Beantwoording vragen van de leden Van der Staaij, Van Baalen, Voordewind en
Ferrier over mogelijke doodstraf voor christelijke voorgangers in Eritrea
13-06-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Van Baalen, Voordewind en
Ferrier over mogelijke doodstraf voor christelijke voorgangers in
Eritrea. Deze vragen werden ingezonden op 2 juni 2008 met kenmerk
2070821730.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en
de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen
van de leden Van der Staaij (SGP), Van Baalen (VVD), Voordewind (CU)
en Ferrier (CDA) over mogelijke doodstraf voor christelijke
voorgangers in Eritrea.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat vier christelijke
voorgangers die gevangenzitten in Eritrea het risico lopen de
doodstraf te krijgen? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat deze christenen al meer dan vier jaar vastzitten en
zij thans terecht moeten staan voor verraad? Hoe beoordeelt u deze
situatie?
Vraag 3
Bent u bereid u in te zetten - via de daarvoor geëigende nationale en
internationale kanalen - voor de positie van deze voorgangers en al
het mogelijke te doen om te voorkomen dat zij de doodstraf krijgen
opgelegd? Op welke wijze wilt u dit doen?
Antwoord
Wij hebben bevestigd gekregen dat de christelijke voorgangers in het
door u genoemde bericht sinds hun arrestatie, waarvan het tijdstip ons
niet bekend is, op een onbekende bestemming worden vastgehouden. Er
zijn geen aanwijzingen dat betrokkenen in staat van beschuldiging zijn
gesteld of dat zulks verwachtbaar is. Wij zijn echter zeer bezorgd
over zowel de situatie van de voorgangers als over de algemene
mensenrechtensituatie in Eritrea en zullen de ontwikkelingen
hieromtrent nauwgezet blijven volgen. Wij blijven onze zorgen over de
mensenrechtensituatie, waaronder de vrijheid van religie, bilateraal
en in EU-verband, uiten in contacten met de Eritrese regering (zie
eveneens het antwoord op vraag 5 en 6).
Vraag 4
Biedt het ontwikkelingssamenwerkinginstrumentarium, hoewel het
samenwerkingsprogramma met Eritrea thans wordt afgebouwd, nog een
handvat om enigerlei druk uit te oefenen op Eritrea in deze kwestie?
Antwoord
Nee. In Eritrea wordt het (bescheiden) Nederlandse bilaterale
OS-programma afgebouwd juist ook vanwege mensenrechtencriterium. Ook
in het verleden is Eritrea overigens niet gevoelig gebleken voor druk
middels het bilaterale OS-programma.
Vraag 5
In hoeverre is er thans een politieke dialoog met Eritrea mogelijk
over de mensenrechtensituatie in dit land (onder meer aan de hand van
het Verdrag van Cotonou)?
Vraag 6
Op welke wijze blijft u de mensenrechtensituatie in Eritrea thans aan
de orde stellen in de diverse daarvoor geëigende gremia?
Antwoord
Nederland stelt regelmatig de mensenrechtensituatie aan de orde in
bilaterale diplomatieke en politieke contacten met Eritrea. De
Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft de
mensenrechtensituatie in een gesprek met de Eritrese president tijdens
zijn reis door Hoorn van Afrika in maart 2008 ter sprake gebracht.
Daarnaast heeft de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken de
schending van mensenrechten in Eritrea aan de orde gesteld in een
gesprek met de Eritrese minister van Buitenlandse Zaken tijdens de
EU-Afrikatop in december 2007. Ook in reguliere contacten met de
Eritrese autoriteiten komt het onderwerp steevast terug.
Naast het bilaterale kanaal worden mensenrechten eveneens in
EU-verband aan de orde gesteld. De politieke dialoog met Eritrea onder
artikel 8 van het Verdrag van Cotonou is echter nog steeds opgeschort.
Indien de politieke dialoog met Eritrea weer hervat kan worden, zal de
mensenrechtensituatie prominent op de agenda moeten staan. Nederland
zal zich hiervoor inspannen.
1) Reformatorisch Dagblad, 30 mei 2008
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken