Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
25 juni 2008
MEVA-CB-U-2841929
In uw brief van 28 maart 2008 met kenmerk 08-VWS-B-024 verzoekt u mij
de stand van zaken te geven over de Wet. Met deze brief geef ik gehoor
aan uw vraag en geef ik in het kort aan op welke wijze majeure
onderwerpen in de Wet BIG in ontwikkeling zijn.
I. Herregistratie
Op 7 juni 2007 is het wetsvoorstel inzake wijziging van artikel 8 van
de Wet BIG (periodieke registratie ) aanvaard. In artikel 8 wordt de
periodieke registratie van geregistreerden in de registers bedoeld in
artikel 3 van de wet geregeld. Door de invoering van periodieke
registratie kan de patiënt beter worden beschermd tegen ondeskundig en
onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren in de individuele
gezondheidszorg.
Periodieke registratie zal eerst van kracht worden voor de
verloskundigen, verpleegkundigen en fysiotherapeuten. De overige
basisberoepen komen in de tweede tranche aan de orde. Aan artikel 8
wordt nader invulling gegeven in het Besluit periodieke registratie en
in een ministeriële regeling. Het Besluit periodieke registratie geeft
nadere regels over de werkervaringseis en de procedure voor
beoordeling van de aanvraag. Het Besluit is ingevolge artikel 91 van
de wet BIG onderworpen aan een voorhangprocedure in uw beide Kamers.
Binnenkort kunt u de tekst van het Besluit tegemoet zien. De
ministeriële regeling regelt onder andere de eisen te stellen aan
scholing en maakt ingevolge artikel 91 van de Wet BIG geen onderdeel
uit van de voorhangprocedure.
Artikel 8, de wet van 7 juni 2007, het Besluit periodieke registratie
en de ministeriële regeling zullen gelijktijdig van kracht worden. De
streefdatum voor de inwerkingtreding van de periodieke registratie
voor de eerste drie beroepen is begin 2009.
II. Tuchtrecht
Een belangrijk onderdeel van de wet BIG is het tuchtrecht. In het
licht van enkele nieuwe ontwikkelingen en met aandacht voor eerder
geconstateerde knelpunten binnen het wettelijke tuchtrecht in de
gezondheidszorg , wordt gewerkt aan de modernisering van het
tuchtrecht in de gezondheidszorg.
De modernisering vindt plaats tegen de achtergrond van het rapport van
de werkgroep tuchtrecht, onder voorzitterschap van prof. mr. N.J.H.
Huls (hierna: rapport Huls), met aanbevelingen ter versterking van de
kwaliteit van de uitvoering en de efficiency van het tuchtrecht .
Vanuit het werkveld zijn veel waardevolle reacties gekomen op mijn
vraag inbreng te geven op de beleidsvorming rond het wettelijke
tuchtrecht in de gezondheidszorg. Wettelijk tuchtrecht in de
gezondheidszorg blijft voor partijen belangrijk ter bewaking en
bevordering van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. De voorstellen
voor het toegankelijker en effectiever maken van het tuchtrecht voor
de burger is een van mijn speerpunten. Dit moet samengaan met mijn
andere acties voor het effectiever omgaan met klachten en acties ter
verbetering van de kwaliteit van de zorg in het kader van het
versterken van de postitie van de patiënt.
Ik heb u op 23 mei 2008 een brief gezonden over de wijze waarop ik de
positie van de cliënt wil versterken. In samenhang met de brief over
de positie van client kunt u binnenkort een brief tegemoet zien over
mijn voornemens op welke wijze ik het tuchtrecht zal moderniseren en
aanpassen.
III. Taakherschikking
Het huidige instrumentarium van de wet BIG biedt onvoldoende
mogelijkheden om verantwoord aan te sluiten bij nieuwe ontwikkelingen
in de gezondheidszorg zodanig dat nieuwe beroepen en deskundigheden
zich gedurende langere tijd zelfstandig kunnen ontwikkelen. Voor een
verantwoorde en effectieve invoering van taakherschikking is het van
belang om de beroepsbeoefenaren die taken overnemen, de volledige
verantwoordelijkheid en beslissingsvrijheid te geven voor het
uitvoeren van voorbehouden handelingen.
Op dit moment is een voorstel voor een wetswijziging in afronding
teneinde te kunnen worden voorgedragen aan de Ministerraad. In de
wetswijziging wordt een nieuw artikel 36a aan de wet BIG toegevoegd.
Op grond daarvan kunnen bepaalde categorieën beroepsbeoefenaren bij
algemene maatregel van bestuur voor een bepaalde periode zelfstandig
bevoegd worden verklaard tot het indiceren en verrichten van in de
maatregel aangewezen handelingen. Indien na een tijdelijke periode van
een aantal jaren en een evaluatie blijkt dat het doeltreffend en
doelmatig is dat bepaalde groepen beroepsbeoefenaren bepaalde
voorbehouden handelingen zelfstandig indiceren, kan worden overgegaan
tot definitieve erkenning. Ik verwacht dat de wetswijziging in het
voorjaar van 2009 van kracht kan worden.
Middels algemene maatregelen van bestuur worden de groepen van
beroepsbeoefenaren geregeld. Bij de eerste groepen die worden geregeld
wordt gedacht aan nieuwe beroepsbeoefenaren zoals de physician
assistant en de verpleegkundig specialist die de opleiding advanced
nursing practice heeft afgerond. Voor de invulling van de nadere
regelgeving wordt momenteel overleg gevoerd met de vertegenwoordigers
in het veld. Kort na het van kracht worden van de wetswijziging in het
voorjaar van 2009 verwacht ik dat de regelgeving voor deze eerste twee
groepen van kracht zal worden.
IV. Geneesmiddelen voorschrijven
Op 1 juli 2007 is de nieuwe Geneesmiddelenwet van kracht gegaan. In
lijn met de wijzigingen van deze wet en het amendement van Schippers
en Vendrik, 2005-2006,
29 359, nr 82 is de wet BIG ook aangepast.
Hierdoor geeft de wet BIG de mogelijkheid dat bepaalde groepen
verpleegkundigen Uitsluitend Recept (UR)-geneesmiddelen kunnen
voorschrijven. Via een ministeriële regeling wordt vastgesteld welke
groepen verpleegkundigen bepaalde UR-geneesmiddelen onder bepaalde
voorwaarden kunnen voorschrijven.
Vanuit mijn departement wordt met veldpartijen overleg gepleegd over
de nadere invulling van de voorwaarden. Ik heb de inbreng van
veldpartijen nodig om te kunnen bepalen hoe het beste invulling kan
worden gegeven aan de ministeriële regeling. De ministeriële regeling
zal naar verwachting aan het einde van dit jaar vastgesteld kunnen
worden.
V. Internationale aspecten
In de reeds genoemde wetswijziging, wordt naast het artikel 36a ook
een wijziging aangebracht ten aanzien van in het buitenland opgelegde
beperkingen. Door een toevoeging wordt het de minister mogelijk
gemaakt aan in het buitenland opgelegde beperkingen in de
beroepsuitoefening ook in Nederland gevolg te geven, ongeacht of het
een beroepsbeoefenaar met een Nederlands diploma of één met een
buitenlands diploma betreft.
VI. Nieuwe ontwikkelingen
- Verklaring Omtrent Gedrag voor de artikel 3 beroepen
In de gezondheidszorg is er sprake van een afhankelijkheidsrelatie
tussen behandelaar en patiënt. Veelal bevindt de patiënt zich in een
kwetsbare positie met name bij de één-op-één contacten. Een
mogelijkheid om patiënten meer in bescherming te nemen is het eisen
van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) bij het inschrijven in een
register en/of herregistratie. Momenteel kent de gezondheidszorg in
tegenstelling tot het onderwijs vanuit de overheid geen verplichting
tot het overleggen van een VOG. Ik heb in de zomer van 2007 aangegeven
de mogelijkheid en de effectiviteit te onderzoeken van
verplichtstelling van de VOG voor de beroepen die onder artikel 3 van
de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg vallen. Het
onderzoek is op enkele juridische vraagstukken na afgerond. Als deze
kwesties geen onoverkomelijke problemen opleveren, heb ik de intentie
om een VOG te verplichten bij de artikel 3 beroepen.
- Alternatieve behandelmethoden
Zoals recent in de beantwoording van Kamervragen ik heb aangegeven,
bezie ik de mogelijkheden om bestaande wet- en regelgeving van de wet
BIG en de Kwaliteitswet Zorginstellingen aan te passen teneinde een
effectievere aanpak van de uitwassen binnen de (alternatieve)
gezondheidszorg mogelijk te maken. Hierover ben ik in overleg met de
Inspectie voor de Gezondheidszorg, het Ministerie van Justitie en het
Openbaar Ministerie. Onderzocht wordt ondermeer of het mogelijk is om
normen op te nemen ten aanzien van aanprijzing van een (alternatieve)
behandeling, overeenkomstig bestaande wetgeving omtrent
gezondheidsclaims op eet- en drinkwaren en geneesmiddelen. Dat houdt
in dat als een behandelaar een behandeling aanprijst met een
gezondheidsclaim - bijvoorbeeld genezing van kanker - deze behandelaar
ook moet aantonen dat de behandeling effectief is voor deze claim. Ik
verwacht u hierover in het najaar van 2008 meer informatie te geven.
- Visie op opleiden in de gezondheidszorg
Vanuit mijn Ministerie wordt onder meer in afstemming met het
Ministerie van OCW een visie ontwikkeld over het opleiden in de
gezondheidszorg en nieuwe ontwikkelingen daaromtrent.
Ik ben een voorstander van breed opleiden in een transparant stelsel,
waarbij adequaat opgeleid moet worden voor het werkveld, oog moet zijn
voor nieuwe inhoudelijke ontwikkelingen en recht gedaan wordt aan de
internationale kwaliteitseisen. Ik zal u in het najaar van 2008
berichten over deze visie.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink