Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over lintjes in bruikleen
20 juni 2008
Vragen van het lid Van Raak (SP) over lintjes in bruikleen.
(Ingezonden 24 april 2008)
1 . Vraag
Wat is de reden dat burgers, die een lintje hebben gekregen als cadeau
en eerbetoon, dit na hun overlijden terug dienen te geven? 1) Waarom
geldt dit voor militairen niet?
1. Antwoord
De verplichting tot terugzending van de versierselen aan de Kanselarij
der Nederlandse Orden bij overlijden van de gedecoreerde of na
bevordering tot een hogere graad in de Orde heeft altijd al bestaan.
In het Nationaal Archief zijn hieromtrent documenten uit het archief
van de Kanselarij aangetroffen waarin wordt verwezen naar een KB van
23 april 1825, nr. 124 en een wet van 4 april 1892 (Stb. no 55) waarin
o.m. deze verplichting tot terugzending van op "Rijkskosten verstrekte
ordetekenen" al was vastgelegd. Uit een document van 1931 met het
verzoek om de ordetekenen tegen betaling (de nettokosten) van de
Kanselarij te kunnen overnemen, zou kunnen worden afgeleid dat
financiële argumenten ten grondslag lagen aan deze gang van zaken. Ook
het persoonsgebonden karakter van een onderscheiding speelt daarbij
een rol. In zijn proefschrift "Kroon op het werk, onderscheiden in het
Koninkrijk der Nederlanden" (Meppel 1989) verklaart Kees Bruin het in
bruikleen verschaffen van de versierselen uit de calvinistische moraal
van de Nederlandse bevolking: als een herinnering aan de tijdelijkheid
van dit bestaan en de betrekkelijkheid van alle eerbewijzen.
Het is niet exact te achterhalen, en discussie hierover is in de
archieven ook niet aangetroffen, maar dezelfde argumenten zouden ten
grondslag kunnen liggen aan de - nu nog vigerende - Koninklijke
Besluiten daterend van 4 augustus 1954 waarin is vastgelegd dat de
versierselen vanaf 1 januari 1955 in bruikleen zouden worden
verstrekt. Deze Koninklijk Besluiten van 4 augustus 1954, no. 6
respectievelijk no. 7 bepalen dat de versierselen van de Orde van de
Nederlandse Leeuw respectievelijk de Orde van Oranje-Nassau, evenals
de aan de Orde verbonden eremedailles, bij de benoeming
onderscheidenlijk verlening, van Rijkswege in bruikleen worden
verstrekt. De versierselen behoren na bevordering tot een hogere graad
in de Orde, of bij overlijden te worden teruggezonden aan de
Kanselarij der Nederlandse Orden te Den Haag.
Deze bepalingen gelden voor alle gedecoreerden in deze twee civiele
Orden en zijn tevens van toepassing op militairen die in de Orde van
Oranje-Nassau worden gedecoreerd met de zwaarden.
Deze bepalingen gelden niet voor benoemingen in de Militaire
Willems-Orde. De wet biedt namelijk de mogelijkheid om een
onderscheiding in de Militaire Willems-Orde postuum toe te kennen en
dan kan het niet anders dan dat de onderscheiding aan de familieleden
of aan de nabestaanden van betrokkene wordt overhandigd.
In het kader van de parlementaire behandeling van de herziening van
het decoratiestelsel die in 1996 zijn beslag kreeg, is het onderwerp
van de teruggave van de versierselen al eens aan de orde geweest. De
toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Dales, gaf toen
aan voornemens te zijn in overeenstemming met de bestaande praktijk
een wijziging van de onderhavige KB's te bevorderen, in die zin dat
het nabestaanden mogelijk zou worden gemaakt om de versierselen te
verwerven tegen betaling van de gemaakte kosten. Bij de uitwerking van
de wijziging van het KB zou met aspecten als strafbaarheid dat zo'n
onderscheiding niet mag worden gedragen wanneer die niet is verleend
aan de drager, rekening worden gehouden (Handelingen II
Decoratiestelsel 29 september 1993, 5-243).
Thans moet vastgesteld worden dat die bestaande praktijk is
gecontinueerd in die zin dat nabestaanden het versiersel tegen een
vergoeding langdurig in bruikleen kunnen behouden, maar dat
formalisering hiervan niet heeft plaatsgevonden.
2. Vraag
Waarom moeten nabestaanden na het overlijden van de gedecoreerde
betalen voor behoud van het eerbetoon? Volgen er strafrechtelijke
procedures bij niet betalen?
2. Antwoord
Conform de huidige wettelijke regeling worden de onderscheidingen op
naam en uitsluitend aan de gedecoreerde in bruikleen verstrekt. Zij
kunnen niet na overlijden overgaan op de erfgenamen van de
gedecoreerde. Daarom berust op de erfgenamen van de overleden
gedecoreerde de verplichting tot het terugzenden van het betrokken
versiersel. Zoals dit bij bruikleen in het burgerlijke recht te doen
gebruikelijk is.
Omdat daartoe behoefte bestond, heeft de toenmalige Kanselier in nauw
overleg met de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken besloten om
erfgenamen de mogelijkheid te bieden om het versiersel in het gezin
c.q. de familie langdurig in bruikleen te mogen behouden, zonder dat
het eigendom overgaat op de betrokken familie c.q. zonder dat het
vervreemd kan worden. Uit financiële overwegingen werd destijds
daarbij aangetekend dat het in zulke gevallen volstrekt
gerechtvaardigd zou zijn om de tegenwaarde van het betrokken
versiersel te vergoeden. Als nabestaanden het betrokken versiersel op
een later tijdstip weer inleveren wordt deze vergoeding terugbetaald.
Er zijn geen strafrechtelijke sancties verbonden aan het niet
terugsturen resp. niet betalen van de vergoeding.
3. Vraag
Deelt u de mening dat een lintje geen wisseltrofee is?
3. Antwoord
Uiteraard deel ik de mening dat de versierselen behorende bij
toegekende Koninklijke onderscheidingen niet als wisseltrofee kunnen
worden aangemerkt; óók niet wanneer de gang van zaken na teruggave van
de versierselen aan de Kanselarij in ogenschouw wordt genomen. De
Kanselarij heeft mij geïnformeerd dat de terugontvangen versierselen
op een uiterst zorgvuldige manier worden beoordeeld op een eventuele
restauratiemogelijkheid. De versierselen, die als gevolg van de
strenge keuring door de Keurmeester van de Kanselarij der Nederlandse
Orden ongeschikt worden geacht voor restauratie, worden vernietigd.
Alle versierselen die door de keuring komen worden aan de Koninklijke
Nederlandse Munt te Utrecht aangeboden voor restauratie. Deze gang van
zaken gaat met de grootst mogelijke nauwkeurigheid gepaard, zo is mij
verzekerd en van een wisseltrofee is dan ook geen sprake.
4. Vraag
Waarom wijkt Nederland bij het verzoek tot inleveren van lintjes, af
van de ons omringende landen?
4. Antwoord
Ook in de Scandinavische landen (Noorwegen, Zweden, Denemarken) en
IJsland worden de versierselen van Rijkswege in bruikleen verstrekt.
Ik merk daarbij op dat de wetgever van elk land zelf bepaalt hoe het
decoratiestelsel wordt ingericht. Ons stelsel is gebaseerd op de
Grondwet en de op basis daarvan tot stand gekomen wetten, met
uitvoeringsregelingen zoals het Ordereglement en de hier in het geding
zijnde Koninklijke Besluiten waarin is vastgelegd dat de versierselen
in bruikleen worden verstrekt en na overlijden van de gedecoreerde
teruggezonden moeten worden aan de Kanselarij.
5. Vraag
Wat gebeurt er als nabestaanden niet meer beschikken over de
decoratie, bijvoorbeeld als de decoratie samen met de overledene is
begraven?
5. Antwoord
De praktijk leert dat dit percentage bijzonder gering is en dat de
nabestaanden van de overleden gedecoreerde in de meest voorkomende
gevallen dan bereid zijn om de vervangingswaarde van het betrokken
versiersel te vergoeden. Is men financieel niet in staat om tot een
vergoeding over te kunnen gaan, dan wordt daarvan aantekening gemaakt
in het betrokken register en wordt er verder geen actie meer
ondernomen. Dit laatste behelst een verwaarloosbaar aantal gevallen.
Daarnaast kunnen zich situaties voordoen dat het versiersel zoek is
geraakt bij een verhuizing. In dit zeer gering aantal gevallen wordt
eveneens een aantekening in het betrokken register geplaatst dat het
versiersel onvindbaar is. In het gehele traject van de inneming van
versierselen behorende bij Koninklijke onderscheidingen na overlijden
wordt, zoals hieruit blijkt, maatwerk toegepast.
6. Vraag
Bent u bereid ervoor te zorgen dat nabestaanden na het overlijden de
decoratie zonder extra kosten mogen behouden?
6. Antwoord
Het decoratiestelsel heeft een sterk symbolisch karakter. In de kern
draait het om respect voor wat mensen doen voor onze samenleving. Dat
vraagt om grote zorgvuldigheid in de voorbereiding, behandeling en
beoordeling van voorstellen. Die zorgvuldigheid geldt ook de omgang
met de versierselen als tastbaar blijk van de onderscheiding. Dit
betekent dat ieder die een versiersel in bezit heeft, erop
aangesproken mag worden om daarmee zorgvuldig om te gaan. Het betekent
ook dat nabestaanden die uit persoonlijke overwegingen een
onderscheidingsteken op die waarde weten te schatten, in de
gelegenheid moeten zijn het als herinnering bij zich te houden.
Het huidige systeem biedt daartoe de ruimte. Uitgangspunt is en blijft
echter dat een Koninklijke onderscheiding een aan de persoon gebonden
Koninklijke waardering is die niet op erfgenamen overgaat. De daarop
gebaseerde regelgeving van bruikleen en terugzending van de
versierselen na overlijden dient aangehouden te worden. Daarnaast
kunnen nabestaanden, desgewenst, en tegen een vergoeding, het
versiersel langdurig in bruikleen behouden. Zoals hiervoor weergegeven
wordt de huidige praktijk al met grote zorgvuldigheid en op basis van
maatwerk uitgevoerd. De Kanselarij heeft aangegeven voldoende pasklare
mogelijkheden te hebben om in goed overleg met de betrokken erfgenamen
tot een voor iedereen aanvaardbare oplossing te komen. Met de
Kanselier der Nederlandse orden onderhoud ik contact om het systeem op
evenwichtige wijze uit te kunnen blijven voeren.
1) Nova, 22 april 2008
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties