19 jun 2008
Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) van Wageningen UR in Lelystad
gaat proberen meer zicht te krijgen op de verschillende typen van de
bacterie Coxiella burnetii die verantwoordelijk is voor Q-koorts. Ook
gaat ze de kwaliteit van de bestaande tests onderzoeken.Â
Q-koorts dankt haar naam aan de vele vragen (query) die de ziekte
omgaven toen ze voor het eerst in Australië werd beschreven. De
wetenschap is ruim zeventig jaar verder, maar nog steeds zijn er veel
vragen rond C. burnetii. Â
Landbouwminister Gerda Verburg besloot vorige week een meldplicht in
te stellen voor Q-koorts. Dat betekent dat geiten- en schapenhouders
het moeten melden als dieren ziekteverschijnselen hebben die duiden op
de ziekte. Miskramen zijn het belangrijkste symptoom. Verburg nam de
maatregel omdat in 2007 sprake was van een uitbraak in het Brabantse
Herpen, waarbij 170 mensen besmet raakten. Â
De besmetting kan van dier op mens worden overgedragen via mest of
urine en mogelijk ook via rauwe melk. Mensen worden meestal besmet
door het inademen van stofdeeltjes waaraan de bacterie is gehecht.
Mensen kunnen elkaar niet besmetten, voor zover bekend. Zwangere
vrouwen lijken extra vatbaar. Maar er zijn geen aanwijzingen dat zij
een vergroot risico op een miskraam hebben. De meeste besmette mensen
worden niet ziek. Ongeveer veertig procent krijgt griepachtige
verschijnselen. Een klein percentage wordt ernstig ziek door long- of
leverontsteking.Â
Probleem met de huidige tests is dat het onduidelijk is hoe goed ze
zijn. Er is geen standaardbesmetting beschikbaar waarmee de tests met
elkaar vergeleken kunnen worden. Sommige tests richten zich op de
aanwezigheid van antilichamen in het bloed, andere kunnen de
ziekmakende bacterie aantonen, en er zijn tests die verschillende
typen van de bacterie kunnen onderscheiden. Â
Volgens onderzoeker drs. Hendrik Jan Roest kunnen alle tests op dit
moment gebruikt worden, maar is er nog weinig te zeggen zijn over de
kwaliteit van de tests. Het is namelijk onbekend of ze besmettingen
kunnen missen, en bij welke besmettingsgraad dat zo is. Op alle
fronten werkt het CVI aan verbetering van de techniek. In
laboratoriumproeven met geiten en schapen wil het CVI onder meer gaan
kijken hoe goed de verschillende tests werken. Het instituut zoekt ook
met nieuwe technieken naar verschillende stammen van de bacterie. âWe
weten nog nauwelijks of er verschillende typen bestaan in Nederlandâ,
zegt Roest. Â
Het CVI werkt bij het Q-koortsonderzoek in Nederland samen met het
RIVM, de Gezondheidsdienst voor Dieren en de Vrije Universiteit.
Belangrijke buitenlandse partner is het Franse
voedselveiligheidsagentschap AFSSA. / Jan Braakman
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
weekblad voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Het wordt u
aangeboden door de afdeling Corporate Communicatie. Meer informatie
bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR,
e-mail: pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource,
e-mail: resource@cereales.nl. Zie archief (inclusief Wb-artikelen) op
http://www.resource-online.nl