Sociaal-Economische Raad

20 juni 2008
Vanochtend heeft de SER een advies over de bekostiging van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) uitgebracht. De SER bepleit onderzoek naar de effecten van een versterking van prestatieprikkels in de financieringssystematiek van het mbo. Gedacht kan worden aan het zwaarder laten meewegen van het aantal behaalde diploma's - voor de niveaus 3 en 4 - en de tevredenheid van het bedrijfsleven over de onderwijsinstelling.

AbvaKabo-voorzitter Edith Snoey benadrukte namens de drie vakcentrales het belang van het advies. Het mbo kampt met verschillende problemen: er zijn nog té veel uitvallers en de aansluiting met de arbeidsmarkt hapert nog steeds. De betrokkenheid van bedrijven bij het mbo is groot en dat is ook goed, maar het mag niet zo zijn dat een onevenredige last wordt neergelegd bij de bedrijven. Sociale partners zouden hierover in gesprek moeten gaan met de onderwijsinstellingen. Verder kon zij zich vinden in het voorstel van de SER voor onderzoek naar de effecten van de introductie van prestatieprikkels in het bekostigingssysteem. Als maar overeind blijft dat er voor de niveaus 1 en 2 geen selectie aan de poort plaatsvindt. Ook vond ze dat stapeling van diploma's vanuit onderwijskundige overwegingen mogelijk moet blijven.

"Geld stuurt gedrag," zei VNO-NCW-bestuurslid Hajé de Jager namens de drie ondernemerscentrales, "en daarom is het goed dat de SER zich over dit onderwerp uitspreekt." Hij was tevreden met de erkenning dat het bedrijfsleven een belangrijk aandeel levert aan het mbo, ook financieel. De invoering van competentiegericht onderwijs betekent volgens hem een verzwaring voor het bedrijfsleven; de onderwijslast verschuift van school naar bedrijf, zonder dat er sprake is van financiële compensatie voor de extra inspanningen. Via de introductie van een prestatieprikkel waarbij de tevredenheid van het bedrijfsleven meeweegt, kan de vraaggerichtheid van het mbo worden versterkt en de publiek-private samenwerking tussen scholen en bedrijven bevorderd. Voor de werkgevers is het daarom niet zozeer de vraag óf er zo'n prestatieprikkel moet komen, maar wannéér.

Het kroonlid Margo Vliegenthart vroeg aandacht voor de meervoudige opdracht die het mbo heeft. Het moet jongeren opleiden voor een beroep, voorbereiden op een leven lang leren én de vaardigheden bijbrengen die horen bij het burgerschap. Dat is een brede maatschappelijke opdracht voor een heel brede en gedifferentieerde doelgroep. Zij waarschuwde dat prestatieprikkels naast gewenste ook ongewenste effecten kunnen hebben. Het kan bijvoorbeeld tot meer selectie aan de poort leiden, waardoor de drempelloze toegang tot de niveaus 1 en 2 onder druk kan komen te staan. Verder vroeg ze om een betere financieringsregeling voor jongeren die extra begeleiding nodig hebben. Deze moet meer toegespitst worden op de grote steden en op jongeren met een handicap.

---