Nederlands Vaccinatie Instituut
Update: Bofuitbraak in Nederland
zaterdag, 21 juni 2008
Sinds augustus 2007 is er een bofepidemie in Nederland. Inmiddels zijn
er 89 bofgevallen bevestigd door laboratoriumonderzoek, hoewel het
werkelijke aantal waarschijnlijk veel hoger is. Vooral
niet-gevaccineerden raken besmet, maar in mindere mate ook mensen die
wel gevaccineerd waren. Hoe kan dat?, vroegen we Patricia Kaaijk van
het Nederlands Vaccin instituut (NVI).
De bof is een acute virale infectieziekte. Het bofvirus (een
RNA-virus) verspreidt zich vrij makkelijk door hoesten, via
druppeltjes uit neus- en keelholte. De bof komt wereldwijd voor en
veroorzaakt af en toe epidemieën. De introductie van de bofvaccinatie
in 1987 zorgde in Nederland voor een grote afname van het aantal
bofgevallen. Bof heeft in de meeste gevallen een mild verloop. Zo'n
30% van de infecties verloopt zonder duidelijk herkenbare symptomen
(hoofdpijn, malaise, koorts). De typische dikke wang ontstaat door een
ontsteking van de oorspeekselklieren.
Een ontsteking aan één of beide zaadballen komt in ca. 25% van de
geïnfecteerde mannen voor, deze pijnlijke complicatie kan leiden tot
onvruchtbaarheid, hoewel dit meestal niet het geval is. Een andere
complicatie is hersenvliesontsteking, die bij 1-10% van de
geïnfecteerden voorkomt. Hersenvliesontsteking kan zowel bij kinderen
als bij volwassenen optreden. In het algemeen is het zo dat als bof
ontstaat bij personen die de kinderleeftijd zijn gepasseerd dit vaker
gepaard gaat met complicaties (dit geldt vooral voor de
zaadbalontsteking).
Topje ijsberg
Normaal zijn er in Nederland hooguit 10 gevallen van bof per jaar, nu
zijn er 89 bofgevallen gemeld van augustus 2007 tot mei 2008. En dat
is waarschijnlijk nog maar het topje van de ijsberg, want de bof is
sinds 1999 niet meer meldingsplichtig in Nederland. Dit betekent dat
huisartsen niet verplicht zijn om bofpatiënten te melden. In de nieuwe
gezondheidswet is die meldingsplicht wel opgenomen, vanaf januari
2009.
Sinds 1987 is in Nederland krijgen kinderen in Nederland een
vaccinatie tegen bof. Als ze 14 maanden en 9 jaar zijn krijgen ze het
BMR-vaccin tegen bof, mazelen en rodehond. Sinds de introductie van
het vaccin tot 2003 zijn minder dan 50 gevallen van bof geconstateerd
en slechts enkele patiënten met bof worden jaarlijks opgenomen in het
ziekenhuis.
Maar in 2004 vond een bofuitbraak plaats op een internationale
hotelschool in Den Haag en vorig jaar begon de bofuitbraak die
momenteel gaande is. Bij die uitbraak zijn inmiddels 89 bofgevallen
bevestigd door het CIb/RIVM met een gemiddelde leeftijd van 13 jaar
(de leeftijd varieerde van 2 tot 56 jaar). Jongens waren in de
meerderheid (62%). De meeste mensen die getroffen zijn door de
bofepidemie wonen in regio's waar de vaccinatiegraad relatief laag is,
zoals de Bible Belt (het gebied van Zeeland tot de Veluwe waar veel
Bevindelijk Gereformeerden wonen) en een cluster in het zuiden van het
land (rond Eindhoven) waar veel mensen met een antroposofische
overtuiging wonen. Ook in Oostenrijk, Duitsland en Noorwegen zijn
onlangs uitbraken geweest onder antroposofengemeenschappen.
Van 87 bofpatiënten is de vaccinatiestatus bekend: 58 (67%) waren
niet-gevaccineerd, 29 (33%) wel (waarvan 12 mensen slechts één keer).
Beschikbare bofvaccins
'Momenteel zijn er 13 bofstammen bekend die gebruikt worden in
verschillende bofvaccins. Van deze bofstammen blijken er een aantal
aanzienlijk minder veilig dan ons vaccin (bijwerkingen zoals
hersenvliesontsteking). Ook wordt er door de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) afgeraden om een bepaald type
bofstam te gebruiken die onvoldoende werkzaam blijkt. Uit diverse
studies blijkt dat de bofstam die gebruikt wordt in het BMR vaccin,
geproduceerd door het Nederlands Vaccin Instituut, de zogenaamde Jeryl
Lynn bofstam, veilig en goed werkzaam is', vertelt Patricia Kaaijk van
het Nederlands Vaccin instituut (NVI). 'Met uitzondering van een
bofuitbraak op een internationale school in Den Haag in 2004 en de
huidige uitbraak, is het vaccin altijd voldoende geweest om het
bofvirus niet te laten circuleren in Nederland. De problemen ontstaan
echter als grote groepen mensen in een gebied niet-gevaccineerd zijn
en de vaccinatiegraad onder de 90% komt. En dat geldt niet alleen voor
de bof. In gebieden zoals de Bible Belt treden regelmatig epidemieën
op. Voorbeelden zijn de polio-uitbraak in 1992/1993, de
mazelenuitbraak in 1999/2000, en de rodehondepidemie in 2004/2005.'
Afnemende immuniteit
Sommige gevaccineerden die besmet werden door het rondwarende
bofvirus, waren wel ingeënt, maar hadden nog maar één van de twee
prikken gehad. In Nederland krijgen kinderen de eerste BMR-vaccinatie
bij 14 maanden, de tweede als het kind 9 jaar is. Patricia: 'Het zou
kunnen zijn dat de tijd tussen de twee vaccinaties te lang is: dat het
afweersysteem eerder een 'boost' nodig heeft. Er zijn overigens landen
die naar aanleiding van bofuitbraken de tweede BMR prik hebben
vervroegd. Dit brengt wel risico's met zich mee voor de bescherming
tegen bijvoorbeeld rodehond. Vooral voor ongeboren kinderen kan
rodehond gevaarlijk zijn en vele zeer ernstige afwijkingen tot gevolg
hebben. Het is dan ook erg belangrijk om tijdens de vruchtbare
leeftijd goed beschermd te zijn tegen deze ziekte. Door de laatste BMR
prik, die ook beschermd tegen de rodehond, te vervroegen wordt het
risico op rodehond tijdens de vruchtbare leeftijd vermoedelijk
vergroot.'
Tijdens de recente bofepidemie zijn er ook personen besmet geraakt die
wel beide vaccinaties hadden gehad. Patricia: 'Dat kan te maken hebben
met de zogenaamde 'waning immunity'. Voorheen dachten we dat
bofvaccinatie zorgde voor een levenslange bescherming tegen de bof,
maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat de afweer langzaam iets
afneemt.'
Bij de grote bofuitbraak in het Verenigd Koninkrijk in 2004-2005, waar
de tweede BMR vaccinatie wordt gegeven op 3-5 jarige leeftijd, werd
gevonden dat de immuniteit bij kinderen van 5 tot 6 jaar nog 99% was,
maar bij 11 en 12-jarigen was afgenomen tot 86%.
Verschil vaccin virus versus wild-type virus
Het zou kunnen dat er een mismatch is tussen de vaccinstam en het
bofvirus dat circuleert. 'Het bofvirus dat deze epidemie veroorzaakt
en het bofvirus dat in 2004 zorgde voor de uitbraak op de hogeschool
in Den Haag, waren beide van het genotype D, terwijl de Jeryl
Lynn-stam die wij gebruiken in het vaccin genotype A heeft', legt
Patricia Kaaijk uit. 'Er is echter nog geen klinisch bewijs geleverd
dat dit verschil ervoor zorgt dat gevaccineerden toch de bof krijgen
of dat een nieuw vaccin, die momenteel niet beschikbaar is, op basis
van een ander genotype nieuwe epidemieën zou kunnen voorkomen. Er zijn
grote epidemieën geweest waarbij het genotype van het rondwarende
bofvirus ook niet hetzelfde was als het genotype in het vaccin:
bijvoorbeeld de epidemie in het Verenigd Koninkrijk en de grote
epidemie, waar voornamelijk ongevaccineerden werden getroffen, en in
de Verenigde Staten in 2006, waarbij meer dan 6000 mensen besmet
raakten. Maar tijdens beide uitbraken bleek het vaccin, ondanks een
ander genotype, wel voldoende werkzaam om de uitbraak te stoppen.'
'Zowel de afnemende immuniteit als de mogelijke mismatch tussen het
rondwarende virus en de vaccinstam, zouden verder onderzocht moeten
worden', vindt Patricia. 'Vooralsnog kunnen we echter concluderen dat
Nederland beschikt over een goed en veilig vaccin en dat er op dit
moment geen beter en veiliger vaccin beschikbaar is. Het grootste
risico vormen de gebieden waar grote groepen mensen niet-gevaccineerd
zijn en de vaccinatiegraad onder de 90% komt. De vele uitbraken daar
laten zien wat de risico's zijn als grote groepen ongevaccineerden
dicht bij elkaar wonen.'
Bron:
Eurosurveillance, Volume 13, Issue 26, 26 June 2008
Increased mumps incidence in the Netherlands: Review on the possible
role of vaccine strain and genotype