Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Toespraak minister Ter Horst bij Slotconferentie over
ketensamenwerking jeugdbeleid in Twente
12 juni 2008
Dames en heren,
Het is legitiem om in dit Huis voor Cultuur en Bestuur te beginnen met
een verwijzing naar een boek.
Misschien kent u het: De Helaasheid der dingen, een boek van Dimitri
Verhulst. Een Vlaams schrijver. Hij vertelt over zijn jeugd, het gezin
waarin hij opgroeide en dat vooral bestond uit zware drinkers.
Veelzeggend is dat zijn vader hem vlak na zijn geboorte - hij is een
paar uur oud - in een postzak stopt en meeneemt om zijn nieuwe zoon te
laten zien in een reeks kroegen.
Het gezin wordt regelmatig 's nachts wakker gebeld door de politie
omdat een van de leden van het gezin weer ergens laveloos is
aangetroffen. Het is een aangrijpend en humoristisch boek.
Ik moest eraan denken omdat de auteur te gast was in een van de
uitzendingen van Pauw en Witteman, toevallig samen met minister
Rouvoet. Het ging over jeugdzorg, en wat indruk maakte is dat de
auteur zei dat hij zich nog steeds het gevoel van opluchting kon
herinneren toen er op een gegeven moment iemand van Jeugdzorg bij het
gezin langskwam.
Hij had het gevoel alsof er ergens een deur openging; er was iemand
die zich zorgen om hem maakte.
Hij is nu een gevierd auteur, maar het had heel anders met hem kunnen
lopen.
Met veel kinderen lóópt het ook anders af. U kent het probleem van
jeugdcriminaliteit. Cijfermatig neemt het toe. In 2002 kwamen 28.000
jongeren terecht bij het OM. In 2007 waren dit er 38.000.
Het is niet voor niets een van de landelijke prioriteiten van het
veiligheidsbeleid. Bij de vraag naar de meest effectieve aanpak ziet
het kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de gemeenten. Op lokaal
niveau is het beste zicht op de problemen en de oplossingen.
En het zicht op de problemen wordt completer als de betrokken partijen
beter samenwerken. Ik noemde net de cijfers van het OM, maar eigenlijk
gaat het om de fase ervoor. Als je met Justitie te maken hebt is het
eigenlijk te laat. Wat doen we bij een eerste en tweede contact met de
politie? Kijken we alleen naar wat iemand heeft gedaan of kijken we
verder? Uit wat voor gezin komt hij? Hoe staat het met afwezigheid op
school? Wat is de meest adequate vervolgweg van politie naar
hulpverlening?
Het is cruciaal dat organisaties als de uwe de handen ineen slaan,
bijvoorbeeld op de manier zoals u dat het afgelopen halve jaar heeft
gedaan in de Testcase Samenwerking Almelo.
Cruciaal omdat
1. Jongeren die over de schreef gaan, snel moeten worden
gecorrigeerd. Een snelle correctie heeft meer effect dan een
trage. De zogeheten Kalsbeeknormen hebben een pedagogische
achtergrond. Ze zijn daarbij een middel, en geen doel op zich.
2. Er een dieperliggend probleem kan zijn. Als we niet samenwerken en
dossiers niet delen, kunnen jongeren tussen wal en schip vallen.
De testcase heeft laten zien dat intensieve samenwerking resultaten
oplevert. Ik zie het als mijn rol om u in de praktijk zoveel mogelijk
te ondersteunen. U maakt hier het verschil. Veiligheid is een lokaal
probleem. Jeugdzorg is een lokaal probleem. Den Haag moet het u
makkelijker kunnen maken.
Ik begrijp dat de wijze van financiering van de jeugdzorg het u niet
makkelijker maakt. De wethouder sprak hierover. Het kabinet is zich
daarvan bewust en wil dit ook verbeteren. Voor een deel hebben we dat
al gedaan. In het bestuursakkoord dat ik vorig jaar met de VNG heb
afgesloten is afgesproken dat de financiering wordt vereenvoudigd.
Verschillende specifieke uitkeringen zijn sinds 1 januari vervangen
door één geldstroom. Dit geeft de gemeenten meer financiële vrijheid.
Voor de provincies wordt de financiering vanaf 2009 vereenvoudigd.
Hiermee zijn niet alle problemen opgelost. Dit zijn de eerste stappen.
In het bestuursakkoord is ook afgesproken dat kabinet en VNG kijken
naar een verdere verbetering van de gehele keten van de jeugdzorg. Ook
het punt van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg speelt hierbij
mee.
Twee maanden geleden heeft de commissie Lodders vanuit provinciaal
perspectief een advies hierover uitgebracht en afgelopen week heb ik
van de heer D'Hondt het advies vanuit gemeentelijk perspectief
ontvangen.
Bij de vraag wat er nu verder in bestuurlijke zin gaat veranderen op
het gebied van jeugdzorg is in eerste instantie mijn collega Rouvoet
aan zet. Medio 2009 schept hij meer duidelijkheid.
Ik zal in ieder geval de problemen van de geldstromen aan de orde
stellen. Want mijn uitgangspunt is dat we het u in de praktijk
makkelijker moeten maken.
Dat geldt ook voor het tijdig signaleren van risicojongeren en het
kiezen van de juiste begeleiding. Ik kom op uw testcase.
Een van de uitkomsten van uw testcase was het hoge aandeel 12-minners
dat werd besproken, 20%. Dit is zorgelijk. Het is juist op die vroege
leeftijd van belang dat je tijdig kan ingrijpen om erger te voorkomen.
Juist op die vroege leeftijd moet je een kind uit de anonimiteit
halen. En dan heb ik het niet alleen over het kind als dader, maar ook
over het kind dat slachtoffer is geweest of getuige.
In de Gelderse politiekorpsen heb ik een proef gefinancierd met een
methode waarbij alle 12-minners die in de politiesystemen voorkomen,
worden gescreend op risico's. Hierbij kijkt men naar het kind en naar
de omgeving waarin het opgroeit: is er iets bekend over spijbelgedrag,
hangt het op straat, is het eerder in aanraking geweest met geweld?
Door bestaande politie-informatie beter te ordenen, kan een goede
inschatting worden gemaakt van de risico's die een kind loopt met als
positief gevolg: een betere overdracht aan de hulpverlening. Een
betere overdracht aan u dus.
De Radboud Universiteit van Nijmegen heeft de methode onderzocht en de
uitkomsten zijn zo positief dat ik verder wil gaan dan Arnhem en
Gelderland. Samen met mijn collega van Justitie laat ik een landelijk
systeem ontwikkelen waarbij alle 26 korpsen in staat zijn om alle
jongeren onder de 12 jaar te screenen op risico's. Eind dit jaar gaat
een aantal korpsen proefdraaien, ik verwacht dat we het eind 2009
landelijk hebben ingevoerd. En bovendien ben ik van plan de
screeningsmethode later ook uit te breiden naar jongeren van 12 tot 18
jaar.
Uiteraard is dit systeem een hulpmiddel. Ondersteunend voor de
professionals die de kennis met elkaar delen en interpreteren. Het
kind centraal stellen en niet de organisatie: daar gaat het om. U
geeft wat dat betreft het goede voorbeeld. Ik verwacht dat u met deze
landelijke screeningsmethode meer houvast heeft in de verdere
begeleiding van het kind.
Hoe eerder we kunnen ingrijpen bij kinderen bij wie het mis dreigt te
gaan, hoe beter dit is. Samenwerking is daarbij de enige weg. U voegt
de daad bij het woord, en ik wens u daarbij verder veel succes.
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties