25-6-2008
speelautomaten Motie-Biermans
Het debat op 24 juni werd gehouden onder druk van de VVD-fractie.
Senator Biermans had namens de VVD-fractie een week eerder gevraagd de
staatssecretaris te mogen interpelleren over de gevolgen van de
invoering van kansspelbelasting van 29% op de winst op speelautomaten
per 1 juli.
De heer Biermans (VVD): Voorzitter. Vorige week deed ik het verzoek
aan deze Kamer om de staatssecretaris te interpelleren over de
afhandeling van de motie-Biermans c.s. De coalitiepartijen reageerden
als door een wesp gestoken. Zij blokkeerden het verzoek, dat door
bijna de helft van deze Kamer werd gesteund: een unieke actie. De
coalitiepartijen schrijven hiermee geschiedenis. De brief hadden zij
al de prullenbak doen zien, maar deze verfrommelde brief gebruikten
zij alsnog om een plenair debat te arrangeren. Dat is een weinig
elegante gang van zaken, edoch, het zij zo. Positief punt is
natuurlijk dat de coalitiepartijen door een plenair debat aan te
vragen blijkbaar eindelijk de ernst van de zaak inzien en mee zullen
interpelleren.
Vandaag discussiëren wij dus opnieuw over het
Belastingplan 2008 en wel over het onderdeel over de kansspelbelasting
voor speelautomaten. De aanleiding is de brief van de staatssecretaris
van 6 juni jongstleden. In die brief gaat de staatssecretaris in op de
motie-Biermans van 18 december 2007. Die motie is bijna Kamerbreed
ondersteund; alleen de SGP en de ChristenUnie stemden tegen. Het is
hun vergeven. In mijn bijdrage ga ik allereerst in op de wijze van
afhandeling van de motie door de staatssecretaris en vervolgens op de
inhoudelijke reactie van de staatssecretaris op de motie.
De staatssecretaris neemt de ondernemers uit de
speelautomatenbranche niet serieus. Allereerst niet bij het ontwerpen
van het belastingplan. Daarom is als overweging in de motie opgenomen:
"overwegende dat over dat voorstel" -- en bedoeld wordt het voorstel
tot de zeer forse verhoging van kansspelbelasting voor speelautomaten
-- "nauwelijks overleg met de sector heeft plaatsgevonden." Hij heeft
de branche en de Eerste Kamer niet serieus genomen bij de uitvoering
van de motie. De motie is op 18 december 2007 aangenomen. Al op 20
december 2007 laat de staatssecretaris in Het Financieele Dagblad
optekenen dat de Eerste Kamer het belastingplan wel als geheel heeft
aanvaard. Met andere woorden: aan de voorstellen inzake de verhoging
van de kansspelbelasting voor speelautomaten verandert niets meer. Op
31 januari 2008 weigert de staatssecretaris in te gaan op het verzoek
tot overleg van de brancheorganisatie van speelautomaten. Zijn
motivatie was dat het aannemen van de motie onverlet heeft gelaten dat
de Eerste Kamer het Belastingplan 2008 heeft aangenomen. Het
belastingplan heeft inmiddels kracht van wet gekregen en het onderdeel
kansspelbelasting zal per 1 juli 2008 in werking treden.
Woorden van dezelfde strekking lezen wij in een brief
van 31 januari 2008 aan JVH gaming bv, namelijk: "Een en ander
betekent dat nader overleg niet zal leiden tot een voorstel van het
kabinet tot wetswijziging". In een e-mailbericht van 18 maart 2008
meldt de staatssecretaris aan de heer Wijsman, secretaris van de VAN:
"Deze maatregel zal per 1 juli 2008 ingaan. In dat feit zal de
uitvoering van de in de Eerste Kamer aangenomen motie-Biermans geen
wijziging brengen.". Op 27 maart 2008 vindt dan toch eindelijk een
gesprek plaats tussen de staatssecretaris en de VAN, echter zonder
resultaat.
Bij brief van 6 mei 2008 vraagt de commissie voor
Financiën naar de status van de uitvoering van de motie. Bij brief van
22 mei 2008 stelt de commissie nadere vragen aan de staatssecretaris.
Op 3 juni 2008 ontvangen de eigenaren van kansspelautomaten een brief
met de mededeling dat zij vanaf 1 juli 2008 kansspelbelasting moeten
gaan inhouden. Deze Kamer wordt vervolgens eerst per brief van 6 juni
2008 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.
Tot slot. De staatssecretaris zegt het geagendeerde
overleg met de VAN van gisteren af vanwege het preparen voor het debat
van vandaag.
Mevrouw de voorzitter. De leden van de VVD-fractie
zijn gelet op deze gang van zaken van mening dat de staatssecretaris
de uitvoering van de bijna Kamerbreed gesteunde motie niet serieus
heeft genomen of in elk geval niet serieus ter hand heeft genomen. Ik
stel daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris:
1. Is de staatssecretaris van mening dat hij de uitvoering van de
motie serieus ter hand heeft genomen en, zo ja, hoe motiveert hij die
mening?
2. Is het waar dat de staatssecretaris ondanks het feit dat daarvan in
de motie impliciet wordt uitgegaan, geen eigen onderzoek naar de
aannemelijke effecten op de bedrijfsvoering van de exploitanten heeft
gedaan? Als deze aanname waar is, waarom heeft het dan zo lang geduurd
voordat hij de Kamer inzicht geeft over de uitvoering van de motie?
Welke activiteiten heeft de staatssecretaris zelf ontplooid in het
licht van de uitvoering van de motie?
3. De branchevereniging heeft een aantal rapporten laten opstellen die
de aannemelijke gevolgen beschrijven. De staatssecretaris doet de
conclusies af als interpretaties van KPMG-cijfers. Wat vindt de
staatssecretaris van de brief van 13 juni 2008 van Ernst & Young ter
zake? Hoe kwalificeert de staatssecretaris zijn eigen conclusies?
Waarom moeten wij geloven dat zijn conclusies juist zijn en die van
KPMG, Ernst & Young en Berenschot niet?
Ik ga nu over tot de inhoudelijke behandeling van de
motie-Biermans. De kern van de motie staat verwoord in de volgende
overweging: "overwegende dat een reële dreiging bestaat dat grote
economische schokken van deze maatregel uitgaan en faillissement voor
een groot aantal exploitanten dreigt;". Vervolgens wordt overwogen:
"overwegende, dat een dergelijk effect nooit het gevolg mag zijn van
belastingmaatregelen;". Hierna wordt de staatssecretaris verzocht om
alvorens tot invoering over te gaan, aan de Kamer inzicht te geven in
de aannemelijke effecten op de bedrijfsvoering van de exploitanten.
Bij brief van 6 juni 2008 rapporteert de staatssecretaris zijn
interpretaties en meent daarmee uitvoering te geven aan de motie.
De VAN heeft een aantal rapporten laten maken. Ik vat
de belangrijkste conclusies daarvan samen.
1. Volgens KPMG is de rek uit de in 2005 ingezette kostenreductie.
2. Volgens KPMG leiden de belastingmaatregelen voor de
speelautomatenbranche tot een daling van de winst met 108 mln. naar
een verlies van 3 mln. Voor de horeca daalt de winst van 13 mln. naar
een verlies van 13 mln. De amusementcentra zien hun winst dalen van 95
mln. naar 10 mln.
3. Volgens KPMG daalt de winst van de branche, rekeninghoudend met de
belastingmaatregelen en het per 1 juli in werking tredende rookverbod,
tot een verlies van 67 mln. Daarvan is het verlies voor de horeca 28
mln. en voor de amusementcentra 39 mln.
4. KPMG noemt nog een aantal andere belangrijke niet gekwantificeerde
gevolgen. Ik noem er slechts enkele: effecten op de werkgelegenheid,
effecten op de aanleverende bedrijven en vermindering van de
vennootschapsbelasting.
5. Ernst & Young berekent de waardevernietiging van de branche ten
gevolge van de belastingmaatregelen op bijna 650 mln. en op ruim 1
mld. als rekening wordt gehouden met het rookverbod.
6. Berenschot acht het aannemelijk dat 25% van de exploitanten, zijnde
150 tot 200 ondernemingen, failliet gaat of het bedrijf gedwongen
beëindigt.
7. Berenschot gaat ervan uit dat de maatregelen leiden tot
illegaliteit en meer oncontroleerbare gokverslaving.
8. Berenschot vraagt zich af of de maatregelen wel zullen leiden tot
een verhoging van de totale belastingopbrengsten.
De staatssecretaris heeft zijn eigen interpretaties
gemaakt. Die veranderen het beeld dat hij had bij de behandeling van
het Belastingplan in de Eerste Kamer niet, zo zegt hij. Die conclusie
doet er, gelet op de motie, echter niet toe. De leden van de Eerste
Kamer verwachtten indertijd ook al dat de gevolgen draconisch zouden
zijn. Juist daarom is de motie zo breed gesteund. Alle onderzoeken
bevestigen die verwachting. Hoe reageert de staatssecretaris daarop?
Weglek naar de illegaliteit zal hij bestrijden. Dat mag hem ook
geraden zijn! En wat gaat die bestrijding kosten? Dan debiteert hij
nog enkele open deuren. Hij zal zich binnen de wettelijke kaders
coulant opstellen. Wat wil hij anders?
Zijn oplossingen zijn: de branche moet meer omzet
genereren dan wel de kosten terugbrengen. Kan de staatssecretaris,
gelet op de aan de branchevereniging uitgebrachte adviezen, aangeven
hoe? Volgens die rapporten keldert de omzet en is de rek uit de
kostenreductie.
Verder noemt hij het toe staan van spelen met tegoeden
van chipkaarten. Wanneer mag dat, zo vragen de leden van de
VVD-fractie hem en wie draagt de kosten van de ombouw van de
automaten?
Tot slot doet hij de suggestie om het wettelijk
toegestane maximale gemiddelde uurverlies te verhogen. Hoe denkt de
minister van Justitie hierover? Wat is zijn reactie op de door de
diverse instanties, waaronder Jellinek in de brief van 9 juni 2008 en
de Stichting AGOG in de brief van 21 juni 2008, geschetste gevolgen
hiervan?
Mevrouw de Voorzitter. Ik heb nog enkele vragen voor
de staatssecretaris.
1. De sector alsook het Nederlands Meetinstituut en de Verslavingszorg
hebben aangegeven dat de verhoging van het uurverlies niet tot de
beoogde omzetstijging leidt; wel tot een toename van de
gokverslaving. Deelt de staatssecretaris deze conclusies en welke
consequenties verbindt hij daar dan aan voor de invoering van de
belastingmaatregel?
2. De staatssecretaris stelt dat de exploitant maar met de
mede-exploitant moet gaan heronderhandelen over het
verdelingspercentage. Dit percentage is doorgaans vastgelegd in
langlopende contracten. Waarom denkt de staatssecretaris dat die
contracten open zijn te breken? Koninklijke Horeca Nederland heeft al
aangegeven, zijn leden te adviseren niet in te gaan op voorstellen tot
aanpassing van het verdelingspercentage. Waarom is er eigenlijk geen
verhaalsmogelijkheid voor de exploitant in de wet opgenomen? Is de
staatssecretaris zich ervan bewust dat als verhaal niet mogelijk is,
er een heffing van 58% neerslaat bij exploitanten?
3. Ernst & Young berekent de waardedaling van de branche op ca 650
mln. De staatssecretaris acht dit blijkbaar geen schokeffect. Wanneer
is hiervan dan naar zijn mening wel sprake? En mag ik daar ook de
mening van het CDA en de PvdA over weten?
4. Welke waarde hecht de staatsecretaris aan de verwachting van
Berenschot dat 150 tot 200 bedrijven gedwongen moeten stoppen met hun
bedrijf?
En wat vindt de staatssecretaris van de aangekondigde ontslagen?
5. Wat zijn de gevolgen voor de onderhavige belastingmaatregel als de
opbrengst per saldo voor de staat negatief is?
6. Een van de uitgangspunten van het kansspelbeleid van de overheid is
dat de exploitatie rendabel moet zijn om een vlucht in de illegaliteit
te voorkomen. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dit in het licht van
de conclusies van de onderzoeksbureaus?
7. Deloitte heeft in een brief van 11 juni 2008 een alternatieve
dekking middels een progressief kansspelbelastingtarief uitgewerkt.
Wat is de visie van de staatssecretaris hierop?
8. Wat is de mening van de staatssecretaris over de brief de dato 26
mei 2008 van Europarlementariër Toine Manders en Charlie McCreevy,
commissioner for Internal Market and Services?
9. Spigthoff maakt in zijn brief van 19 juni 2008 melding van ernstige
strijdigheden in de nieuwe belastingheffing voor kansspelautomaten met
Europees recht. Wat is de reactie van de staatssecretaris hierop?
Voorzitter. De leden van de VVD-fractie zijn, zoals
uit het voorgaande mag blijken, absoluut ontevreden over de reactie
van de staatssecretaris op de motie. Zijn reactie is nietszeggend en
in het geheel niet onderbouwd. Hij spuit slechts loze kritiek op
degelijke rapporten van gezaghebbende onderzoeksbureaus. Zelf heeft
hij geen serieus onderzoek gedaan. Hij neemt de Eerste Kamer niet
serieus, niet door de wijze van reageren en niet door de waardeloze
inhoud van zijn reactie.
Al met al is het duidelijk dat de staatssecretaris met
open ogen toekijkt hoe het failliet van een bedrijfstak nadert, een
failliet dat hij in wezen zelf veroorzaakt. Hij kijkt toe hoe het kalf
verdrinkt, monitort dat en stelt zich waarschijnlijk te zijner tijd de
vraag hoe hij het verdrinken had kunnen voorkomen. De leden van de
VVD-fractie willen daarvoor geen verantwoordelijkheid dragen, niet in
december 2007 en ook niet in juni 2008. Ze dienen dan ook een motie in
om de staatssecretaris op andere gedachten te brengen.
VVD