aangegaan welke niet meer kunnen worden teruggedraaid en waarmee ook niet kan worden geschoven?

Antwoord 92
Bij de OESO/DAC in Parijs wordt de ontwikkeling van de ODA-uitgaven van de leden bijgehouden. Teneinde de ODA-uitgaven van de verschillende leden te kunnen vergelijken, zijn deze gegevens door het OESO/DAC omgerekend naar constante dollars 2006. Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling weer van ODA-uitgaven van Nederland van 1980 tot 2007. Het overzicht is gebaseerd op de OESO/DAC cijfers.

1980 1985 1990 1995 2000 2005 2006 2007 Constante prijzen 2006 ( in miljoenen USD) 3286,35 3268,68 3863,1 3870,25 4988,75 5264,56 5451,72 5620,7 De ramingen bij Voorjaarsnota 2008 voor de ODA-uitgaven voor de komende jaren zijn voor 2008- 2011 respectievelijk EUR 4,9 mld, EUR 5,1 mld, EUR 5,3 mln en EUR 5,6 mld.

Doordat de indeling van de begroting door de jaren heen meermaals gewijzigd is, is het niet mogelijk om een meerjarig overzicht vanaf 1980 te geven waarbij onderscheid wordt gemaakt naar noodhulp, humanitaire hulp, hulp via internationale organisaties enz.

De wijzigingen in de omvang van de HGIS zijn meegedeeld in de Eerste Suppletoire Wet. Een integraal overzicht en een overzicht van de budgetflexibiliteit wordt één keer per jaar gegeven bij de begroting.

Vragen 93

Kan een uitsplitsing worden gegeven van de dotaties aan de onderscheiden ontwikkelingsbanken?

Vraag 94
Kan inzicht gegeven worden met hoeveel het budget meerjarige is opgehoogd door de overheveling van de regionale ontwikkelingsbanken?

Antwoord 93 en 94
Het totaal van de meerjarige Nederlandse bijdragen, zoals aangegaan bij de verschillende middelenaanvullingen, aan de ontwikkelingsbanken is:

African Development Fund 380.668.000 Asian Development Fund 144.803.982 Interamerican Development Bank 12.500.000

Daarnaast zijn bij de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de regionale ontwikkelingsbanken van Financiën naar Buitenlandse Zaken de garantieverplichtingen jegens de regionale ontwikkelingsbanken overgeheveld naar de BZ-begroting. Het gaat hierbij om de volgende bedragen. Deze garanties leiden alleen tot uitgaven indien deze worden afgeroepen.

African Development Bank 139.327.554 Asian Development Fund 276.595.923 Interamerican Development Bank 221.207.903 (verplichtingenbudget 2008, in euro's)

De Tweede Kamer wordt regulier van nieuwe middelenaanvullingen op de hoogte gesteld.

Vraag 94

Kan inzicht gegeven worden met hoeveel het budget meerjarige is opgehoogd door de overheveling van de regionale ontwikkelingsbanken?

Antwoord 94
Zie het antwoord op vraag 93.

Vraag 95

De cijfers in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid bij alle artikelen komen niet overeen met de cijfers die genoemd worden bij de toelichtingen op de mutaties. Op dit moment staan in de tabellen alleen het saldo van alle plussen en minnen van een operationele doelstelling. Hierdoor kan de kamer niet zien wat er precies gebeurt binnen de artikelen. Kan de regering alsnog inzichtelijk maken welke mutaties er binnen de artikelen hebben plaatsgevonden met de bedragen erbij?

Antwoord 95
Deze vraag is gelieerd aan de Verticale Toelichting (VT) op de Justitie begroting. De VT geeft een overzicht van alle beleidsmatige mutaties boven de 15 mln. en alle technische mutaties boven de 30 mln. die zich hebben voorgedaan sinds de Ontwerpbegroting 2008. Voor een specifieke verklaring van wat er binnen artikelen wordt gemuteerd verwijzen wij naar de eerste suppletoire begroting van Justitie. Hier wordt op een hoger detailniveau inzicht gegeven in wat er binnen artikelen gebeurd.

Vraag 96

In de begroting 2008 werd uitgegaan van asielinstroom van 10.500 asielzoekers. De verwachting op dit moment is een instroom van 16.000 asielzoekers voor 2008 en 2009. Waardoor was de instroom van asielzoekers voor 2008 en 2009 te laag ingeschat?

Antwoord 96
Op basis van ervaringsgegevens uit 2007 zijn de instroomverwachtingen voor 2008 en 2009 naar boven bijgesteld. Gezien alle onzekerheden waarmee dit beleidsterrein is omgeven is vooralsnog afgezien van een aanpassing van de raming voor de jaren na 2009.

Vraag 97

Wat is de reden dat de verwachte instroom voor 2008 en 2009 beide 16.000 asielzoekers zijn, maar dat de verwachte kosten voor IND, COA en DT&V in 2009 hoger zijn dan voor 2008?

Antwoord 97
De IND kosten die gepaard gaan met het afhandelen van asielprocedures zijn niet alleen afhankelijk van het asielaanbod. De hogere kosten in 2009 worden met name verklaard door een stijging van het aantal af te handelen procedures Verklaring Verblijf Asiel (VVA) (on)bepaald ten opzichte van 2008.

Voor het COA geldt dat de kosten voor een beperkt deel zijn gebaseerd op instroom. Het grootste deel is gebaseerd op de bezetting die naast instroom in hoge mate mate wordt bepaald door de uitstroom van statushouders en uitgeprocedeerde asielzoekers en de doorwerking van in- en uitstroom van asielzoekers in voorgaande jaren. De bezetting aan het eind van 2007 is fors hoger uitgevallen dan eerder was geraamd. Dit is in het jaarverslag 2007 van Justitie toegelicht.

Bij de DT&V is dit verklaarbaar uit het feit dat de verhoogde instroom van asielzoekers pas op een later moment leidt tot een verhoogde caseload. De effecten hiervan worden pas in de loop van dit jaar merkbaar.

Vraag 98

Waarom is forensische zorg overgegaan naar het AFBZ?

Antwoord 98
De Forensische Zorg is niet overgegaan naar het AFBZ. De Forensische Zorg is uit het AFBZ overgeheveld naar de begroting van Justitie. Deze overgang kent twee redenen. Enderzijds is het AFBZ geschoond voor de zaken die niet thuis horen in het AFBZ, als het gaat om echte onverzekerbare ziekte-risico's. Anderzijds is er de verwachting dat indien alle Forensische zorg door Justitie wordt aangestuurd er meer efficiency gerealiseerd kan worden door beter aansluiting en het leveren van maatwerk. Deze laatste elementen dragen ook bij aan een kwalitatief hoger resultaat.

Vraag 99

Waarom is de taakbijstelling op rechtsbijstand incidenteel voor 15 miljoen euro verlaagd in 2008?

Antwoord 99
Dit betreft de verwerking van het amendement Heerts c.s. (TK vergaderstuk 31200 VI nr. 29).

Vraag 100

De kosten van de CAO politie zijn 350 mln. structureel en 220 mln. incidenteel. 190 mln. van de 220 mln. incidenteel wordt verklaard.
Waar wordt de andere 30 mln.voor Incidentele bekostiging CAO politie de uit bekostigd?

Antwoord 100
In de 1e suppletore begroting 2008 van Hoofdstuk 7 van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is 195 mln euro van de incidentele dekking toegelicht. De resterende 25 mln euro (voor 2008 en 2009 tezamen) is gevonden door herprioritering binnen de beleidsartikelen van Veiligheid op de begroting van BZK. Het gaat voor deze twee jaren om herprioritering van 12 mln euro uit het artikel Politie (2) en 13 mln euro uit het Artikel Brandweer en GHOR (16).

Vraag 101

Wordt met de compensatie uit de jaren 2010 t/m 2014 voor de bekostiging van de Politie-CAO in 2008 en 2009 niet tegelijk een tekort voor 2010 t/m 2014 gecreëerd?

Antwoord 101
Bij de bekostiging van de Politie-CAO vindt een herprioritering plaats van de beschikbare middelen in de jaren 2010 t/m 2014, ten gunste van 2008 en 2009. Zo wordt het vermogen van de politieacademie in 2010 en 2011 jaarlijks met 30 miljoen afgeroomd. Daarnaast wordt er van het budget prestatiebekostiging in de jaren 2012, 2013 en 2014 30 mln euro ingezet van de jaarlijks beschikbare 52,6 mln. In die jaren resteert nu per saldo nog 22,6 mln euro per jaar voor prestatiebekostiging.

Vraag 102

Uit het overzicht van de belangrijkste suppletore mutaties 2008 in de toelichting blijkt onder meer dat er 502 mln. extra benodigd is voor de kinderopvang. Uit de toelichting blijkt vervolgens dat er in de komende jaren een incidentele generale verhoging van het budget voor kinderopvangtoeslag zal plaatsvinden (2009 : 469. mln; 2010 79 mln. en daarna structureel 30 mln.). Op welke wijze is de raming van de genoemde bedragen tot stand gekomen, ofwel welke berekening schuilt hierachter? Hoe kan de Kamer haar controlerende taak uitvoeren als niet duidelijk is hoe het benodigde budget voor 2008 wordt ingezet?

Antwoord 102
Het kabinet, getoetst door het Centraal Planbureau, heeft een raming van de uit te betalen kinderopvangtoeslag bij ongewijzigd beleid gemaakt. Vergeleken met het in de oorspronkelijke begroting opgenomen budget, betekende die raming een overschrijding oplopend van 538 miljoen in 2008 tot 1.150 miljoen in 2011. Deze overschrijding wordt bestreden, enerzijds door een verhoging van het huidige budget vanuit de voor kinderopvang beschikbare enveloppemiddelen, anderzijds door maatregelen die leiden tot een beperking van de groei in de uitgaven voor kinderopvang. Wat er dan nog aan overschrijding resteerde wordt opgelost door de in de vraag bedoelde generale verhoging, alsmede door een verhoging van de ontvangstenraming. De te treffen maatregelen zullen voor het overgrote deel pas in 2009 of later geëffectueerd kunnen worden. (De kamer is hierover per brief van 20 juni jl. door de staatssecretaris van OCW geïnformeerd). Het voor 2008 benodigde extra budget zal dan ook ingezet worden voor de autonome stijging van de uitgaven voor de kinderopvangtoeslag.

Vraag 103

Kan worden aangegeven welke maatregelen vallen onder de 502 mln. voor 2008, en hoe de middelen zijn verdeeld over de maatregelen ? (pag 23 ­ 25).

Antwoord 103
Onder de 502 miljoen die voor 2008 aan het budget voor kinderopvangtoeslag wordt toegevoegd vanuit de algemene middelen, vallen geen maatregelen. Deze toevoeging betreft juist een dekking voor de autonome ontwikkeling in dat jaar.

Vraag 104

Hoe groot is de beperking van de groei in de uitgaven voor 2008 die wordt verwacht? Welke maatregelen dragen daaraan bij en in welke mate (in geld)?

Antwoord 104
Voor 2008 wordt een beperking van de groei verwacht ter grootte van -/- 16 miljoen. Deze beperking hangt samen met het besluit om de aangescherpte eisen zoals geformuleerd in het convenant kwaliteit kinderopvang per 2 april 2008 op te nemen in beleidsregels en toetsingskaders, en daarmee tot norm te verheffen. Naar verwachting zullen niet alle gastouders aan deze aangescherpte kwaliteitseisen kunnen of willen voldoen, hetgeen zal leiden tot een vermindering van de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang.

Vraag 105

Hoeveel aan eindejaarsmarge is er toegevoegd aan de begroting van OCW? Kan er een overzicht gegeven worden waar het geld van de eindejaarsmarge aan besteed wordt?

Antwoord 105
Aan de begroting van OCW is voor wat betreft eindejaarsmarge 190,35 mln. toegevoegd. Dit bedrag is grotendeels (circa 127 mln.) aangewend om een breed scala aan overlopende verplichtingen op te vangen. Het restant ( 53 mln.) fungeert als dekkingsmaatregel voor de stijgende leerlingenaantallen.

Vraag 106

Er lijkt sprake te zijn van een structurele onderschatting van de leerlingenaantallen en de hiermee gemoeide uitgaven. Waarom is de budgettaire raming voor de komende jaren bij het PO, VO, HO, WO en studiefinanciering structureel en op hetzelfde niveau gehouden?

Antwoord 106
Er is geen sprake van structurele onderschatting van de leerlingenaantallen in de komende jaren. Wèl is vanwege de onzekerheid in deze aantallen-ramingen de oploop in ramingsmutaties na 2009 niet doorvertaald in de budgettaire ramingen.

Vraag 107

In hoeverre is dit realistisch in het licht van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren?

Antwoord 107
In de komende jaren moet duidelijk worden in hoeverre dit realistisch is. De raming zal in ieder geval jaarlijks bijgesteld worden op basis van gerealiseerde leerlingenaantallen.

Vraag 108

Wat is de kwaliteit van de onderliggende gegevens van de raming van de leerlingenaantallen?

Antwoord 108
De onderliggende gegevens van de raming van leerlingenaantallen zijn te onderscheiden in: de bevolkingsprognose van het CBS, leerlingenaantallen en leerlingen-stroomgegevens. De bevolkings- prognose wordt jaarlijks getoetst door een panel van deskundigen op het terrein van demografie. De leerlingenaantallen worden jaarlijks getoetst door accountants. Leerlingen-stroomgegevens worden bepaald door koppeling van de leerlingenregistraties van opeenvolgende schooljaren, deze gegevens zijn sterk verbeterd door de invoering van het onderwijsnummer.

Vraag 109

Als gevolg van autonome en beleidsmatige mutaties is de begroting van 530 mln. gestegen. Kan nader worden toegelicht wat er onder deze autonome en beleidsmatige mutatie verstaan wordt?

Antwoord 109
Deze mutaties bestaan uit :
Een mutatie van 502 miljoen op het budget voor de kinderopvangtoeslag als bijdrage vanuit de algemene middelen aan de stijging van deze uitgaven. Een mutatie van 20 miljoen op het budget voor de kinderopvangtoeslag samenhangend met een verwachte even grote toename van de ontvangsten kinderopvangtoeslag. Een mutatie van 7,7 miljoen op het budget voor de kinderopvangtoeslag samenhangend met de Wet Inburgering.
Een mutatie van 0,5 miljoen op het projectenbudget kinderopvang in verband met uit 2007 doorgeschoven afrekeningen van projecten.

Vraag 110

486,1 mln. betreft de totale mutatie in de kinderopvangtoeslag, waarvan -/- 43,6 mln. van technische aard. Hoe verhoudt zich dit bedrag met de éénmalige verhoging van de kinderopvangtoeslag met 502 mln. zoals eerder beschreven?

Antwoord 110
Deze mutatie van 486,1 miljoen bestaat uit :
Een mutatie van 502 miljoen op het budget voor de kinderopvangtoeslag als bijdrage vanuit de algemene middelen aan de stijging van deze uitgaven. Een mutatie van 20 miljoen op het budget voor de kinderopvangtoeslag samenhangend met een verwachte even grote toename van de ontvangsten kinderopvangtoeslag. Een mutatie van 7,7 miljoen op het budget voor de kinderopvangtoeslag samenhangend met de Wet Inburgering.
Een mutatie van -/- 28,2 miljoen betreffende een overboeking naar het Gemeentefonds in verband met uitgaven kinderopvangtoeslag voor sociaal-medische indicaties. Een mutatie van -/- 15,4 miljoen betreffende een overboeking naar het Gemeentefonds in verband met uitgaven kinderopvangtoeslag samenhangend met de Wet Inburgering.

Vraag 111

Waarom is dit bedrag niet terug te vinden in het staatje budgettaire gevolgen van beleid?

Antwoord 111
In het staatje budgettaire gevolgen van beleid wordt per operationele doelstelling het totaal aan mutaties opgenomen. Zoals uit het antwoord op vraag 110 blijkt, was de bedoelde mutatie van 502 miljoen één van de mutaties op de operationele doelstelling "kinderen kunnen gebruik maken van kinderopvang zonder financiële drempels voor de ouders", en is deze mutatie derhalve onderdeel van het daarbij opgenomen bedrag van 486,1 miljoen.

Vraag 112

Is er evenals in de vorige kabinetsperiode ook een dividendtaakstelling op voorhand ingeboekt op de rijksbegroting? Zo ja, hoe groot is deze en wat betekent dat voor de huidige dividendmeevallers? Zo nee, waarom werd dit in het verleden wel gedaan en nu niet meer?

Antwoord 112
Nee. In het verleden was er een taakstelling op de verkoopopbrengsten van staatsdeelnemingen. Deze taakstelling hing samen met het de toen geldende regels over de voeding van het FES (de rentevrijval op de staatsschuld, uit hoofde van het ten gunste van de staatsschuld laten komen van opbrengsten verkoop staatsdeelnemingen, kwam (na aftrek van dividendderving) ten gunste van het FES). Daar er met ingang van 2008 een vaste voeding van het FES is een dergelijke taakstelling voor voeding van het FES niet meer nodig. Zie ook het antwoord op vraag 150.

Vraag 113

Worden inmiddels alle dividendopbrengsten op begroting IX-B geraamd of hebben sommige ministeries ook nog dividendinkomsten op hun eigen begroting staan?

Antwoord 113
Dividenden van deelnemingen waarvan het aandeelhouderschap niet belegd is bij het ministerie van Financiën en daarmee niet vallen onder het beheer van het ministerie Financiën, staan op begrotingen van betreffende departementen. Voorbeelden hiervan zijn ProRail waarvan de dividendinkomsten op de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat worden geboekt en GasTerra dat wordt beheerd door het ministerie van Economische Zaken. Dividenden van deelnemingen waarvan aandeelhouderschap wel is belegd bij Financiën, worden op de Begroting IXB opgenomen.

Vraag 114

Kan een overzicht gegeven worden op welke dividenden in 2008 was gerekend en waar nu precies de meevallers zich voordoen?

Antwoord 114
Begrote dividendopbrengsten worden slechts op geaggregeerd niveau opgenomen en niet voor de afzonderlijke deelnemingen uit de portefeuille van deelnemingen uitgesplitst. Hier zou een verkeerde prikkel van kunnen uitgaan in de richting van bestuurders van deelnemingen. Bestuurders van de deelnemingen zouden bijvoorbeeld, indien gaandeweg het boekjaar blijkt dat de door Financiën begrote dividendopbrengst binnen handbereik is, minder geprikkeld kunnen zijn een optimale winst na te streven. Vooralsnog zijn er slechts (substantiële) meevallers bij NS en Schiphol.

Vraag 115

Kan worden toegelicht waarom dividenden hoger uitvallen dan was geraamd?

Antwoord 115
Zie (deel)antwoord op vraag 40.

Vraag 116

Waarom was de winstafdracht van de DNB bij de Miljoenennota 2008 214 mln. te laag geraamd?

Antwoord 116
De winstafdracht van DNB is mede afhankelijk van de waarde van de obligatieportefeuilles bij DNB. Deze waarde wordt mede bepaald door de hoogte van de kapitaalmarktrente. Door de gedaalde kapitaalmarktrente is de waarde van de obligatieportefeuilles bij DNB toegenomen. Dit heeft geleid tot een hogere winstafdracht dan geraamd, waardoor DNB meer winst heeft kunnen uitkeren.

Vraag 117

Kan nader worden toegelicht waarom Schiphol superdividend uitkeert en waarom dit in de rijksbegroting nog niet was geraamd? Welke rol heef de Staat als grootaandeelhouder hierbij gespeeld? Zijn er in de toekomst nog meer van dergelijke dividenduitkeringen te verwachten? Zo ja, welke en wanneer worden deze verwacht?

Antwoord 117
De beslissing om superdividend uit te laten keren wordt gemaakt op bedrijfseconomische merites. Hiervoor vormt de omvang van de vermogenspositie van een onderneming de basis gelet op risicoprofiel en omstandigheden van de markt/sector. Indien deze als te ruim wordt beoordeeld en niet op korte termijn ingezet voor gelegitimeerde investeringsbestemmingen, wordt het "overtollige" uitgekeerd aan aandeelhouders. Publieke aandeelhouders kunnen deze gelden inzetten voor publieke doeleinden.

Ter beoordeling of een vermogenspositie ruim is, wordt veelal onder meer een minimaal gewenste credit rating gehanteerd. Voor meer informatie over het specifieke geval van Schiphol verwijs ik u naar mijn brief waarin de redenen en voorwaarden voor het superdividend Schiphol staan beschreven (TK, 2007-2008, 29665 en 28165, nr. 95). Hierin is ook de rol van de aandeelhouders nader beschreven.

De uitkering van superdividend is van vele factoren afhankelijk. Hierbij spelen onder meer bedrijfseconomische ontwikkelingen, externe verwachtingen en statutaire bepalingen een rol. Doordat een besluit tot superdividend een uitkomst is van onderhandelingen, is zowel het besluit daadwerkelijk over te gaan tot uitkering, de omvang als de timing niet op voorhand te bepalen. Derhalve is dit nog niet geraamd.

Superdividenduitkeringen worden opgenomen in de begroting als het een uitkomst is van een (onderhandelings)proces en er derhalve zekerheid is over de omvang en het moment van uitkering. Zo zal in 2009 een tweede superdividenduitkering door Schiphol worden gedaan van EUR 500 mln (belang Staat: 75,8%) van Schiphol voor zover de single A rating behouden blijft.

Vraag 118

De apparaatuitgaven van de Belastingdienst worden met 94 mln. verhoogd. Uit de toelichting blijkt dat dit voornamelijk veroorzaakt wordt door 1) Hogere uitgaven m.b.t. Toeslagen ( 33 mln.), 2) Uitgaven voor de uitvoering van de fiscale wetsvoorstellen ( 21 mln.) en 3) Hogere uitgaven voor invordering ( 10 mln.). Uit de artikelgewijze toelichting blijkt dat de hogere uitgaven m.b.t. toeslagen kosten betreffen voor het huidige toeslagensysteem. Wat is de reden dat deze kosten niet eerder voorzien waren?

Antwoord 118
In 2003 zijn ruim voor de introductie van de inkomensafhankelijke toeslagen de incidentele kosten voor het ontwikkelen van processen en systemen en de structurele uitvoeringskosten geraamd. Verondersteld werd dat in 2006 de ontwikkeling van de geautomatiseerde ondersteuning zou zijn afgerond en dat de uitvoering zonder grote problemen zou verlopen. De systeemontwikkeling is echter niet afgerond. De kosten die daarmee gepaard gaan, zijn oorspronkelijk niet begroot en kunnen niet binnen de reguliere begroting van de Belastingdienst gedekt worden. Nu de aanpassingen zijn uitgewerkt en ingepland wordt de begroting hiervoor gemuteerd.

Vraag 119

Kan er inzicht worden geboden in de kosten voor het nieuwe toeslagensysteem?

Antwoord 119
De kosten voor het realiseren van het nieuwe toeslagensysteem bedragen naar verwachting in totaal ca. 62 mln. Deze kosten worden gemaakt over de periode 2007 tot en met 2010. Uitgesplitst naar hoofdkostenposten betreft het de uitbesteding van systeemontwikkeling ( 24,4 mln.), kosten van systeemontwerp en van integratie binnen de Belastingdienst omgeving ( 29,8) en van investering in het technische platform ( 8 mln.). Deze kosten worden gedekt binnen de begroting.

Vraag 120

Hoe verhouden de kosten van het huidige toeslagensysteem zich tot het nieuwe toeslagensysteem?

Antwoord 120
Naar verwachting komen de totale ontwikkelkosten voor het huidige toeslagensysteem over de periode 2003 tot en met 2009 uit op circa 166 mln. Daarbij is rekening gehouden met ingebruikname van het nieuwe toeslagen systeem. Alleen de hoogst noodzakelijk systeemaanpassingen worden nog in het huidige systeem gedaan. De totale ontwikkelkosten van het nieuwe systeem bedragen naar verwachting circa 62 mln.

Vraag 121

In hoeverre worden de oorzaken van de tegenvallers bij het huidige toeslagensysteem meegenomen in de ramingen voor het nieuwe toeslagensysteem?

Antwoord 121
De uitgangssituatie voor het nieuwe systeem is nu wezenlijk anders dan in 2003. Een essentieel verschil is dat ervaring is opgedaan met de uitvoering van de toeslagen. De inzichten van nu en deze ervaring vormen de basis voor een geheel nieuw procesontwerp en voor het programma van eisen waaraan het nieuwe systeem dient te voldoen. Dit moet ertoe leiden dat het nieuwe systeem in één keer volledig en werkend wordt opgeleverd. De verwachting is daarom dat na oplevering van het nieuwe systeem geen kosten gemaakt worden voor ontbrekende functionaliteit of systeemaanpassingen, uitgezonderd eventuele aanpassingen in verband met wijziging van de regelgeving.

Tevens is een belangrijk verschil ten opzichte van de huidige systemen dat destijds verschillende noodsporen zijn ontwikkeld om uitvoering van onderdelen van het toeslagen proces mogelijk te maken. Dit heeft geleid tot extra kosten. Het huidige toeslagensysteem vormt het terugvalscenario voor het nieuwe systeem. Extra kosten zijn ook op dat vlak niet te verwachten.

Vraag 122

De hogere uitgaven m.b.t. de uitvoering van de fiscale wetsvoorstellen hebben onder andere betrekking op de uitvoeringskosten die voortvloeien uit de verpakkingbelasting en de vliegbelasting. Kan worden aangegeven welk deel van de 21 mln. betrekking heeft op de uitvoeringskosten van de verpakkingbelasting en welke deel op de vliegbelasting?

Antwoord 122
De uitvoeringskosten van de verpakkingenbelasting zijn voor 2008 geraamd op 9 mln. en voor de vliegbelasting op 1,4 mln. Dit zijn geen hogere uitgaven, maar uitgaven zoals geraamd bij het opstellen van het Belastingplan 2008.

Vraag 123

Welke concrete uitgaven gaan schuil achter de uitvoeringskosten voor de verpakkingsbelasting en vliegbelasting? Hoe verhouden deze uitgaven zich tot de verwachte opbrengsten?

Antwoord 123
De uitvoeringskosten voor de verpakkingenbelasting en vliegbelasting betreffen ICT kosten, kosten voor medewerkers heffing en invordering en toezicht en communicatiekosten. Met de verpakkingenbelasting wordt een opbrengst van 350 mln. gerealiseerd. De opbrengst van de vliegbelasting bedraagt 365 mln. De perceptiekosten, uitgedrukt als percentage van de opbrengst, bedragen voor de verpakkingenbelasting 1,4% (structureel) en voor de vliegbelasting 0,3% (structureel).

Vraag 124

Wat zijn de kosten die gepaard gaan met het handmatig verwerken van aanvragen die niet door het systeem kunnen worden verwerkt? Hoeveel uitzendkrachten zitten er in het speciaal project dat daarvoor is opgezet?

Antwoord 124
In 2008 worden in kantoor Rijswijk gemiddeld 325 uitzendkrachten ingezet. Het totaalbedrag aan uitzendkrachten is geraamd op circa 17 mln. Tevens worden voor circa 1 mln. materiële kosten gemaakt voor reiskosten en inhuur van specialisten. Deze specialisten houden zich bezig met complexe posten in het kader van het voorportaal Definitief toekennen. De totale kosten voor 2008 komen daarmee op circa 18 mln.

Vraag 125

In de 1e suppletore begroting van Defensie wordt de Tweede Kamer autorisatie gevraagd voor het aangaan van per saldo 392 mln. extra verplichtingen in 2008. Kan nader worden toegelicht voor welke uitgaven en of aanschaffingen de voorgestelde verhoging van het verplichtingenbudget in 2008 met 392 mln. zal worden benut?

Antwoord 125
De voorgestelde verhoging van het budget zal voornamelijk worden benut voor de compensatie van de loon- en prijsstijging in 2008 (respectievelijk 164,051 en 72,732 miljoen) en voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties ( 114,9 miljoen).

Vraag 126

Waarop is de hoogte van het bedrag gebaseerd van 27,460 mln. die extra beschikbaar is gesteld voor het verlengen van (af)lopende missies en eventuele deelname aan nieuwe missies?

Antwoord 126
De extra ruimte is bedoeld om aflopende operaties eventueel voort te kunnen zetten of om aan mogelijk nieuwe crisisbeheersingsoperaties deel te kunnen nemen. Voor een mogelijk kabinetsbesluit tot deelname aan de missie UNAMID in Soedan is in 2008 een voorziening getroffen van 16,0 miljoen. Voor de aanpassing van de uitzendtoelagen aan de loonontwikkeling is 2,5 miljoen toebedeeld.
Voor (af)lopende operaties resteert een bedrag van 8,960, reeds 5,740 is belegd. Een bedrag van 3,220 is gereserveerd voor een eventuele verlenging van de missie EUFOR / Althea in Bosnië.

Vraag 127

Welke (af)lopende missies worden verlengd met dit budget?

Antwoord 127
Zie het antwoord bij vraag 126: de missie EUFOR / Althea in Bosnië.

Vraag 128

Wordt in 2008 ook aan nieuwe missies deel genomen? Zo ja aan welke? Zo nee, waarom is hiervoor dan een reservering opgenomen in de 1e suppletore begroting?

Antwoord 128
Het kabinet heeft tot op heden hiertoe geen besluit genomen. Voor een mogelijk kabinetsbesluit tot deelname aan de missie UNAMID in Soedan is een voorziening getroffen van 16,0 miljoen euro in 2008.

Vraag 129

Kan een overzicht worden gegeven van de defensie uitgaven en de onderwijsuitgaven voor de periode 1980-2010 in prijzen van 2008? Hoeveel bedragen de integrale kosten van alle crisisoperaties inclusief extra slijtage en afschrijvingen materieel en extra kosten personeel?

Antwoord 129
In de tabel zijn de uitgaven in miljoenen euro's aan onderwijs en defensie in prijzen van 2008 opgenomen. De gekozen deflator om uitgaven in ieder jaar in prijzen van 2008 te berekenen is de consumentprijsindex (CPI) van het Centraal Bureau voor Statistiek.

Onderwijs Defensie 1980 9.598,4 20.560,4
1981 9.738,8
19.816,8
1982 9.696,4 19.327,4
1983 9.793,5 18.523,1
1984 9.773,1 17.677,4
1985 9.781,6 18.218,0
1986 9.832,5 19.781,0
1987 9.931,9 19.980,8
1988 9.986,0 19.636,9
1989 9.973,5 19.378,3
1990 9.728,1 19.706,2
1991 9.438,3 19.733,0
1992 9.403,7
20.360,7
1993 8.718,7 20.380,0
1994 8.434,7 20.509,0
1995 8.056,5 20.635,8
1996 8.060,6 20.719,7
1997 8.002,6 20.838,3
1998 7.890,9
21.032,2
1999 8.276,6
22.168,0
2000 7.978,4
23.032,7
2001 8.161,4
24.271,5
2002 8.103,5
25.259,4
2003 7.956,2
26.436,5
2004 8.018,6
28.069,9
2005 8.072,4 28.890,5
2006 8.453,7 30.451,9
2007 8.555,3 32.558,8

2008 34.654,6 8.537,2

2009 34.788,8 8.447,0 2010 34.425,9 8.331,8

De onderwijsuitgaven zijn voor wat betreft de periode 1980-2003 afkomstig van het Cpb. De reeksen voor de periode 2004-2007 betreffen de realisatiestanden, de reeksen voor 2008-2010 zijn de actuele voorjaarsnotastanden. De bedragen voor 2008-2010 luiden reeds in loon- en prijspijl 2008, voor alle andere standen is de CPI gehanteerd.

De defensieuitgaven 1980-2007 zijn gebaseerd op de realisaties van ieder begrotingsjaar zoals gepubliceerd in de departementale slotwetten. Voor 2008 ­ 2010 is de meerjarige raming uit de Voorjaarsnota 2008 gebruikt, dit om een zo accuraat mogelijk beeld te geven over de uitgaven Defensie 2008 en verder. Deze bedragen luiden in loon- en prijspeil 2008. Met dien verstande dat de uiteindelijke realisatie 2008 - 2010 kan verschillen van het hier gegeven uitgavenniveau 2008 - 2010.

In de Kamerbrief 27786 nr. 4 van 22 oktober 2004 heeft de minister van Defensie aangegeven dat de gemiddelde verhouding tussen de additionele uitgaven (middelen uit de voorziening Crisisbeheersing) en de totale integrale kosten circa 1:2,5 bedraagt. Verder heeft de minister van Defensie aangegeven deze ratio voor de toekomst te hanteren in de verslaglegging over crisisbeheersingsoperaties.

Vraag 130

Tot welk bedrag worden crisisbeheersingsoperaties gedekt uit het Oda-budget?

Antwoord 130
Geraamd wordt dat per jaar circa 13 miljoen van de uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties volgens de OESO/DAC-criteria zal kwalificeren als ODA. De feitelijke ODA-uitgaven aan dit doel worden jaarlijks achteraf nagecalculeerd.

Vraag 131

Waarom wordt extra budget voor de missie Afghanistan voor 2010 en 2011 nu al toegevoegd aan de begroting en niet pas bij Miljoenennota 2009 of 2010?

Antwoord 131
In de artikel 100 brief inzake de verlenging van de missie Afghanistan (Kamerstuk 2007-2008, 27925, nr. 279) is aangegeven dat het Kabinet heeft besloten na 2008 twee keer 50 mln. toe te voegen aan de Defensiebegroting waarvan de fasering bij Voorjaarsnota 2008 zou worden bezien.

Vraag 132

Wat is de reden van de relatief forse ophoging van het BIRK-budget met 39 mln. en Sleutelprojecten met 242 mln. in 2008? Is dit uitsluitend het doorschuiven van bestaand budget, of zijn hierin ook budgetverhogingen of -verlagingen in?

Antwoord 132
Bij NSP en BIRK gaat het om middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking die al zijn toegekend aan door VROM gesubsidieerde projecten. De middelen die niet in enig begrotingsjaar worden uitgegeven, worden voor deze projecten naar achteren geschoven. Veelal ligt de oorzaak in een vertraging bij de uitvoering. De middelen komen dus niet beschikbaar voor nieuwe projecten. Verwezen zij verder naar de antwoorden op vragen bij de eerste suppletoire van VROM.

Vraag 133

Hoe verhoudt de genoemde versnelling van project Zuidas die samenhangt met een kasschuif van 1,2 mln. zich tot de genoemde vertragingen bij hetzelfde project?

Antwoord 133
In 2007 heeft zich een versnelling voorgedaan voor het project Hart voor Dieren. Deze is elders op de begroting met een vertraging gecompenseerd. Deze mutatie is abusievelijk gekoppeld aan het project Zuidas. Er heeft zich dan ook geen versnelling voor dit project voorgedaan, maar een vertraging.

Vraag 134

Is er sprake van een kostenoverschrijding bij de taakuitvoering door Senternovem, of een verandering(en) van kostenplaatsen, of beide?

Antwoord 134
Er is geen sprake van enige kostenoverschrijding bij SenterNovem. Wat u hier ziet zijn interne herschikkingen van budgetten van diverse directies naar de directie die de totale opdracht aan SenterNovem in een keer verleent.

Vraag 135

Als er sprake is van kostenoverschrijdingen, hoe zijn deze dan te verklaren?

Antwoord 135
Zie het antwoord op vraag 134

Vraag 136

Waarom is er in 2007 onderuitputting ontstaan bij bodemsanering? Is die onderuitputting niet bevreemdend, gegeven de omvang van het probleem van verontreinigde bodems?

Antwoord 136
Voor bodemsanering zijn extra (FES-) middelen toegekend voor de herinrichting van locaties met grote ernstige verontreinigingen. Voordat middelen beschikbaar worden gesteld, zijn velen onderzoeken nodig en dient er een herinrichtings- en saneringsplan ingediend te worden. Dit is de reden dat beschikbaarstelling van middelen later heeft plaatsgevonden dan oorspronkelijk geraamd. Naar verwachting zal zich deze situatie in 2008 niet voordoen.

Vraag 137

Wordt in 2008 wel het volledig beschikbare budget ingezet voor bodemsanering?

Antwoord 137
Zie antwoord vraag 136.

Vraag 138

Wat wordt bedoeld met `toekenning Bodemcentrum'?

Antwoord 138
Het betreft de toekenning van de middelen voor de Bedrijvenregeling en de Cofinancieringsregeling die wordt uitgevoerd door de Stichting Bodemcentrum.

Vraag 139

In hoeverre waren de extra uitgaven (165 mln in 2008 en 75 mln in 2009) voor de wijkenaanpak niet eerder voorzien geweest? Kan worden toegelicht wat de regering met dit bedrag gaat doen en op welke wijze dit bedrag verdeeld gaat worden en hoe er zal worden nagegaan of het geld daadwerkelijk wordt uitgegeven voor hetgeen het bedoeld is?

Antwoord 139
Voor het instrument "Stimuleren wijkenaanpak" waren in beginsel in de rijksbegroting 2008 geen financiële middelen gereserveerd. Ten behoeve van het stimuleren van de wijkenaanpak heb ik in september 2008 een onderhandelaarsakkoord met Aedes gesloten dat de 40-wijkenaanpak in principe middels een additionele inzet van 250 miljoen jaar in de betrokken wijken te realiseren. Op dat moment werd nog niet voorzien dat extra financiële middelen vanuit de rijksbegroting nodig zouden zijn t.b.v. de 40-wijkenaanpak. Wel is bij de algemene beschouwingen op verzoek van de Tweede Kamer (motie van Geel c.s.) 20 miljoen voor 2008 ter beschikking gekomen voor bewonersbudgetten, en heb ik in november 2007 aangegeven dat ik voornemens was een knelpuntenpot te creëren voor wijken buiten de 40 aandachtswijken, die dreigen af te glijden naar het niveau van de 40 aandachtswijken. Tevens heeft de Tweede Kamer bij de begrotings-behandeling een motie (motie Depla c.s.) aangenomen waarin verzocht werd ook voor 2009 en volgende jaren bewonersbudgetten te reserveren en is een amendement (v. Heugten) aangenomen om 4 miljoen vrij te maken voor volkstuinen in steden.
Inmiddels is naar aanleiding van overleggen tussen gemeenten en woningcorporaties en de financiële invulling door gemeenten van de wijkactieplannen gebleken dat niet alle onderdelen van de wijkactieplannen financieel afgedekt kunnen worden, omdat danwel deze onderdelen niet door woningcorporaties opgepakt mogen worden binnen de kaders van het Besluit Beheer Sociale Huursector, danwel dat deze onderdelen niet financieel gedekt kunnen worden uit rijksregelingen, danwel dat in rede niet van gemeenten gevraagd kan worden dat zij deze extra middelen zelf vanuit de eigen begroting voor de 40 wijkenaanpak reserveren. In dat licht heeft het kabinet besloten om voor de wijkenaanpak een extra budget van 300 miljoen uit te trekken, welke voor de hierboven genoemde onderwerpen ingezet gaat worden. De uitwerking hiervan is in mijn brief van 30 mei 2008 "Verdeling van de extra 300 miljoen voor de wijkenaanpak" (Kamerstukken TK 2007-2008, 30995, nr. 47) toegelicht.

Vraag 140

In toelichting op de voorjaarsnota voor WWI wordt bij de belangrijkste suppletore mutaties aangegeven dat er 209 mln. extra benodigd is voor de actualisatie raming Huurtoeslag 2008-2012. Kan worden aangegeven wat de oorzaken zijn voor de mutatie van de uitgaven voor Huursubsidie en huurtoeslag?

Antwoord 140
Uit de meest recente informatie over de kasuitgaven huurtoeslag blijkt dat deze uitgaven hoger liggen dan eerder geraamd. De reden hiervoor is vooralsnog niet bekend. Een verklaring hiervoor kan pas worden gegeven na het definitief toekennen van de toeslagen over 2007.

Vraag 141

Hoe verhouden deze mutaties zich tot het slechte functioneren van de Belastingdienst? Op welke wijze is de minister betrokken bij de problemen van de Belastingdienst en op welke termijn worden er verbeteringen verwacht op het gebied van de huurtoeslag?

Antwoord 141
Op dit moment is nog niet vast te stellen wat de oorzaak is van de tegenvaller bij de huurtoeslag. Een meer gefundeerd beeld is pas mogelijk na afronding van de definitieve toekenningen over het jaar 2006 en de analyse van de daaruit voortkomende beleidsinformatie. Die analyse zal naar verwachting in het najaar 2008 gereed zijn. Volledige zekerheid over de tegenvaller kan pas worden gegeven als ook het definitief toekennen over 2007 is afgerond.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de huurtoeslag berust bij de staatssecretaris van Financiën. Over de stand van zaken in de uitvoering vindt frequent overleg plaats tussen ambtenaren van WWI en van Financiën. De uitvoering van de huurtoeslag verloopt in 2008 beter dan in 2006 en 2007. Voor de laatste stand van zaken wordt verwezen naar de tweede halfjaarsrapportage Plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst (Kamerstukken II, 2007/08, 31 066, nr. 48).

De verwachting is dat de uitvoering verder zal verbeteren met de invoering van het nieuwe systeem. Daarnaast zijn voorstellen ingediend door de minister voor WWI om de huurtoeslagregeling te vereenvoudigen (Kamerstukken II, 2007/08, 31 446, nr. 1). Deze voorstellen zijn er ook op gericht een bijdrage te leveren aan het verlichten van de uitvoeringsproblematiek.

Vraag 142

Hoe komt het dat er aanzienlijk meer aanvragen zijn geweest voor de BEW plus regeling in de eerste maanden van 2008? In hoeverre was de begroting 2008 een realistische raming als er bij de mutaties ca. 1,5 keer zoveel geld wordt toegevoegd aan BEW? In hoeverre zijn de huidige ontwikkelingen( meer aanvragen dan verwacht) meegenomen in de realistische ramingen voor de komende jaren?

Antwoord 142
Een duidelijke verklaring voor de sterke toename van het aantal aanvragen voor de BEW plus regeling in de eerste maanden van 2008 is niet te geven. Volgens uitvoerder SenterNovem is de grotere bekendheid van de BEW plus regeling een mogelijke oorzaak doordat steeds meer potentiële huizenkopers door de hypotheekverstrekkers worden geïnformeerd over de mogelijkheden van de BEW plus-regeling.

Bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2008 was de BEW plus regeling net van start gegaan en was er nog geen zicht op hoe de regeling zich zou ontwikkelen. Daarom is besloten om voor de begroting 2008 uit te gaan van de toen beschikbare budgetten en om bij voorjaarsnota een nieuwe raming te maken op basis van de realisatiecijfers over 2007. In de nieuwe meerjarenraming voor de BEW plus is gerekend met hogere aantallen toekenningen (8000 per jaar), gebaseerd op de realisatiecijfers voor 2007. Daarmee zijn de huidige ontwikkelingen dus meegenomen in de ramingen. Dat is op dit moment de meest realistische veronderstelling, maar in hoeverre de aantallen in de toekomst ook realistisch zijn, is nu niet te zeggen omdat de BEW een nog betrekkelijk nieuwe regeling is.

Vraag 143

Wat zijn de gevolgen voor de woningbouw van de bezuinigingen op BLS?

Antwoord 143
De ombuiging BLS zal pas ingaan per 2011 en bovendien incidenteel tot 2013 voor dit bedrag van 93 miljoen per jaar worden gekort. De bestaande met BLS samenhangende woningbouwafspraken lopen tot en met 2010. Deze worden niet beïnvloed door de ombuiging. Het kabinet gaat er vanuit dat de doelstelling met betrekking tot de woningbouw, zoals ook verwoord in het actieprogramma woningproductie, gehaald zal worden. Dit betekent dat een woningtekort van gemiddeld 1,5% in 2012 bereikt zal worden.
Voor de nieuwe verstedelijkingsafspraken die relevant zijn voor de periode daarna lopen op dit moment de voorbereidingen. De minister voor WWI zal u hierover binnenkort per brief informeren. In verschillende scenario's macroramingen van de totale investeringsopgave op het gebied van de verstedelijking in de periode 2010 tot en met 2019 opgesteld. Daarbij wordt tevens onderzocht hoe de bestaande verhoudingen tussen de inbreng van de gemeentelijke en provinciale overheden waterschappen, corporaties, marktpartijen, etc. bij de grond- en gebiedsexploitatie en de betrokkenheid van de rijksoverheid ook in andere financiële verhoudingen kunnen worden vormgegeven. Bijvoorbeeld door het inbouwen van slimme prikkels en een vernieuwde inzet van overheidsinstrumenten (bijvoorbeeld het gebiedsconcessiemodel) waardoor private partijen ­ gebruik makend van de opbrengstpotenties van een gebied ­ worden geprikkeld en in staat worden gesteld voor hen thans ­ qua risico-rendementsprofiel ­ niet haalbare investeringen toch voor hun rekening te nemen. Op deze wijze wordt onderzocht hoe de bestaande middelen doelmatiger kunnen worden ingezet. Het verwerven van deze kennis en inzichten is na de zomer afgerond en vormt de basis voor de beantwoording van de motie Van Heugten c.s. met betrekking tot de ruimtelijke investeringsagenda.

Vraag 144

Op de begroting van VenW is een budgetverlaging doorgevoerd van 783,6 mln. in verband met het positief saldo Infrastructuurfonds. Daarnaast is er een verlaging van 100 mln. `kasritme Infrastructuurfonds'. In totaal wordt de VenW-begroting per saldo met bijna 700 mln. verlaagd. Wat is de reden dat de begroting VenW verlaagd wordt omdat er in 2007 een saldo op het Infrastructuurfonds is ontstaan? Hoe groot is het overgebleven saldo van 2007, op welke posten is er geld overgebleven en welke posten worden in 2008 verhoogd?

Antwoord 144
Zie de antwoorden op de vragen 177, 178 en 179.

Vraag 145

Waarom wordt de begroting VenW met 100 mln. verlaagd als er kasschuiven binnen een andere begroting (i.c. het Infrastructuurfonds) plaatsvinden?

Antwoord 145
De financiering van het Infrastructuurfonds vanuit de algemene middelen loopt via hoofdstuk XII, artikel 39.01 `Bijdrage aan het Infrastructuurfonds'. Deze boekingsgang vloeit voort als gevolg van begrotingstechnische regels en heeft een zuivere doorgeeffunctie. Mutaties op het artikel 39.01 van Hoofdstuk XII hebben dan ook geen inhoudelijke betekenis c.q. consequenties voor de uitvoering van Hoofdstuk XII. De verlaging van de bijdrage aan het Infrastructuurfonds, voornamelijk voortvloeiend uit het toevoegen van het voordelig saldo over 2007 aan latere jaren, komt ten gunste van de algemene middelen.

Vraag 146

Hoe kan het dat nu volstaan kan worden met een VenW-begroting voor 2008 die per saldo 700 mln. lager is dan de bij Prinsjesdag bij de Kamer ingediende begroting 2008? Wat wordt met de 700 mln. gedaan die nu vrijvalt op de begroting van VenW?

Antwoord 146
Zie het antwoord op vraag 145.

Vraag 147

Op welke wijze worden de middelen die nu bij Voorjaarnota aan de bijdrage MEP op artikel 4 worden onttrokken blijvend gereserveerd voor de MEP en de SDE?

Antwoord 147
De middelen die bij Voorjaarsnota aan de MEP zijn onttrokken zijn in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2009 toegevoegd aan de meerjarenramingen van de onderdelen MEP en SDE, zodat ze uiteindelijk volledig beschikbaar blijven en ingezet kunnen worden voor de ondersteuning van de productie van duurzame energie.

Vraag 148

Hoeveel valt er per jaar vrij uit de MEP en hoeveel wordt er per jaar toegevoegd aan de SDE? Waarop is de geraamde toevoeging per jaar gebaseerd?

Antwoord 148
De verwachte uitgaven op afgegeven beschikkingen MEP worden jaarlijks geactualiseerd op basis van ramingen van de uitvoerders van de MEP, in casu EnerQ en SenterNovem. Verschillen ten opzichte van begrotingsramingen leiden tot verschuivingen over de jaren binnen de MEP en / of overboekingen naar / van de middelen beschikbaar voor de SDE. Op deze wijze fungeren de MEP en de SDE als communicerende vaten voor de middelen voor de ondersteuning van de productie van duurzame energie.

Vraag 149

Hoeveel wordt in totaal in 2008 en in 2009 terugontvangen uit stadsverwarmingsprojecten?

Antwoord 149
2008: 47,5 mln.
2009: -

Vraag 150

Hoe werd het FES-fonds tot 2008 gevoed en hoe wordt het vanaf 2008 gevoed? Hoe en wanneer en door wie wordt besloten hoe de FES-middelen worden verdeeld c.q. aangewend? Kan de voeding en aanwending van het FES-fonds in meerjarig perspectief uitgesplitst worden?

Antwoord 150
De voeding van het FES-fonds voor 2008 bestond uit een percentage van de niet-belastingmiddelen uit aardgasbaten (40,9 in het jaar 2007). Daarnaast werd het FES gevoed met de opbrengsten uit hoofde van de structureel bespaarde rentelasten als gevolg van het in mindering brengen op de staatsschuld van common area baten en vervreemdingen van staatsdeelnemingen. Op de structureel bespaarde rentelasten bij vervreemdingen van staatsdeelnemingen werd de daarmee samenhangende structurele derving van dividendontvangsten in mindering gebracht. Daarnaast werd het FES gevoed uit een annuïteit op basis van de opbrengsten van geveilde rechten met een looptijd gelijk aan de looptijd van de geveilde rechten.

Met ingang van 2008 kent het FES conform de afspraken in het Coalitieakkoord een vaste voeding uit gasbaten. Hiermee wordt het belangrijkste knelpunt van de FES-voeding, volgens de huidige wet, opgelost. Een vaste voeding fluctueert namelijk niet als gevolg van de hoogte van de gasbaten en rentebaten. Voorheen belemmerde de volatiliteit van de olieprijs goede besluitvorming. Olieprijsmutaties kunnen leiden tot de wens (te) snel te besluiten over de aanwending van meevallers, of tot zodanige tegenvallers waardoor op lopende projecten moet worden bezuinigd. Daarnaast nemen de aardgasbaten naar huidige inzichten na 2025 zeer sterk af, terwijl er ook na 2025 nog investeringen in de economische structuur nodig zullen zijn.

Verder is in het Coalitieakkoord afgesproken dat in deze kabinetsperiode een nieuwe, toekomstbestendige voedingssystematiek voor het Fes wordt ontwikkeld. Het Kabinet komt voor het zomerreces met een voorstel.

In het Coalitieakkoord afgesproken dat in 2011 minimaal 500 mln. van de intensiveringen die in het Coalitieakkoord zijn opgenomen FES-waardig moet zijn. Het betreft o.a. investeringen op het gebied van infrastructuur, kennis en het regionaal economische beleid. Op 13 juli 2007 heeft het kabinet een besluit genomen over de verdeling van de enveloppen uit het Coalitieakkoord door de zogenaamde julibrief vast te stellen. Van projecten en programma's die uit het FES worden gefinancierd zal vastgesteld moeten worden of zij voldoen aan de criteria van de FES-wet.

De uitgaven binnen het FES zijn leidend voor de voeding. De voeding en de aanwending van het FES zijn dus ieder jaar gelijk aan elkaar. In deze kabinetsperiode ziet de ontwikkeling van beiden er als volgt uit:

in mln euro's 2008 2009 2010 2011 2012

Uitgaven FES 3.343 2.660 2.721 2.161 2.305

Voeding FES 3.343 2.660 2.721 2.161 2.305

Aan de hand van kasschuiven, door bijvoorbeeld vertraagde projecten, kunnen de werkelijke bedragen per jaar uiteindelijk verschillen van deze ramingen (zie vraag 187).

Vraag 151

Hoeveel kan er in totaal in worden terugontvangen van het Noorden i.v.m. IPR-decentraal?

Antwoord
De einddeclaratie IPR Decentraal 1992 - 1999 is thans in behandeling. Het geraamde terug te betalen bedrag ad circa 14 mln volgt uit een opgave van het Samenwerkingsverband Noord Nederland (uitvoerder van de IPR Decentraal).

Vraag 152

Hoeveel kan er in totaal worden terugontvangen van Novem bv?

Antwoord 152
Uit hoofde van in het verleden verstrekte leningen door Novem BV ten behoeve van energiebesparingsprojecten kan in totaal 22,3 mln van SenterNovem worden terugontvangen.

Vraag 153

Kan een overzicht worden gegeven van de verwachte aardgasopbrengst voor de staat bij de huidige olieprijs? Kan daarbij worden aangegeven bij diverse scenario's van de olieprijsontwikkeling hoe de aardgasopbrengst zich kan ontwikkelen en tot welke mee- of tegenvallers dit leidt? Kan dat in meerjarig perspectief worden gezet? Hoe werden de aardgasopbrengsten tot 2008 aangewend en hoe worden ze vanaf 2008 en verder aangewend?

Antwoord 153
Uitgaande van de huidige olieprijs als genoemd in vraag 6, te weten $130 per vat en een dollarkoers van 1,55 $ / 1 , bedragen de aardgasbaten op kasbasis in 2008 9,70 mrd euro. Gevraagd wordt aan te geven hoe de aardgasopbrengsten zich ontwikkelen. Aardgasopbrengsten zijn onder andere afhankelijk van olieprijs, euro/dollarkoers en productievolume. De komende jaren zal het productievolume afnemen. Dit leidt tot dalende gasopbrengsten. Daartegenover staat echter dat de huidige olieprijs fors boven de geraamde olieprijs staat. De raming ten behoeve van de Miljoenennota 2008 ging nog uit van een olieprijs van 75 dollar per vat; nu is deze opgelopen tot ca. 130 dollar. De volatiliteit van de olieprijzen is dus zeer groot. Dit, en de onzekerheid van de dollarkoers, betekent ook een grote volatiliteit van de aardgasbaten en de daarmee samenhangende budgettaire risico's.

Vanaf 2000 t/m 2007 hebben de niet-belastingmiddelen van de aardgasbaten (de aardgasbaten exclusief de vennootschapsbelasting) zich op kasbasis als volgt ontwikkeld:

Jaren 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Dollarkoers 0,92 0,89 0,94 1,13 1,24 1,25 1,26 1,37

Olieprijs (per vat in $) 28,40 24,60 25,00 28,80 38,20 54,40 65,10 72,50

NBM op kasbasis (in mrd
euro's) 2,80 3,90 4,00 4,05 4,20 6,05 8,05 7,85

Onder het vorige kabinet gold dat ca 42% van de aardgasbaten als voeding voor het FES dienden. Dit kabinet heeft voor deze kabinetsperiode een vaste voeding FES afgesproken waarbij de uitgaven leidend zijn voor de voeding.
Het deel van de gasbaten dat niet in het FES stroomt, was onderdeel van de budgettaire ruimte waarover in het Coalitieakkoord is besloten. Schommelingen daarna als gevolg van hogere of lagere gasbaten lopen conform begrotingsregels in het saldo.

Vraag 154

Wat is de reden voor de overlopende verplichtingen bij de post Subsidies op artikel 44 (Arbeidsomstandigheden en verzuim) op de SZW-begroting en om welke subsidies gaat het precies?

Antwoord 154
Het betreft subsidies waarvan de afrekening/betaling gepland was voor 2007, maar die pas in 2008 gerealiseerd is. Het gaat om 1,8 mln voor Farbo (financiële ondersteuning arbeidsmiddelen), 0,4 mln voor SPA (subsidieregeling preventie van arbeidsuitval), 0,04 mln voor subsidies voor convenanten en 0,18 mln voor subsidies sociale zekerheid en zorg.

Vraag 155

Kan worden toegelicht wat de achterliggende oorzaken zijn van de hoger dan geraamde instroom in de Wajong, die leidt tot een opwaartse bijstelling van het budget met 32,5 mln. in 2008?

Antwoord 155
In 2007 is de Wajong-instroom sneller gestegen dan verwacht, wat onder andere leidt tot hogere uitkeringslasten in 2008. De Wajonginstroom is gestegen omdat de doorstroom vanuit de bijstand naar de Wajong is toegenomen. Daarnaast is de instroom vanuit het speciaal voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs toegenomen. Deze ontwikkelingen leiden ook in de jaren 2009-2011 tot een hogere instroom dan ten tijde van de Miljoenennota 2008 werd verwacht. Hierdoor nemen de uitkeringslasten toe. In de notitie "Vergroting participatie jongeren met een beperking" van 30 mei 2008 worden onder andere voorstellen gedaan om de participatie van jonggehandicapten te bevorderen.

Vraag 156

Wat zijn de oorzaken voor een bijstelling van de raming voor Wajong voor de periode 2009-2011? Waarom wijken de eerdere ramingen voor de Wajong in grote mate af van de huidige ramingen?

Vraag 156
Zie het antwoord op vraag 155.

Vraag 157

Hoe kan het dat de uitvoeringskosten Wajong voor 2008 neerwaarts worden bijgesteld, terwijl voor de jaren 2009-2011 een stijging van 15 mln per jaar wordt ingeboekt?

Antwoord 157
De neerwaartse bijstelling in 2008 betreft een technische herschikking van uitvoeringsbudget voor UWV van Wajong naar TRI (Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten), omdat UWV meer uitvoeringskosten toerekent aan TRI en minder aan Wajong dan eerder werd geraamd.
De stijging van 2009-2011 is gevolg van het stijgende aantal Wajonguitkeringen op basis van uitvoeringsinformatie van UWV en verwerkt in de VJN. Het uitvoeringsbudget voor UWV voor 2008 is vastgesteld en wijzigt niet naar aanleiding van wijzigingen in volumeramingen. Voor 2009 en verder wordt het stijgend aantal aanvragen wel verwerkt in het budget voor de uitvoeringskosten UWV..

Vraag 158

Hoe zie de kostenopbouw er uit van de aangepaste meerjarencijfers voor de WWB? Kan voor de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 aangegeven worden hoe de mutatie is opgebouwd (uitstel partneralimentatie, kosten generaal pardon etc.)?

Antwoord 158

In de onderstaande tabel wordt aangegeven hoe de huidige raming is opgebouwd.

2008 2009 2010 2011 2012 Beginstand MLT 3711,7 3536 3424,4 3418,4 3366,2 Effecten rijksbeleid 31,3 42,9 27,6 23 18,4 Waarvan:
A Pardonregeling 17,3 14,9 12,1 10,6 9,1 B ontheffing sollicitatieplicht -7 0 0 0 0 C 26 weken maatregel 1 5 5 5 5 D partneralimentatie 20 23 10,5 7,4 4,3

Toelichting:
A. Het aantal personen dat voor de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet (hierna: pardonregeling) in aanmerking komt, komt naar verwachting uit op 27.500 personen. Nu op grond van de afwikkeling van de pardonregeling dit aantal bekend is, is de raming voor bijstand hierop aangepast. De mutatie voor de pardonregeling in de tabel met de budgetten betrof een tussenstand. Eind februari 2008 werd uitgegaan van een bijstelling van circa 17 miljoen in 2008, aflopend naar 9 miljoen in 2012; deze reeks is in de Voorjaarsnota en Eerste suppletore begrotingswet opgenomen. Later is de raming bijgesteld naar 10 miljoen in 2008 (in plaats van eerder genoemde 17 miljoen) aflopend naar 6 miljoen in 2012. Deze laatste reeks kon niet meer worden betrokken in de Voorjaarsnota en Eerste suppletore begrotingswet en zal in het definitieve budget 2008 worden opgenomen. Deze laatste bijstelling is uitgebreid toegelicht in de brief van de minister van SZW aan de TK (brief van 1 april 2008; Kamerstukken II 2007/08, Aanhangsel van de Handelingen, 1477).
B. De invoering van de ontheffing sollicitatieplicht wordt naar verwachting met een half jaar vertraagd tot 1 januari 2009.
C. Deze mutatie geeft de gevolgen weer van het amendement Hamer cs., waardoor bijstandgerechtigden ouder dan 65 voortaan maximaal 26 weken in het buitenland mogen verblijven zonder gevolgen voor de uitkering. D. Vanwege de latere invoering van de maatregel partneralimentatie en vanwege een andere invulling hiervan (inschakeling van het LBIO) treedt er een besparingsverlies op.

Vraag 159

Wat is precies de achtergrond van de voor het toedelen van 170 mln aan de post voor het CWI?

Antwoord 159
De ombuiging op de uitvoering sociale zekerheid oplopend tot structureel 190 mln uit het Coalitieakkoord is bij MN 2008 in afwachting van nadere invulling verwerkt op de SZW-begroting bij het CWI. De in het Coalitieakkoord opgenomen reeks was een netto besparing inclusief transformatie- , frictie- en sociaalplankosten. In afwachting van de nadere invulling van de ombuiging waren middelen voor transitiekosten gereserveerd op de aanvullende post algemeen. Omdat de afspraken met UWV/CWI over de fusie per 1 januari 2009 en de invulling van de ombuiging zijn gemaakt is het meerjarig budget voor transitiekosten overgeheveld naar de begroting van SZW.

Vraag 160

Wat is de achterliggende oorzaak/reden voor de verhoging van het budget REA uitkeringslasten Wajong met 44,6 mln.?

Antwoord 160
Het betreft hier geen stijging van de REA-uitkeringslasten. Op verzoek van SZW heeft UWV een zuiverder toerekening van de lasten op de fondsen gemaakt. Uit de nieuwe toerekening bleek dat het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) in het verleden te zwaar werd belast en dat aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten (Afj) te weinig lasten werden toegerekend. Via een budgettair neutrale herschikking is dit opgelost. Het betreft hier dus een verschuiving van middelen tussen de sociale fondsen en de begrotingsgefinancierde REA Wajong.

Vraag 161

Wat zijn de (inkomens-)effecten van de verlaging van de ANW-premie met 0,15%?

Antwoord
De verlaging van de ANW-premie is tegelijkertijd gebeurd met een verhoging van de AWBZ-premie met 0,15%. Deze beide premies zitten versleuteld in het tarief eerste en tweede schijf. Hierdoor zijn er geen inkomenseffecten van deze maatregel.

Vraag 162

Wat zijn de overwegingen geweest om deze premies aan te passen? Waarom kon ten tijde van de Miljoenennota 2008 nog niet de juiste premie voor 2008 worden vastgesteld?

Antwoord 162
Het ANW fonds kent vanwege de herziening van de ANW een trend van dalende uitgaven. Hierdoor neemt bij gelijkblijvende premies het fondsvermogen toe. Tegelijkertijd neemt het fondstekort in de AWBZ toe vanwege een toename van de uitgaven bij gelijkblijvende premies. Via deze schuif wordt het fondsoverschot in het ANW fonds gedeeltelijk gemitigeerd en tegelijkertijd het fondstekort van het AWBZ fonds beperkt. Deze schuif heeft geen koopkrachtgevolgen waardoor deze schuif ook iets later kon worden ingevoerd bij definitieve vaststelling van de premies.

Vraag 163

Kan nader worden uitgelegd waarom deze premieaanpassingen tot een neerwaartse bijstelling van 175 mln. leiden in de BIKK ANW? Op artikel 51?

Antwoord 163
De premies volksverzekeringen en de loon- en inkomstenbelasting worden gecombineerd geheven bij de werkgevers, waarop de heffingskortingen in mindering worden gebracht. Dit systeem van heffingskortingen is in 2001 ingevoerd en is besloten de premiederving van de fondsen wegens de introductie van deze heffingskortingen te compenseren via een rijksbijdrage (BIKK = bijdrage in de kosten van de heffingskortingen). De kosten van deze heffingskortingen komen naar rato van de afzonderlijke tarieven in de eerste schijf in mindering op de afzonderlijke opbrengsten van respectievelijk de belasting, AOW-, Anw- en AWBZ-premie. Door een lagere ANW-premie (-0,15%-punt) komen de kosten van de heffingskorting in mindere mate ten laste van het Anw-fonds en wordt de compensatie via een rijksbijdrage ook automatisch minder. Het omgekeerde geldt voor het AWBZ-fonds aangezien deze premie met 0,15%-punt is verhoogd.

Vraag 164

Leidt de meevaller van 2,2 mrd. die ontstaat doordat een groter deel van het AOW-fonds met premiegelden in plaats van met begrotingsgelden wordt gevuld, ook tot ruimte binnen de budgettaire kaders? Zo ja, waar slaat deze meevaller neer en waarvoor is deze aangewend? Zo nee, hoe wordt een dergelijke meevaller in budgettaire termen dan verwerkt?

Antwoord 164
De premie-inkomsten van het AOW-fonds zijn - zoals is opgemerkt - met 2,2 miljard meegevallen. Door deze meevaller is de rijksbijdrage aan dit fonds met hetzelfde bedrag verminderd hetgeen is verwerkt in de begroting. Deze aanpassing heeft geen invloed op de ruimte onder het budgettaire uitgavenkader. Rijksbijdragen dragen - net als premiemiddelen - bij aan het financieren van de uitgaven en worden niet meegeteld bij de uitgavenkaders. Anders zouden namelijk dubbeltellingen ontstaan omdat de AOW-uitgaven al in de uitgavenkaders zijn opgenomen. De verwerking in de budgettaire cijfers verloopt als volgt. De premie-inkomsten AOW worden sinds 1990 gecombineerd geheven met de andere volksverzekeringspremies (AWBZ en Anw) en de loon- en inkomstenbelasting. Uitgaande van een vaste totale opbrengst van deze gecombineerde afdrachten van de werkgevers is achteraf het aandeel van de volksverzekeringspremies ­ waaronder de AOW - groter gebleken dan waarmee tot nu toe was rekening gehouden. Dit leidt tot een meevaller voor de fondsen en een nadeel voor het rijk. Aangezien het exploitatiesaldo van de fondsen wordt meegeteld bij het EMU-saldo verandert dit saldo niet. Specifiek voor het AOW-fonds geldt bovendien dat de meevaller en het nadeel bij het rijk wordt geneutraliseerd door een lagere rijksbijdrage.

Vraag 165

Er wordt een bijstelling van 57 mln. gedaan van de raming van de Zorgtoeslag naar aanleiding van het CEP (Centraal Economisch Plan): de nominale premie in 2008 komt lager uit dan geraamd in de ontwerpbegroting 2008, daarom valt ook de Zorgtoeslag lager uit. Waarom was bij de indiening van de begroting 2008 niet voorzien in deze verschillen in premies en toelagen?

Vraag 166
Hoe hoog was de nominale premie 2008 aanvankelijk geraamd en waar komt deze nu op uit?

Vraag 167
Wat zijn de oorzaken dat de nominale premie in 2008 iets lager uitvalt dan aanvankelijk werd verondersteld?

Antwoord 165, 166 en 167
In de Ontwerpbegroting 2008 is gerekend met de door het CPB in de MEV(Macro Economische Verkenning) geraamde nominale premie ( 1057). De verzekeraars hebben in het najaar van 2007 de premie 2008 vastgesteld. Dat hebben ze gedaan op een lager niveau dan geraamd in de MEV. Dat de verzekeraars de premie lager hebben vastgesteld kan het gevolg zijn van een sterkere concurrentie op de verzekeringsmarkt dan waarmee het CPB rekening hield, door beleggingsopbrengsten, besparingen op de beheerskosten of een verdere verlaging van de reserves. Ten tijde van het CEP raamde het CPB de premie voor 2008 op 1047.

Vraag 168

Hoe kunnen de genoemde verhoogde uitgaven die leiden tot een overschrijding van het BKZ worden verklaard, mede in het licht van de verhoging in het voorjaar van 2007? Gaat het hier om een structurele of incidentele overschrijding van het BKZ? Welke maatregelen zijn op grond van de begrotingsregels uit het Coalitieakkoord getroffen om de overschrijdingen te compenseren?

Antwoord 168
De hogere uitgaven onder het BKZ worden voornamelijk verklaard door de financieringsverschuiving in de AWBZ en de doorwerking van de afrekencijfers van het CVZ. De afrekencijfers van het CVZ laten voor sommige sectoren een meevaller zien en voor sommige sectoren een tegenvaller. Hiervoor is de meerjarenraming aangepast. De financieringsverschuiving in de AWBZ is het gevolg van verplichtingen die in voorgaande jaren door zorgkantoren zijn aangegaan en die in 2008 tot betaling komen. Dit is een incidentele tegenvaller in het lopende jaar, waardoor het BKZ incidenteel wordt overschreden. Omdat in het lopende jaar niet meteen (beleids-) maatregelen genomen kunnen worden wordt de overschrijding van het BKZ gecompenseerd door de onderschrijding bij RBG-eng. Het totale uitgavenkader wordt daardoor niet overschreden. Dit is conform de begrotingsregels (regel 17: "compensatie tussen de afzonderlijke budgetdiscplinesectoren kan alleen indien de Ministerraad daartoe besluit") en is in het verleden (zeker voor het lopende jaar) meermalen gebeurd.

Vraag 169

De raming voor verstrekking van het Persoons Gebonden Budget (PGB) is aangepast. Is het ten opzichte van 2007 beter gelukt om het aantal budgethouders in de AWBZ en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te voorspellen voor 2008?

Antwoord 169
Ja. In de raming wordt nu uitgegaan van een groei van 1900 budgethouders. Ten opzichte van het subsidieplafond wordt nu een klein tekort verwacht van 25 mln. Volgens de meest recente cijfers van het CVZ wordt voor de rest van 2008 een instroom verwacht van 1950 budgethouders. Dit ligt dus dicht in de buurt van de huidige ramingen. De PGB's in het kader van de Wmo worden niet geraamd door VWS. Dit is een gemeentelijke aangelegenheid.

Vraag 170

Wat was de oorspronkelijk PGB-raming voor 2008 en hoe is deze nu? Wat verklaart het verschil?

Antwoord 170
Het subsidieplafond is vastgesteld op 1750 mln. Inmiddels is dit verhoogd tot 1790 mln in verband met het niet doorgaan van de overheveling van de functie activerende begeleiding naar de ZVW in het kader van de overheveling van de GGZ. Binnenkort zal het plafond opnieuw worden verhoogd met 25 mln op grond van recente cijfers van het CVZ over de instroom tot en met mei.

Vraag 171

Wat is het gemiddelde Persoons Gebonden Budget (PGB) in de AWBZ en Wmo in 2008?

Antwoord 171
Het gemiddelde persoonsgebonden budget bedraagt in 2008 volgens het CVZ ongeveer 50 per dag. Voor de Wmo is dit niet bekend.

Vraag 172

Wordt er in de raming rekening mee gehouden dat niet alle PGB-houders hun budget uitputten? Zo ja, welk percentage onderuitputting wordt gehanteerd?

Antwoord 172
Ja, in de raming wordt rekening gehouden met een onderuitputtingspercentage van 10%

Vraag 173

Waarom nemen de indicatiestellingen AWBZ in 2008 zo fors toe ten opzichte van de raming?

Antwoord 173
De kosten van de indicatieaanvragen zijn gebaseerd op de kosten van van het jaar 2007. Deze vielen aanmerkelijk hoger uit dan geraamd. Omdat het indicatiestellingsproces de komende jaren efficiënter wordt ingericht, zullen de kosten die dan gemaakt worden, geleidelijk dalen. Dit zal echter slechts in beperkte mate merkbaar zijn in de jaren 2008 en 2009.

Vraag 174

Is het mogelijk in de toekomst nauwkeuriger te ramen hoeveel indicatiestellingen AWBZ zijn te verwachten?

Antwoord 174
Het aantal indicaties bedroeg in 2007 circa 956.000. Het aantal indicatiestelling is moeilijk te ramen. Dit is immers ook sterk afhankelijk van de verdere ontwikkelingen binnen de AWBZ. Voor de zomer zal de Tweede Kamer van de staatssecretaris van VWS een brief ontvangen over de vereenvoudiging van de indicatiestelling AWBZ.

Vraag 175

Hoe zullen de veronderstelde toekomstige besparingen bij het CIOZX concreet gerealiseerd moeten worden? Komt het CIZ niet in de problemen met de voorgestelde dekking?

Antwoord 175
Door het indicatiestellingsproces te vereenvoudigen en meer efficiënt in te richten, zullen de kosten voor het verwerken van de indicatieaanvragen de komende jaren dalen. Omdat de kosten voor de baat uitgaan, moet eerst geïnvesteerd worden om in de toekomst besparingen te realiseren. Omdat het indicatiestellingsproces de komende jaren efficiënter gaat lopen, zullen de kosten die dan gemaakt worden, geleidelijk dalen. Voor de zomer zal de Tweede Kamer van de staatssecretaris van VWS een brief ontvangen over de vereenvoudiging van de indicatiestelling AWBZ. Overigens zullen de kosten ook afhankelijk zijn van de verdere ontwikkelingen binnen de AWBZ.

Vraag 176

De door de Belastingdienst uitgekeerde voorschotten KGB zijn hoger dan eerder geraamd. Verwacht wordt dat de maandelijkse voorschotten de rest van het jaar op hetzelfde niveau blijven. Hierdoor ontstaat naar verwachting een kastekort van 80 mln.. De raming is daarom verhoogd met dit bedrag. Wat gaat de regering doen om de voorschotten KGB beter te ramen?

Antwoord 176
Zie het antwoord op vraag 62.

Vraag 177

Kan worden uitgelegd hoe de verlaging van 783,5 mln. op de VenW begroting en de ophoging van het Infrastructuurfonds met 815,7 zich tot elkaar verhouden? Welke bedragen zijn in 2007 op welke posten van het Infrastructuurfonds niet uitgegeven? Waaraan wordt het hieruit ontstane positieve besteed en in welke jaren?

Antwoord 177
Het overgebleven (voordelig) saldo van 2007 bedraagt 783,5 mln. Dit saldo is een saldo van tekorten en overschotten aan zowel de uitgaven- als ontvangstenzijde van het Infrastructuurfonds. De 815,7 mln. waaraan gerefereerd wordt betreft de mutatie aan de uitgavenzijde. Op blz. 56 is aan de ontvangstenzijde met omschrijving "Toedeling voordelig saldo 2007" een hogere ontvangst ad 32,2 mln. opgenomen. De hogere uitgaven ad 815,7 mln. minus de hogere ontvangsten ad 32,2 mln. sluiten aan op het voordelig saldo ad 783,5 mln. Er is derhalve geen sprake van een hieruit positief te besteden bedrag. Voor een compleet beeld van de overschotten en tekorten die in 2007 zijn opgetreden en die hebben geleid tot het voordelig saldo, wil ik verwijzen naar het Jaarverslag van het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 444 A, nr. 1).

Vraag 178

Impliceren de beide mutaties in de verticale toelichting van het Infrastructuurfonds `diverse kasschuiven' dat er in 2008 een bedrag van ruim 1 miljard van het Infrastructuurfonds wordt doorgeschoven naar de toekomst? Zo nee, hoe moeten deze mutaties dan worden gezien? Zo ja, waarom wordt een schuif van een miljard euro in de Voorjaarsnota noch toegelicht noch vermeld?

Antwoord 178
De post "Diverse kasschuiven" kan niet los worden gezien van de post "Toedeling voordelig saldo 2007". Vanuit wettelijke voorschriften dient het voordelig saldo aan het eerst volgende uitvoeringsjaar te worden toegevoegd. Vervolgens wordt door middel van kasschuiven dit voordelig saldo, vanuit het uitvoeringsjaar 2008, toegevoegd aan de jaren waar deze daadwerkelijk nodig is. Per saldo wordt een bedrag van ca 200 mln. vanuit 2008 doorgeschoven naar de toekomst. Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar de memorie van toelichting bij de eerste suppletore begroting van het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2007­2008, 31 474 A, nr. 2).

Vraag 179

Op het Infrafonds worden zeer veel bedragen verschoven en herschikt. Kan de regering duidelijk maken hoe uiteenlopende bedragen die genoemd worden in de suppletore wet van het Infrastructuurfonds, de suppletore begroting van VenW en de verticale toelichting met betrekking tot het positief saldo en kasschuiven met elkaar samenhangen?

Antwoord 179
Een eerste verschil in presentatie is dat in de verticale toelichting onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten mutaties zoals; beleidsmatige-, technische en "niet tot de ijklijn behorende" mutaties. Daarnaast wordt in de verticale toelichting de verantwoording van het voordeligsaldo 2007 niet opgenomen. Dit is een technische mutatie die niet relevant voor het uitgavenkader en het EMU- saldo. De aansluiting tussen de verticale toelichting en het suppletore wetsvoorstel van het Infrastructuurfonds wordt hieronder verstrekt:
Infrastructuurfonds / Verticale toelichting
2008 Infrastructuurfonds
Uitgaven
Overige kasschuiven en voordelig saldo 2007 -414,8 Onderhoud vaarwegen/water
Kasschuif Zuidas 150 Totaal uitgaven -264,8 Deze 2 mutaties zijn niet Ontvangsten verbijzonderd daar deze aan Toedeling voordelig saldo 2007 32,2 de uitgavenzijde van het IF Diverse kasschuiven -100 zijn toegelicht Voordelig saldo 2007 783,5 Lagere bijdrage hoofdstuk XII -783,5 technische boekingen budgettair neutraal derhalve Totaal ontvangsten -67,8 niet opgenomen als belangrijke mutaties Vertikale Toelichting Infrastructuurfonds
Uitgaven
Diverse kasschuiven -980,5 Toedeling voordelig saldo 815,7 Diverse kasschuiven -100 Totaal uitgaven -264,8 Ontvangsten
Toedeling voordelig saldo 2007 32,2 Voordelig saldo 2007 -783,5 Diverse kasschuiven -100 Totaal ontvangsten -851,3 Het voordelig saldo Infrastrucfonds 2007 welke Verschil uitgaven 0 niet in de vertikale toelichting Verschil Ontvangsten 783,5 wordt opgenomen.

Hoofdstuk XII / Verticale toelichting
2008 Hoofdstuk XII
Uitgaven
Voordelig saldo 2007 -783,5 Diverse kasschuiven -100 Totaal uitgaven -883,5 Vertikale Toelichting Hoofdstuk XII
Uitgaven
Voordelig saldo Infrastructuurfonds -783,5 Diverse kasschuiven -100 Totaal -883,5

Vraag 180

Kan de regering een overzicht geven waarin te zien is welke schuiven hebben plaatsgevonden bij Voorjaarsnota en hoe die over de jaren heen glad lopen? Kan daarbij ook aangegeven worden welke consequenties verschuivingen hebben voor de voorgenomen planning van projecten? Over welke projecten hebben we het dan concreet.

Antwoord 180
Ten aanzien van de schuiven die in de Voorjaarsnota hebben plaatsgevonden wordt in onderstaande tabel aangegeven hoe deze over de jaren heen glad lopen. In 2012 wordt het uitgavenkader per saldo met 45 mln. ontlast. Dit wordt intertemporeel gecompenseerd vanaf 2013 met een bedrag van gelijke hoogte. Het infrafonds loopt intertemporeel dus glad op een zeer beperkt bedrag van 2,6 mln. na.. Met betrekking tot de belangrijkste verschuivingen in de voorgenomen planning van projecten, zou ik u willen verwijzen naar de Voortgangsrapportage Tracewet en Spoedwet wegverbredingen, derde en vierde kwartaal 2007, die onlangs door de minister van VenW aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is toegezonden (Kamerstukken II, 2007-2008, 29 385, nr. 21). In de ontwerpbegroting 2009 zal op deze technische wijziging en op de gevolgen van de in de Voorjaarsnota opgenomen budgetverlagingen in samenhang met de besluitvorming begroting 2009 nader worden ingegaan.

2008 2009 2010 2011 2012 2013 e.v.

Beleidsmatige mutaties
Toedeling voordelig saldo 2007 32,2 Diverse kaschuiven beleidsmatig -70,7 23,1 45,2 8,2 -8,9 3,2 Voordelig saldo 2007 -783,5 783,5
-822,1 23,1 45,2 8,2 -8,9 786,7 Technische mutaties
Bijdragen derden 18,3 18,3 60,6 27,2 11,9 474,2 Delflandse kust/prekpolder 3,0 30,0 51,4 11,3 4,8 2,5 Diverse kaschuiven technisch -100,0 50,0 50,0 Praktijkproef A10 5,0 30,0 10,0 5,0 Taakstelling -6,7 -11,8 -23,7 -47,3 -47,3 -378,4 Diversen technisch 46,7 12,5 22,5 26,5 25,4 -38,0 Niet tot een ijklijn behorend
Voordelig saldo 2007 783,5 Diversen 1,4 751,2 129,0 170,8 22,8 -5,1 60,3

Totaal ontvangstenmutaties -70,9 152,1 216,0 30,9 -14,1 847,0

Beleidsmatige mutaties
Actieplan spoor 25,0 75,0 50,0 25,0 25,0 -200,0 amendement Samson 15,0 Dekking OV SAAL -8,0 -22,0 -50,0 -75,0 -130,0 -1.065,0 Diverse kaschuiven beleidsmatig -980,5 -99,7 -53,5 -74,1 -109,9 800,8 HSL 30,0 Normenkader/BTW 41,5 19,1 19,9 20,8 21,0 171,0 OV SAAL 8,0 22,0 50,0 75,0 130,0 1.065,0 Toedeling voordelig saldo 2007 815,7 Wegen/Zuidas 4,5 28,7 28,7 36,4 10,0 60,0 Diversen beleidsmatig 7,6
-41,2 23,1 45,2 8,2 -53,9 831,7

Technische mutaties
Bijdragen derden 18,3 18,3 60,6 27,2 11,9 474,2 Delflandse kust en Perkpolder 3,0 30,0 51,4 11,3 4,8 2,5 Diverse kaschuiven -100,0 50,0 50,0

Praktijkproef A10 5,0 30,0 10,0 5,0

Taakstelling -6,7 -11,8 -23,7 -47,3 -47,3 -378,4 Diversen 46,7 12,5 22,5 26,5 25,4 -38,0 Niet tot een ijklijn behorend
Diversen 1,4
-32,3 129,0 170,8 22,8 -5,1 60,3

Totaal uitgavenmutaties -73,5 152,1 216,0 30,9 -59,1 892,0

Per saldo -2,6 0,0 0,0 0,0 -45,0 45,0

Vraag 181

Waarom wordt het budget voor aanleg waterkeren in 2008 verlaagd met 105 mln. en welke gevolgen heeft dat voor eerder geplande activiteiten?

Antwoord 181
Deze verlaging is vooral het gevolg van het verschuiven van middelen voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In het najaar van 2007 is het Hoogwaterbeschermingsprogramma vastgesteld. Met de waterschappen zijn begin 2008 intentieverklaringen afgesloten voor de verschillende verbeteringswerken. Door het doorschuiven van het budget van 2008 naar latere jaren is de financiële reeks beter afgestemd op de programmering van de waterschappen.

Vraag 182

Waarom wordt het budget voor wegen in 2008 per saldo verlaagd met 588 mln. en welke gevolgen heeft dat voor eerder geplande activiteiten?

Antwoord 182
De gesignaleerde verlaging is voor het grootste gedeelte als volgt te verklaren. Vanwege vertragingen in procedures, vooral als gevolg van luchtkwaliteit, is de afgelopen jaren de planning van activiteiten op het artikel 12 Hoofdwegennet in de tijd naar achtergeschoven. De Kamer is hierover via de Voortgangsrapportage Tracéwet en Spoedwet wegverbredingen, derde en vierde kwartaal 2007 (Kamerstukken II, 2007-2008, 29 385, nr. 21) geïnformeerd.

Vraag 183

Waarom wordt het budget voor aanleg spoorwegen in 2008 per saldo verlaagd met 116 mln. en welke gevolgen heeft dat voor eerder geplande activiteiten?

Antwoord 183
De toevoeging van het voordelig saldo 2007 heeft tot gevolg dat een deel van deze gelden door middel van kasschuiven naar latere jaren is doorgeschoven. De verlaging heeft geen invloed op de eerder geplande activiteiten; immers de planning is afgestemd op de planning van ProRail.

Vraag 184

Kan de regering alle verplichtingenmutaties die worden voorgesteld in de 1e suppletore wet groter dan 50 mln. uitvoerig toelichten? In welke gevallen is bijvoorbeeld sprake van een verhoging van het budget die samenhangt met verplichtingenbudget uit 2007 dat niet benut is en waar is sprake van een feitelijke verhoging van het verplichtingenbudget?

Antwoord 184
De Voorjaarsnota van het ministerie van Financiën biedt geen inzicht in de verplichtingenmutaties. Hiervoor wordt verwezen naar de eerste suppletore begroting van VenW (Kamerstukken II, 2007- 2008, 31 474 A, nr. 2). Daarin is bij de artikelen onder paragraaf 2.2 De productartikelen in nagenoeg alle gevallen aangegeven dat de aanvullende verplichtingbijstellingen ten opzichte van de uitgavenmutaties worden veroorzaakt door de verplichtingenoverloop vanuit 2007. In de slotwet van het Infrastructuurfonds over het jaar 2007 (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 444, nr. 4) is dit nader toegelicht en gekwantificeerd naar individuele mutaties en oorzaken. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
Er is geen sprake van een feitelijke eenzijdige verhoging van het verplichtingenbudget anders dan bij de voorgestelde kasmutaties.

Vraag 185

Kan inzichtelijk gemaakt worden welke bedragen in totaal (ook na 2012) en in welke jaren zijn toegevoegd aan de begroting voor het Actieplan Spoor? Hoe is de verdeling over de jaren bepaald en welke concrete maatregelen en (deel)projecten worden wanneer voorzien?

Antwoord 185
Het Actieplan is opgesteld voor de looptijd van de groeiambitie op het spoor en betreft de periode 2008-2012. Voor de uitvoering van het Actieplan is 200 mln. gereserveerd. Het Actieplan bevat 29 concrete maatregelen, die zijn onderverdeeld in 5 clusters. Dat betreft (inclusief gereserveerde middelen per cluster):

·Voor- en natransport ( 76 mln.);

·Informatievoorziening ( 27 mln.);

·Treinaanbod ( 40 mln.);

·Kaartjes en kennismaking ( 40 mln.);

·Spreiding van mobiliteit ( 17 mln.).

In het Actieplan is per maatregel op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze daaraan uitvoering wordt gegeven, welke planning daarbij gehanteerd wordt en welke middelen daarvoor worden ingezet. Deze middelen zijn als volgt over de periode 2008-2012 verdeeld:

2008: 25 mln.
2009: 75 mln.
2010: 50 mln.
2011: 25 mln.
2012: 25 mln.

Vraag 186

Kan per vertraagd project in de toelichting op de suppletore FES-begroting aangegeven worden wat de oorzaken zijn van de ontstane vertragingen en welke consequenties daar aan verbonden worden/zijn?

Antwoord 186
Het FES is een verdeelfonds en financiert investeringsprojecten van nationaal belang waarmee beoogd wordt de economische structuur te versterken. Middelen uit het FES worden ter beschikking gesteld aan de departementale begrotingen. De feitelijke projectuitgaven worden begroot en nader toegelicht in de 1e suppletore begroting van de desbetreffende vakdepartementen. Er zijn geen consequenties verbonden aan ontstane vertragingen. Omdat de FES-projecten meerjarig en over het algemeen complex van aard zijn, zou dat het behalen van de FES-doelstellingen beperken.

Vraag 187

Kan aangegeven hoe de voeding van het FES zich had ontwikkeld als nog sprake was geweest van een procentuele voeding van het FES uit de aardgasbaten (afgezet tegen de extra voeding die nu wordt voorgesteld van 633 mln.)?

Antwoord 187
Er is inderdaad 633 mln. extra voeding van het FES in 2008 t.o.v. de miljoenennota 2008. Deze extra voeding is een direct gevolg van hogere uitgaven van 633 mln. binnen het FES. Vanwege de nieuwe voedingssystematiek volgt de voeding namelijk de uitgaven binnen het FES (zie vraag 188). De hogere uitgaven in 2008 zijn te verklaren door onderuitputting van FES-middelen uit voorgaande jaren. Deze geraamde uitgaven schuiven door naar 2008 en latere jaren.

Indien de oude voedingssystematiek nog van toepassing zou zijn dan was de voeding gedurende 2008 aangepast aan de actuele inzichten in de aardgasbaten. Dit is een fundamenteel andere benadering. Indien er sprake was geweest van een procentuele voeding van het FES uit aardgasbaten, zou de extra voeding bij de 1e suppletore FES begroting (bij ongewijzigde uitgangspunten) een bedrag van 622 mln zijn (dat ten opzichte van de stand Miljoenennota 2008).

Vraag 188

Impliceert de nieuwe systematiek van het Fes dat de uitgaven van het Fes leidend zijn en dat de daarvoor benodigde dekking rechtstreeks onttrokken wordt aan de ontvangen gasbaten?

Antwoord 188
Dat klopt. Met ingang van 2008 kent het FES conform de afspraken in het Coalitieakkoord een vaste voeding uit gasbaten. Deze voeding fluctueert derhalve niet meer als gevolg van de hoogte van de gasbaten en rentebaten. De voeding van het FES uit gasbaten wordt afgestemd op de begrote uitgaven.

Verder is in het Coalitieakkoord afgesproken dat in deze kabinetsperiode een nieuwe, toekomstbestendige voedingssystematiek voor het FES wordt ontwikkeld. Het Kabinet komt voor de zomer van 2008 met een voorstel.

Vraag 189

Wat is de verklaring van het feit dat de nominale ontwikkeling binnen het kader Rijksbegroting op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden leidt tot een meevaller voor de jaren 2008 tot en met 2012 van respectievelijk 200, 20, 40, 263 en 220 mln. euro? Waarom is de meevaller in de jaren 2009 en 2010 slechts enkele tientallen miljoenen euro's en in de andere jaren honderden miljoenen euro's?

Antwoord 189
De reeks uitgaven-meevallers op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden wordt veroorzaakt door gewijzigde macro-economische inzichten. Zo wordt de meevaller van 2008 veroorzaakt door een lagere raming van de sociale lasten voor de overheidswerkgever. Het feit dat de meevaller in 2009 een stuk kleiner is, wordt veroorzaakt door een hogere geraamde contractloonontwikkeling in 2009. Dit heeft zijn doorwerking in volgende jaren. De grotere meevaller in 2011 is resultante van een lagere loongrondslag binnen de Rijksbegroting, onder andere veroorzaakt door de taakstellingsoperatie in het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst.

Vraag 190

Hoe groot was de korting die was doorgevoerd op de vergoeding voor incidentele loonontwikkeling aan de g&g-sector en wat wordt daar nu weer van teruggestort aan de werkgevers?

Antwoord 190
In het kader van het actieprogramma `Leerkracht van Nederland' is voor wat betreft tranche 2008 ongeveer 12 mln euro vergoeding voor incidentele loonontwikkeling van de g&g-sector gekort. Het deel van de g&g-sector vallend onder het OVA-convenant valt hier overigens buiten. Deze korting op de vergoeding voor incidentele loonontwikkeling is volledig aangewend voor bekostiging van het actieprogramma `Leerkracht van Nederland'.

Vraag 191

Kan een overzicht gegeven worden van de incidentele loonontwikkeling in 2007 en 2008 voor alle overheidssectoren, waaruit blijkt of en welke kortingen zijn doorgevoerd en hoe zich dit verhoudt tot de marktsector?

Antwoord 191
De vergoeding van de incidentele loonontwikkeling voor overheidssectoren wordt door het kabinet beleidsmatig vastgesteld. Uitzondering hierop is de zorgsector, waar het zogeheten OVA-convenant geldt en de incidentele loonontwikkeling van de markt gevolgd wordt. De incidentele loonontwikkeling in de marktsector was in 2007 0% (geraamd bij CEP 2007) en is voor 2008 bij CEP 2008 geraamd op 0,50%. De uitdeling van de vergoeding voor de incidentele loonontwikkeling voor de verschillende overheidssectoren laat onderstaand beeld zien.
2007 2008 Rijk (gemiddeld) 0 0,08 Onderwijs 0 0 Rechterlijke Macht 0 0,14 Defensie 0 0,14 Politie 0 0,14 g&g-sector regulier 0 0,06 (gemidddeld)

Vraag 192

Bestaat het risico dat ook eventueel andere sectoren bij de rechter bezwaar zullen gaan maken tegen het opleggen van kortingen in de arbeidsvoorwaardenruimte? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 192
Jaarlijks stelt het kabinet de overheidsbijdrage aan de arbeidskostenontwikkeling voor de overheidssectoren vast. In beginsel wordt bij de hoogte van de kabinetsbijdrage bij de overheid in de arbeidsvoorwaardenruimte de markt gevolgd. Het kabinet heeft echter de bevoegdheid om een deel van de ruimte beleidsmatig vast te stellen. Anders dan bij de overheidssectoren heeft het kabinet ten aanzien van de bijdrage in de arbeidsvoorwaardenruimte voor de zorg geen mogelijkheden tot beleidsmatige vaststelling. Hier wordt op basis van het zogeheten OVA-convenant de ontwikkeling in de markt doorvertaald.

Jaarlijks stelt het kabinet de overheidsbijdrage aan de arbeidskostenontwikkeling voor de overheidssectoren vast. In beginsel wordt bij de hoogte van de kabinetsbijdrage in de arbeidsvoorwaardenruimte de markt gevolgd. Het kabinet heeft echter de bevoegdheid om een deel van de ruimte beleidsmatig vast te stellen. Bezwaar van overheidssectoren is derhalve niet denkbaar. Anders dan bij de overheidssectoren heeft het kabinet ten aanzien van de bijdrage in de arbeidsvoorwaardenruimte voor de zorg geen mogelijkheden tot beleidsmatige vaststelling. Hier wordt op basis van het zogeheten OVA-convenant de ontwikkeling in de markt doorvertaald.

Vraag 193

Waarom zijn de middelen voor incidentele loonontwikkeling voor de sector onderwijs overgeheveld van de aanvullende post arbeidsvoorwaarden naar de begroting van de minister? Gaat dit bij andere sectoren ook gebeuren? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat OCW in de toekomst in de sector onderwijs de incidentele loonontwikkeling financieren?

Antwoord 193
Dit jaar zijn de middelen voor incidentele loonontwikkeling van OCW volledig aangewend voor bekostiging van het actieprogramma `Leerkracht van Nederland' en daarom ook apart gepresenteerd. In dit kader wordt de vergoeding voor de incidentele loonontwikkeling voor OCW tot en met 2011 volledig aangewend voor betreffende actieprogramma. Ook een deel van de vergoeding voor incidentele loonontwikkeling van de sectoren Rijk en g&g (niet zijnde de zorg) wordt voor het betreffende programma aangewend. De (overige) middelen voor incidentele loonontwikkeling worden voor elk departement bij Voorjaarsnota middels de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling overgeheveld naar de departementale begrotingen.

Vraag 194

Kan de regering inzichtelijk maken voor de Tweede Kamer hoeveel geld er meerjarig in enveloppen was gereserveerd, wat daar inmiddels voor welk doel is toegedeeld en hoeveel er nu nog resteert per envelop op de aanvullende post?

Antwoord 194
Zie het antwoord op vraag 11.

Vraag 195

Wanneer en voor welke doelen zullen de nu nog resterende enveloppe-middelen worden besteed? Hoe vast ligt de besteding van de enveloppen?

Antwoord 195
Zie het antwoord op vraag 195.

Vraag 196

Wat zijn `Bos-gelden'? Zijn er ook `Bos-gelden' beschikbaar voor andere ministeries? Zo ja, hoeveel en waarvoor? Zo nee, waarom zijn er uitsluitend `Bos-gelden' voor Defensie beschikbaar? Hoe groot was en is nu de totale meerjarige reservering van Bos-gelden?

Antwoord 196
De artikel 100 brief met betrekking tot de verlenging van de missie Afghanistan (Kamerstuk 2007- 2008, 27925, nr. 279) bevat het kabinetsbesluit om ter dekking van extra kosten bij de uitvoering van de missie, zoals versnelde slijtage van materieel, twee keer 50 miljoen toe te voegen aan de Defensiebegroting (zogenaamde Bos-gelden). De verwerking hiervan vindt plaats bij de Voorjaarsnota en wel voor de jaren 2010 en 2011. Deze middelen hebben uitsluitend betrekking op de Defensiebegroting. Er resteert geen meerjarige reservering van dergelijke middelen.

Vraag 197

Wat is gereserveerd voor schuldsanering Antillen?

Antwoord 197
Door het vorige kabinet is een start gemaakt met een traject dat moet leiden tot herziening van de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk, verbetering van het financiële beheer en oplossing van de schuldenproblematiek. Daarbij zal een groot deel van de schulden van de Antillen worden gesaneerd. Het te saneren bedrag is afhankelijk van een veelheid van factoren, waarbij de afgelopen periode vooral de dollarkoers, de instelling van financieel toezicht en het moment waarop de nieuwe staatkundige verhoudingen in gaan, bepalende factoren waren. Naast deze factoren is onderzoek nodig gebleken over de toepassing van de zogenaamde `rentelastnorm' ­ tot welk niveau wordt gesaneerd- en over de afbakening van de collectieve sector. Het eindrapport hieromtrent van de Stichting Overheids Accountants Bureau is ­onlangs- gereed gekomen. Berekeningen op basis van dat onderzoek laten zien dat in deze kabinetsperiode er ongeveer 1,7 mrd euro aan lasten optreden uit hoofde van de schuldsanering. In de periode daarna zijn er nog rentekosten verbonden aan deze operatie. Het verschil met de eerder gepresenteerde 2,2 mrd euro komt hoofdzakelijk door a) een wisselkoersvoordeel voor Nederland sinds 2006 en b) het toepassen van de afspraken omtrent de rentelastnorm, wat eerder nog niet mogelijk bleek. Aangezien het eerstgenoemde voordeel onzeker van aard is, en de verwerking van de rentelastnormafspraken nog niet definitief, betreft dit nog steeds een voorlopig beeld. Bij MN2009 zal wederom een actualisatie plaats vinden.
Op de aanvullende post is voor schuldsanering Nederlandse Antillen momenteel de volgende reservering opgenomen (afgerond, mln ).
2007 2008 2009 2010 2011

Actueel op AP 0 228 535 920 30

In 2007 is een eerste bedrag voor schuldsanering toegevoegd aan begroting hoofdstuk 4. Deze gelden waren bestemd voor sanering van de betalingsachterstanden van de BES-eilanden. Als er toezicht is ingesteld op het Land, Curaçao en Sint Maarten zal een aanvang gemaakt worden met de sanering van de schulden van deze entiteiten. De daartoe benodigde bedragen zullen dan toegekend worden aan begroting hoofdstuk 4.

Vraag 198

Kan een meerjarig totaaloverzicht gegeven worden van alle reserveringen die, naast de enveloppen, nu nog in de aanvullende post zijn opgenomen? Kan daarbij per post worden toegelicht waarop de hoogte van de reservering is gebaseerd, waar de reservering voor is bedoeld en wanneer deze naar verwachting zal worden toebedeeld aan welke begroting?

Antwoord 198
Op de aanvullende post Algemeen worden middelen per definitie tijdelijk `geparkeerd'. Het gaat hierbij om middelen waarvan op het moment van reserveren nog niet kan worden aangegeven op welke begroting(en) zij uiteindelijk worden verantwoord, of waarvan de exacte omvang nog niet bekend is. Het is daarom inherent aan de middelen op de aanvullende post dat de precieze omvang en de begrotingen waaraan deze worden toebedeeld met onzekerheid zijn omgeven. Ook de enveloppen uit het Coalitieakkoord zijn daarom op de aanvullende post gestald. In onderstaande tabel wordt een uitsplitsing gegeven van de reserveringen op de aanvullende post Algemeen.

Tabel: Aanvullende post ( mln)
Uitgaven 2008 2009 2010 2011 2012 Enveloppen Coalitieakkoord (incl. loon-
/prijsbijstelling) 26 765 1.645 2.464 2.636 Reservering flankerend beleid (CA) 99 108 162 144 In=uit-taakstelling Rbg-eng -238 -85 -41 In=uit-taakstelling SZA -161 Reservering BU 950 950 950 950 Reservering schuldsanering Antillen 228 535 920 30 Reservering intrekken Wet
Betaalbaarheidsheffing 350 350 350 350 350 Behoedzaamheidsreserve GF/PF 227 227 227 227 Reservering werkleerplicht 9 43 89 176 Reservering BTW openbaar vervoer 34 Reservering omgevingvergunning VROM 20 Overige reserveringen 137 26 9 16 21 Totaal ( = stand Voorjaarsnota 2008) 496 2.884 4.265 4.270 4.360

Naast de enveloppen uit het Coalitieakkoord zijn de volgende posten op de aanvullende post opgenomen:

· de reservering uit het Coalitieakkoord voor flankerend beleid voor vernieuwing van de rijksdienst;
· de in=uit-taakstelling, als tegenhanger van de bij Voorjaarsnota uitgekeerde eindejaarsmarge (zie ook het antwoord op de vragen 42 en 74);

· de behoedzaamheidsreserve voor het Gemeente- en Provinciefonds. Dit is een vast bedrag en wordt jaarlijks verrekend op basis van nacalculatie over het afgelopen jaar;


· een reservering ten behoeve van wijzigingen in de buitengewone-uitgavenregeling. In afwachting van definitieve besluitvorming hierover is deze geparkeerd op de aanvullende post;
· een reservering van in totaal circa 1,7 mrd ten behoeve van de schuldsanering Antillen. Het precieze kasritme hiervan staat nog niet vast (zie ook het antwoord op vraag 197);
· een reservering voor de inkomstenderving op de WWI-begroting als gevolg van het mogelijk niet doorgaan van de Wet Betaalbaarheidsheffing. De raming is gebaseerd op de ontvangstenraming op de WWI-begroting en zal, nu de Wet Betaalbaarheidsheffing is ingetrokken, bij Miljoenennota worden tegengeboekt;

· een reservering voor hogere uitgaven als gevolg van de invoering van de werkleerplicht. Het afschaffen van de bijstand voor jongeren onder de 27 jaar leidt tot besparingen op de bijstandsuitgaven. Hier zullen meerkosten tegenover komen te staan voor onderwijsvoorzieningen en een inkomensvoorziening. Afhankelijk van de verdere uitwerking van de leerwerkplicht zal dit bedrag worden verdeeld over de onderwijs- en inkomensvoorzieningen;
· een reservering van 34 mln voor BTW Openbaar Vervoer. Over de uitgaven voor lokaal en regionaal OV wordt BTW afgedragen. Het restant voor de reservering is nodig voor projecten waarover nog geen BTW-compensatie heeft plaatsgevonden;
· een reservering van 20 mln voor de omgevingsvergunning van het ministerie van VROM. Hierover wordt nog onderhandeld met gemeenten en provincies. Deze middelen zullen naar verwachting dit jaar naar de VROM-begroting worden overgeheveld;
· een post overige waarin reserveringen voor lopende onderhandelingen met derde partijen zijn opgenomen. In deze post zijn reserveringen opgenomen waarvoor het vanuit de onderhandelingspositie van het Rijk nadelig is deze nader uit te splitsen en toe te lichten.


· · Eerste suppletoire 2008 van de Nationale Schuld IXA Bijlage | PDF bestand , 17.0 kb

· · Budget aandachtswijken
Bijlage | PDF bestand , 49.0 kb

· · Eerste suppletoire 2008 Ministerie van Financiën IXB Bijlage | PDF bestand , 25.0 kb

· · Brief aan de Tweede Kamer
Bijlage | 25-06-2008 | PDF bestand, 16.0 kb


---- --