LEI-rapport Waardering van de duurzaamheidsprestaties van biologische landbouw
24 juni 2008 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
DL. 2008/1552
24 juni 2008
onderwerp bijlagen
LEI-rapport Waardering van de 1
duurzaamheidsprestaties van de
biologische landbouw
Geachte Voorzitter,
Bij deze bied ik u het eindrapport aan van het door het LEI uitgevoerde onderzoek naar de
Waardering van de duurzaamheidsprestaties van de biologische landbouw. In dit rapport
worden de maatschappelijke kosten en baten van de biologische landbouw ten opzichte
van de gangbare landbouw in beeld gebracht.
Dit rapport lijkt qua vraagstelling op de studie naar de maatschappelijke effecten van de
intensieve veehouderij, die u op 21 mei jl. van mij heeft ontvangen (Kamerstuk 28973
nr. 28). De opzet, reikwijdte en uitvoering van beide onderzoeken zijn echter verschillend.
In deze brief ga ik eerst in op de aanleiding, achtergronden, korte inhoud, belangrijkste
bevindingen en conclusies uit het onderzoek naar de biologische landbouw. Daarna zal ik
de relatie met de effectenstudie intensieve veehouderij schetsen in de zin van de belang-
rijkste verschillen en overeenkomsten. Tot slot zal ik aangeven hoe deze inzichten benut
kunnen worden en hoe hierover wordt gecommuniceerd.
Aanleiding en achtergronden onderzoek
Eind jaren tachtig en negentig zijn al studies naar dit onderwerp verricht. Nieuwe inzichten in de
bijdrage aan een duurzame samenleving van de biologische landbouw vormden de aanleiding om
vervolgonderzoek te doen. TriodosBank, Rabobank, Biologica en LNV spraken in 2006 hiertoe de
wens uit. Het onderzoek is gefinancierd door de TriodosBank, de Rabobank en LNV.
Het onderzoek is begeleid door een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van
Biologica, TriodosBank, Rabobank en LNV. Naast de onderzoekers en leden van de begelei-
dingscommissie hebben andere deskundigen aan dit onderzoek bijgedragen, waaronder
onderzoekers van Wageningen UR (ASG, PPO, LEI) en het Louis Bolk Instituut (LBI).
Datum Kenmerk Vervolgblad
24 juni 2008 DL. 2008/1552 2
Het traject is vertraagd vanwege aanvullende wensen uit de begeleidingscommissie.
Ten eerste heeft het LEI op verzoek van deze commissie een aantal externe experts
gevraagd zich uit te spreken over het monetariseringsvraagstuk en de gekozen methoden
van onderzoek1. Ten tweede had de commissie de wens om het onderzoek alsnog met een
aantal andere landbouwsectoren aan te vullen, zoals pluimvee en varkens, waardoor een
completer beeld van de biologische sector gegeven kan worden. Oorspronkelijk betrof het
onderzoek de deelsectoren akkerbouw en melkveehouderij.
Korte inhoud, belangrijkste bevindingen en conclusies
In deze studie worden de maatschappelijke kosten en baten van de biologische landbouw
ten opzichte van de gangbare landbouw in beeld gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om
kosten en baten die al in geld zijn uit te drukken, maar ook om die kosten en baten waar-
voor dat (nog) niet mogelijk is.
In de studie is gekeken naar de waarde van de biologische landbouw voor de samenleving
als geheel, waarbij de waarde voor de consumenten en die voor de producenten apart
worden besproken. Daarvoor is een overzicht opgesteld van verschillen tussen biologische
en gangbare landbouw inzake duurzaamheidskenmerken op het gebied van milieu en
sociaal-ethische aspecten. Voor milieu waren deze kenmerken mest en mineralen, gewas-
beschermingsmiddelen, water, energie, broeikasgasemissies, CO2-opslag, zware metalen,
afval, biodiversiteit en landschap; de sociaal-ethische aspecten betroffen dierenwelzijn,
arbeidsomstandigheden, verbindingen met burgers, voedselveiligheid en gezondheid.
Voor deze thema's is gekeken of, en zo ja, hoe groot het verschil is tussen biologisch en
gangbaar anno 2006. Daarna is in beeld gebracht of de verschillen ook leiden tot
welvaartseffecten. Deze zijn vervolgens in geld uitgedrukt, indien dit mogelijk bleek.
Het was echter niet altijd mogelijk verschillen te monetariseren. Wanneer wel een wel-
vaartseffect kon worden aangetoond, maar niet kon worden gekwantificeerd of gemone-
tariseerd, is het aspect als PM-post opgenomen. Dit heeft uiteindelijk veel PM-posten
opgeleverd.
Belangrijkste conclusies uit het onderzoek
· De biologische landbouw onderscheidt zich positief ten opzichte van de gangbare
landbouw op een groot aantal duurzaamheidspunten. Denk aan dierenwelzijn,
waarde voor het ecosysteem, vermeden kosten rond waterzuivering, klimaat-
verandering en broeikasgassen.
· Daardoor voorkomt de biologische sector jaarlijks voor 10 miljoen euro aan kosten bij
andere sectoren in de maatschappij.
· Consumenten zeggen het betere dierenwelzijn van de biologische diersectoren te
waarderen voor bijna 41 miljoen euro.
· Consumenten zien en waarderen biologische producten door deze maatschappelijke
voordelen. Ze betalen daar ook voor.
· Agrariërs verdienen iets meer aan biologische producten.
1 Dit waren Centraal Planbureau (CPB), CE Delft, MNP/Rijksuniversiteit Groningen, WUR/Environmental
Systems Analysis Groen Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM).
Datum Kenmerk Vervolgblad
24 juni 2008 DL. 2008/1552 3
Benoemde ontwikkelpunten en kennisleemten
De studie laat zien dat de biologische sector goed scoort op vele duurzaamheidsaspecten.
Anderzijds zijn mindere punten van deze sector en kennislacunes in beeld gebracht.
· De mindere kanten van biologisch doen zich vooral voor bij de pluimvee- en varkens-
houderij. Daar is veel nog niet bekend. Ook scoren deze sectoren minder goed op
mest en mineralen.
· Verder zijn de arbeidsomstandigheden niet voor alle sectoren beter in de biologische
sector. In de akkerbouw- en vollegrondsgroentensector en varkenssector scoort biolo-
gisch hierop slechter dan gangbaar.
· Op minder gemakkelijk meetbare aspecten bestaan nog kennislacunes, zoals de waar-
de voor de samenleving van biodiversiteit, dierenwelzijn en verbindingen tussen pro-
ducenten en burgers.
Relatie waarderingsstudie biologisch en effectenstudie intensieve veehouderij
Naast het co-financieren en begeleiden van het onderzoek naar de kosten en baten van de
biologische landbouw voor de Nederlandse samenleving heb ik naar aanleiding van een
toezegging aan uw Kamer een effectenstudie laten uitvoeren inzake de intensieve vee-
houderij. Deze heb ik u op 21 mei jl. aangeboden. De onderlinge relatie tussen beide
studies schets ik in het kort hieronder.
Verschillen en overeenkomsten
· Doel en karakter verschillen.
Bij biologisch is sprake van een actualisatie van eerdere studies en is het onderzoek
erop gericht de hele sector in kaart te brengen. De effectenstudie vergelijkt productie-
systemen en scenario's met als zichtjaar 2030 en gaat over één onderdeel van de
dierlijke sectoren, namelijk intensieve veehouderij (varkens en vleeskuikens).
· Methodiek van monetarisering en uitgangspunten zijn afwijkend.
In de studie naar biologisch is ervoor gekozen alle gekozen posten (trachten) te kwan-
tificeren en monetariseren, inclusief de minder makkelijke aspecten. De grondslag
voor waardering van de te kwantificeren posten betrof de kosten die de maatschappij
moet maken om (niet-gewenste) effecten te voorkomen of weg te nemen. Voor
dierenwelzijn is echter een andere waarderingsgrondslag gekozen, te weten de prijs
die consumenten zeggen te willen betalen voor dierenwelzijn. Niet alle posten zijn bij
elkaar opgeteld, mede vanwege het verschil in waarderingsgrondslag. De nog niet te
kwantificeren posten zijn wel zichtbaar gemaakt middels de PM-posten, maar derhalve
niet `gewaardeerd' in euro's.
In de effectenstudie is ervoor gekozen niet alle posten te monetariseren, mede op
aanraden van de betrokken planbureaus. Uitgangspunt in de effectenstudie was dat
zeker bij een maatschappelijk gepolariseerd onderwerp als de intensieve veehouderij
niet alle effecten eenduidig in geld zijn uit te drukken, zoals dierenwelzijn, ethiek en
biodiversiteit. Zoals gezegd, is er in de bio-studie wel voor gekozen die moeilijke
aspecten zichtbaar te maken.
Datum Kenmerk Vervolgblad
24 juni 2008 DL. 2008/1552 4
· Verschillen in onderzochte aspecten.
Hierboven heb ik aangegeven welke aspecten zijn onderzocht in de studie naar
biologisch. In de effectenstudie is gekeken naar thema's als productie en inkomen,
arbeid, milieu, ruimtebeslag, natuur en biodiversiteit, dierenwelzijn, diergezondheid,
voedselveiligheid, leefbaarheid, kennis en innovatie, ethiek, imago en beleid. Verder is
in de bio-studie gekeken naar twee productiesystemen, namelijk biologisch en gang-
baar; in de effectenstudie is aandacht geweest voor drie productiesystemen, te weten
biologisch, gangbaar en agroproductieparken. Daarnaast zijn in de effectenstudie drie
scenario's behandeld: grondgebonden, niet-grondgebonden en een referentie. In de
effectenstudie is de hele productieketen beschouwd. Bij biologisch was dit niet het
geval; daar lag nadruk op de primaire productie, waarbij voor energieverbruik ook de
toeleverende fase is meegenomen (effecten rond transport, verwerking en handel
niet).
· Wat overeenkomt tussen beide studies zijn de uitkomsten over de biologische
varkens- en pluimveesector; biologisch scoort daar minder goed op mest en mine-
ralen.
Hoe worden deze inzichten benut en hoe wordt hierover gecommuniceerd?
Het onderzoek naar de duurzaamheidsprestaties van de biologische landbouw heeft
actuele en soms nieuwe inzichten opgeleverd. Het geeft een mooi beeld van de bijdrage
van biologisch aan de samenleving en specifiek aan de verdere verduurzaming van de
landbouw in Nederland.
Daarnaast is duidelijk geworden dat de biologische landbouw zelf ook nog voor een
aantal uitdagingen staat om op onderdelen duurzamer te worden. Ook zijn er kennis-
lacunes benoemd, het is namelijk nog niet mogelijk alle vraagpunten te kwantificeren
en/of monetariseren.
De onderzoeksuitkomsten zijn in het bijzonder van belang voor de biologische sector zelf,
omdat het inzichten biedt voor de verder te ontwikkelen deelaspecten van duurzaamheid.
Daar zal ik de sector bij ondersteunen. Zowel de kennislacunes als de verbeterpunten van
de biologische landbouw krijgen aandacht in de implementatie van de beleidsnota biolo-
gische landbouw 2008-2011, specifiek via de speerpunten kennis en onderzoek en ontwik-
keling van de sector. Voorts zal conform mijn nota explicieter, beter en vaker de verbin-
ding gezocht en gelegd worden tussen de gangbare en biologische landbouw. Daarbij
reken ik zeker ook op medewerking en initiatief vanuit de gangbare ondernemers, markt-
en ketenpartijen en sectororganisaties. Alleen gezamenlijk kunnen we de gehele land-
bouw op een hoger duurzaamheidsniveau brengen.
Het rapport Waardering van de duurzaamheidsprestaties van de biologische landbouw
wordt na toezending aan uw Kamer door het LEI gepubliceerd via haar gebruikelijke
kanalen. Daarnaast wordt het rapport op www.biokennis.nl geplaatst, de internetpagina
voor kennis en onderzoek voor de biologische landbouw.
Datum Kenmerk Vervolgblad
24 juni 2008 DL. 2008/1552 5
Mijn beleidsinzet
Beleidsmatig gezien is de waarderingsstudie een goede aanvulling op de maatschappelijke
effectenstudie en eerdere analyses over maatschappelijke kosten en baten. Zij geeft diep-
gaander inzicht in deze complexe problematiek. De uitkomsten sterken mij in mijn streven
de externe maatschappelijke kosten van alle veehouderijsectoren binnen vijftien jaar tot
een maatschappelijk breed aanvaard niveau te ontwikkelen en de maatschappelijke baten
van de productiewijze zoveel mogelijk te vergroten, zoals beschreven in mijn toekomst-
visie op de veehouderij: een in alle opzichten duurzame veehouderij, met een breed
draagvlak in de samenleving. Daarbij kies ik vooral voor een aanpak van stimuleren,
waarbij ik duidelijk oog heb voor de internationale context. Voor een nadere uiteenzetting
van mijn beleidsinzet verwijs ik u naar mijn brief van 21 mei jl. over de maatschappelijke
kosten en baten van de intensieve veehouderij (Kamerstuk 28973, nr. 28).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
· · Waardering van de duurzaamheidsprestaties van de biologische landbouw
Rapport | 24-06-2008 | PDF-Document, 1167 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit