Reactie kabinet op het LEI-rapport 'Landbouwgronden in Europa'
25 juni 2008 - kamerstuk
Directie Platteland
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
30 mei 2008 08-LNV-B-77
DP. 2008/743
25 juni 2008
onderwerp bijlagen
eactie kabinet op het LEI-rapport
R
'Landbouwgronden in Europa'
Geachte Voorzitter,
In uw brief van 30 mei 2008 vraagt u mij om een inhoudelijke reactie op het rapport
`Landbouwgronden in Europa' van het Landbouw Economisch Instituut (LEI, april 2008) ten
behoeve van het AO op 26 juni aanstaande over omzetten van landbouwgronden in
natuur. Dit rapport heb ik u 19 mei 2008 toegestuurd (TK 2007-2008, 29 576, nr. 50).
Hieronder zal ik ingaan op de in deze brief genoemde drie hoofdlijnen van het rapport.
Mijn beleidsreactie heeft een voorlopig karakter, omdat het LEI-rapport slechts een
onderdeel is van een bredere verkennende studie naar het belang van beschermen van
vruchtbare landbouwgronden mede in relatie tot voedselzekerheid en duurzaamheid.
Zoals reeds toegezegd, zal ik dit jaar de verkenning verder uitwerken en de discussie
Europees maken. Ik zal u op de hoogte houden van nieuwe inzichten.
1. De meest productieve landbouwgronden komen voor in Nederland, België, Luxemburg,
Duitsland, Ierland, Denemarken en Noord-Frankrijk. In Oost- en Zuid-Europa liggen de
minst productieve gronden. Voor veel Europese landen is nog een grote productiviteits-
stijging mogelijk. Van belang is dan een goede infrastructuur en kennis.
In het licht van de huidige discussie over voedselzekerheid en wereldvoedselvoorziening
zie ik veel perspectief in de genoemde productiviteitsstijging. Voor hoogproductieve
landen, waar Nederland toe behoort, is nog een stijging mogelijk van 10 tot 20%; voor de
nu nog minder productieve landen in Europa en daarbuiten is tot wel 50% opbrengst-
stijging mogelijk. Hoewel in Nederland ook nog een productiviteitsstijging mogelijk is, zie
ik de grootste kansen voor de opbrengststijging in de minder productieve landen in
Europa en daarbuiten. Deze productiviteitsstijging is echter niet zonder meer realiseer-
baar. Van belang is een goede vakkennis en de beschikking over bijvoorbeeld uitgangs-
materiaal en hulpstoffen. Een goede kennisinfrastructuur is daarbij een belangrijke
voorwaarde. Ik zou graag zien dat de Nederlandse agrosector hierin een voortrekkende rol
gaat spelen en haar kennis beschikbaar stelt. Ik zal dat waar mogelijk stimuleren met inzet
van het eigen Nederlandse kennisnetwerk (onder andere WUR).
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
25 juni 2008 DP. 2008/743 2
2. De verwachting is dat het areaal landbouwgrond de komende periode in Nederland
afneemt met 4% (was de laatste 30 jaar 8%). De belangrijkste factor voor het
toenemende ruimtebeslag voor niet-agrarische doeleinden is de toename in de
bevolking (onder andere verstedelijking, groen en recreatie). Voor Europa is geen
schatting gemaakt. De verwachting is dat de bevolking in Europa de komende 40 jaar
met zo'n 10% zal teruglopen.
Ik stel vast dat de prognose en onderbouwing die het LEI aangeeft voor de afname in
landbouwareaal in lijn liggen met de algemene verwachting dat de komende periode de
bevolkingsgroei in Nederland afneemt. Zoals ook het LEI constateert, betekent dit dat de
komende periode de afname in landbouwareaal minder hard gaat dan de laatste 30 jaar.
De afname in landbouwareaal is onder meer een gevolg van de opgaven voor de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS), particulier natuurbeheer en Recreatie om de Stad
(RodS). In totaal was op 1 januari 2007 nog ongeveer 37.000 ha verwerving voor de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te gaan, 43.000 particulier natuurbeheer en 5000 ha
Recreatie om de Stad. Ik constateer dat in de prognose van het LEI geen rekening is
gehouden met 43.000 ha particulier natuurbeheer waar nog functiewijziging zal plaats-
vinden. Het is echter onbekend hoeveel hectaren hiervan is geregistreerd als landbouw-
grond.
Het LEI vestigt in het rapport de aandacht op vruchtbare landbouwgronden. Ik erken het
belang van de vruchtbare landbouwgronden en vind het belangrijk dat de decentrale
overheden, die bij de ruimtelijke ordening de afwegingen maken, rekening houden met
de bodemkwaliteit. Bodemvruchtbaarheid is een belangrijke waarde in het landelijk
gebied die bescherming verdient, ook voor de voedselproductie. Dit beleid is reeds in
gang gezet met de Beleidsbrief bodem (TK 2003-2004, 28 663 nr. 13) en de Beleidsbrief
duurzaam bodemgebruik in de landbouw (TK 2005-2006, 28 663 nr. 48). De bodem is en
blijft een belangrijke productiefactor voor de landbouw waar zorgvuldig mee moet
worden omgegaan, zowel door de agrariër als door de diverse bestuurslagen bij het
toekennen van functies. In Nederland is de druk op de ruimte en grond erg groot en ben ik
voorstander om waar mogelijk functies intelligent te koppelen.
3. Over de gehele wereld gezien is de afgelopen tien jaar de hoeveelheid beschikbaar
voedsel per wereldburger met ongeveer 4% toegenomen. Dit ondanks een stijging van
de wereldbevolking met 7%. Dit komt door een stijging van de productiviteit van de
landbouwproductie per hectare van ongeveer 7% en door een groei van het totale
landbouwareaal in de wereld van 2%. Vrijwel overal gaat deze uitbreiding van het
landbouwareaal ten koste van het areaal bossen. Voor het merendeel betreft dit
tropisch regenwoud.
Ik ben blij met de constatering dat de hoeveelheid beschikbaar voedsel per wereldburger
in de afgelopen 10 jaar is toegenomen en dat dit vooral komt door een productiviteits-
stijging per hectare. Minder blij ben ik met de constatering dat de uitbreiding van het
landbouwareaal ten koste gaat van het areaal tropisch regenwoud. Tropische regen-
wouden zijn essentieel voor ons ecosysteem.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
25 juni 2008 DP. 2008/743 3
Ik denk dat mondiaal alle krachten moeten worden gebundeld om de honger de wereld
uit te helpen. Ook Europa en Nederland zullen een actieve bijdrage moeten leveren. Ik zal
me daarbij vooral inzetten op het delen van de kennis en het versterken van de landbouw
in de derdewereldlanden, zoals ik heb aangegeven in de beleidsbrief "Landbouw, rurale
bedrijvigheid en voedselzekerheid" (TK 2007-2008, 31 250 nr. 14).
Daarnaast zal ik me via de geëigende kanalen, onder meer via het Biodiversiteitsverdrag
(Convention on Biological Diversity (CBD)) en als voorzitter van de Commission on
Sustainable Development (CSD), inzetten voor het behoud van het tropisch regenwoud.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit