Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
16 juni 2008 OWB/21830
Onderwerp Bijlage(n)
beleidsdoorlichting jonge en talentvolle 1
onderzoekers
Hierbij bied ik u de beleidsdoorlichting "Versterking van de aantrekkingskracht op en de
loopbaanmogelijkheden van jonge en talentvolle onderzoekers" aan. Beleidsdoorlichtingen zijn een
uitvloeisel van de in 2006 herziene Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006
(RPE 2006). Voorliggende beleidsdoorlichting is tot stand gekomen op basis van analyse van
documenten, evaluatieve studies en beschikbaar statistisch materiaal op het gebied van instroom,
behoud en doorstroom van talentvolle onderzoekers. Met name het rapport van Van Vucht Tijssen uit
2000 ("Talent voor de Toekomst. Toekomst voor Talent. Plan van aanpak voor het
wetenschapspersoneelsbeleid.") is de aanleiding en basis geweest voor veel van de beleidsactiviteiten
die de overheid samen met NWO en de universiteiten sindsdien zijn gestart. Het beleid richtte zich
daarbij enerzijds op het tegengaan van de vergrijzing en anderzijds op het genereren van vernieuwing
in het onderzoek door instroom van jong talent. Hiervoor zijn verschillende persoonsgebonden
subsidie-instrumenten en maatregelen ingezet. De beleidsdoorlichting geeft hiervan een overzicht.
Belangrijkste conclusie beleidsdoorlichting
De beleidsdoorlichting heeft geleid tot enkele algemene conclusies, enkele conclusies over de inzet van
de overheid en conclusies met betrekking tot de inzet van de instellingen. Ik beperk me hier tot de
conclusies die betrekking hebben op de overheidsinzet. Voor de inzet van anderen zal ik het gesprek
met de relevante partijen aangaan.
De belangrijkste conclusie is dat uit de beschikbare verschillende kwantitatieve gegevens en evaluaties
blijkt dat het ingezette overheidsbeleid gericht op het tegengaan van de vergrijzing en het genereren
van vernieuwing in het onderzoek door instroom van jong talent positief uitpakt. Door de generieke en
doelgroepgerichte subsidie-instrumenten (zoals de Vernieuwingsimpuls, Rubicon, Mozaïek en Aspasia)
zijn talentvolle onderzoekers vooralsnog behouden gebleven voor de Nederlandse
onderzoeksgemeenschap.
De beleidsdoorlichting concludeert ook dat continuering van de inzet van persoonsgerichte
instrumenten nodig blijft. Ik handhaaf daarom de operationele beleidsdoelstelling in de OCW-begroting
blad 2/2
die hierop is gericht. Dit sluit aan bij de inzet die ik reeds in de Strategische agenda voor het hoger
onderwijs-, onderzoek- en wetenschapsbeleid voor de huidige kabinetsperiode heb neergelegd. In mijn
optiek staat de onderzoeker centraal in het wetenschapsbestel en zal aan de beste onderzoekers dus
naast financiering in competitie, keuzeruimte én carrièreperspectief geboden moeten worden. Dit
komt onder meer tot uiting in de forse uitbreiding van de Vernieuwingsimpuls, in de opzet van graduate
schools naar Amerikaans model en sterkere aandacht voor vergroting van het aandeel vrouwelijke
hoogleraren.
Aanbevelingen
Op basis van de beleidsdoorlichting constateer ik dat de loopbaanmogelijkheden van talentvolle
onderzoekers de afgelopen jaren verbeterd zijn en ik zal daarom naar de toekomst toe het beleid
hiervoor continueren en verder versterken. Daarnaast kunnen de spelers in het veld, waaronder de
universiteiten, een bijdrage leveren aan het versterken van loopbaanmogelijkheden voor jonge en
talentvolle onderzoekers door beter met elkaar te gaan optrekken. Bijvoorbeeld door goede praktijken
onderling uit te wisselen. Ik vind het belangrijk dat binnen individuele instellingen verder wordt
gewerkt aan in- en doorstroom van talentvolle onderzoekers, zoals ook verwoord in hun strategische
plannen. Ik wil bekijken hoe die doorstroom en carrièreperspectief kan worden gestimuleerd met
instrumenten als de Vernieuwingsimpuls. Met de VSNU zal ik hierover in gesprek blijven als ook over
de besteding van de middelen hiervoor. Zo nodig zal ik instellingen aanspreken op het effect van de
ingezette (overheids)middelen. Daarvoor is ook meer transparantie nodig in de gegevens van de
personeelsbestanden. Met de VSNU wil ik dan ook graag overleggen over een adequatere
dataverzameling op dit terrein opdat het beleid nog gerichter kan worden ingezet en beoordeeld.
De beleidsdoorlichting laat ook een aantal aandachtspunten doorklinken die nog nadere beoordeling
vragen. Om meer dynamiek en vernieuwing in de hiërarchische structuur van de universiteiten te
organiseren zou gedacht kunnen worden aan verruiming van het ius promovendi (het recht om als
promotor op te treden) in relatie tot de Vernieuwingsimpuls, verruiming van het systeem van tenure
tracks binnen individuele instellingen in relatie tot de persoonsgebonden subsidies van NWO,
kwaliteitsborging en maatregelen ten behoeve van meer vrouwen in bestuurlijke functies van
wetenschappelijke organisaties. Deze punten vergen echter nader beraad alvorens ze eventueel tot
realisatie kunnen leiden.
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. Ronald H.A. Plasterk