Nederlandse Politiebond


NIEUWE REISREGELING herstelt rechtsgelijkheid

Op basis van de nieuwe landelijke reisregeling die dit jaar zal worden ingevoerd krijgen nagenoeg alle politieambtenaren aanspraak op een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer. Bovendien gelden voortaan voor iedereen dezelfde rechten ongeacht in welk korps of in welke organisatie iemand werkt. Daar staat tegenover dat de nieuwe regeling voor een relatief kleine groep collega's zal leiden tot een lagere tegemoetkoming in de kosten van hun woon-werkverkeer met eigen vervoer.

De NPB vindt dat een verdedigbare prijs voor een reiskosten- regeling die gebaseerd is op onderlinge solidariteit, die de rechtsgelijkheid tussen politiewerknemers herstelt en die bovendien een zekere maatschappelijke ambitie heeft door het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets. Desalniettemin zal de NPB blijven streven naar het optimaliseren van de nieuwe regeling; de eerste aanzet daartoe is onlangs gegeven door het NBP-congres in Leiden.


1. Waarom was ook volgens de NPB een nieuwe landelijke reisregeling noodzakelijk?
Op het gebied van de reiskostenvergoedingen is de afgelopen vijftien jaar langzaam maar zeker een bedenkelijke rechtsongelijkheid ontstaan binnen de politiesector. Alle werknemers hadden minstens recht op de landelijk vastgestelde vergoedingen, maar desgewenst konden de 28 politiekorpsen en -organisaties deze aanspraken elk geheel naar eigen inzicht aanvullen tot betere 'korpsspecifieke' regelingen. Dat heeft geleid tot een wildgroei aan bovenwettelijke voorzieningen, waardoor de aanspraken van een politieambtenaar op reiskostengebied steeds minder afhankelijk zijn geworden van de officiële rechtspositie en steeds meer van (de beleidskeuzes van) het korps waarvoor hij (toevallig) werkt.

Zowel de bonden als de minister van BZK zagen dat als een ongewenste ontwikkeling. In de politie-CAO 2005/2008 is dan ook afgesproken gezamenlijk een nieuwe landelijke regeling te ontwikkelen die zowel de oude landelijke voorschriften als de bestaande korpsspecifieke regelingen moet vervangen. Een operatie die niet alleen een impuls moet geven aan de rechtsgelijkheid op de werkvloer, maar ook aan de inzichtelijkheid van de regelgeving: voortaan zullen alle werknemersaanspraken op reiskostengebied te vinden zijn in één besluit en niet langer verspreid over twee ministeriële besluiten, drie landelijke regelingen en een keur aan regionale vervoersplannen.


2. Welke bedragen zijn met de nieuwe landelijke reisregeling gemoeid? In totaal wordt voor tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en verhuiskosten een bedrag van ongeveer 74 miljoen euro per jaar uitgetrokken. Daarin zit dan ook het bedrag dat anno 2007 op basis van korpsspecifieke regelingen aan reiskostenvergoedingen werd uitgekeerd (zo'n vier miljoen euro). Zoals afgesproken is dat deel van het arbeidsvoorwaardengeld dus voor de werknemers behouden gebleven.


3. Wat zijn in kort bestek de pluspunten van de nieuwe landelijke reisregeling?

* Alle politieambtenaren komen voortaan in aanmerking voor een vergoeding woon-werkverkeer ook alle 20.000 collega's die minder dan 10 kilometer van hun werk wonen.

* Woon-werkverkeer per fiets wordt voortaan ook vergoed à 0,18 per kilometer.

* Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer (tweede klasse) wordt voortaan volledig vergoed (= desgewenst voor politieambtenaren voortaan gratis).

* Brug-, veer- en tolgelden worden voortaan standaard volledig vergoed.

* Bij dienstreizen wordt geen eigen bijdrage meer ingehouden op de vergoeding van de verblijfskosten; het reizen in de eerste klasse van het openbaar vervoer wordt volledig vergoed.


4. Krijgen collega's die met eigen vervoer naar hun werk reizen door de nieuwe landelijke regeling een lagere reiskostenvergoeding dan voorheen?
Dat hangt er om te beginnen helemaal van af of ze vroeger aanspraak konden maken op een bovenwettelijke reiskostenregeling die alleen voor hun korps gold en wat voor vergoeding die regeling in hun geval dan opleverde. In Amsterdam-Amstelland was op basis van de regionale regeling bijvoorbeeld een maximale vergoeding voor woon-werkverkeer met eigen vervoer van 2.061 per jaar oftewel 172 per maand mogelijk; in Limburg-Noord werd per dienst maximaal 150 kilometer vergoed zonder eigen bijdrage. Er waren echter ook genoeg korpsen waar geen aanvullende reiskostenregeling bestond bijvoorbeeld doordat er aan andere arbeidsvoorwaarden prioriteit was gegeven of doordat het korps er financieel simpelweg te slecht voorstond om dat soort aanvullende regelingen te kunnen betalen. In dat geval hadden de werknemers alleen aanspraak op de vergoedingen op basis van de oude landelijke reiskostenregeling en konden ze voor het woon-werkverkeer met eigen vervoer maximaal een vergoeding krijgen van 100 per maand. Collega's die even ver van hun werkplek vandaan woonden konden dus totaal verschillende aanspraken hebben op een reiskostenvergoeding.


* Tijdelijke reisregeling
Het zo snel mogelijk opheffen van deze rechtsongelijkheid door de invoering van een nieuwe landelijke reisregeling was voor de NPB een groot goed. Eind 2006 bleek de totstandkoming van de beoogde regeling echter aanzienlijk langer te gaan duren dan verwacht. De NPB heeft toen bij de minister van BZK aangedrongen op het invoeren van een tijdelijke regeling ten gunste voor alle collega's die geen beroep konden doen op een bovenwettelijke korpsregeling of langs die weg slechts een bescheiden extra vergoeding konden krijgen. Het moest voor hen mogelijk worden alvast een beroep te doen op de ruimere landelijke vergoedingen die al waren overeengekomen voor woon-werkverkeer met eigen vervoer. Om precies te zijn: een vergoeding van 0,18 per kilometer, met een maximum van 200 kilometer per dienst en een eigen bijdrage van 2,50 per dienst. De daartoe dienende regeling is met ingang van 1 januari 2007 van kracht geworden.


* Onrechtvaardige uitwerking
Menig collega kreeg door de invoering van deze tijdelijke regeling aanspraak op een hogere reiskostenvergoeding dan op basis van de oude landelijke regeling of op basis van een regionaal vervoersplan. Ondanks het toch duidelijk aangebrachte etiket 'TIJDELIJK' zijn velen er automatisch van uitgegaan dat dit een blijvende verworvenheid was. Dat had wellicht zo kunnen uitpakken, ware het niet dat de minister en de bonden al gauw tot de conclusie kwamen dat de uitwerking van de tijdelijke regeling te wensen overliet. Zij zorgde er namelijk voor dat bijna al het beschikbare arbeidsvoorwaardengeld voor reiskostenvergoedingen terecht kwam bij collega's die meer dan 15 kilometer van hun werk vandaan wonen en met eigen vervoer reizen.

De NPB en de andere bonden vonden dat niet rechtvaardig ten opzichte van de collega's die minder dan 15 kilometer bij hun werk vandaan wonen in totaal de helft van alle politieambtenaren. Om die reden is in de definitieve regeling voor een andere verdeling van het budget gekozen, mede doordat de bonden zich konden vinden in de wens van de werkgever om een deel van het geld te besteden aan het stimuleren van het reizen met het openbaar vervoer en de fiets. Vandaar dus dat de komende reiskostenregeling voor collega's die met eigen vervoer reizen minder voordelig kan uitpakken dan de tijdelijke reiskostenregeling.


* Te royale bedragen
Dat ongunstige effect wordt nog versterkt doordat een aantal korpsen te royaal is geweest bij de toekenning van de compensatiebedragen op basis van de tijdelijke reisregeling. Gebleken is dat deze korpsen niet zijn uitgegaan van het aantal diensten per jaar op basis van individuele aanstellingen, maar van een theoretische becijfering die uitkomst op 245 diensten per jaar. Dat aantal is al aanzienlijk hoger dan het uitgangspunt van de minister: 206 diensten per jaar bij een gemiddelde werkweek van vijf dagen. Als je dan ook nog eens rekent met een eigen bijdrage van 2,50 per dienst in plaats van een eigen bijdrage van 25 procent, kom je inderdaad uit op grote verschillen (een MAXIMAAL mogelijke vergoeding van 8.208 in plaats van 5.487).

De vervanging van de eigen bijdrage van 2,50 per dienst (tijdelijke regeling) door een procentuele eigen bijdrage (definitieve regeling) was voor de werkgever een harde eis. De bonden hebben de hoogte beperkt weten te houden tot 25 procent.

Conclusie: er zal een relatief kleine groep collega's zijn die op basis van de nieuwe landelijke reiskostenregeling een lagere reiskostenvergoeding krijgt dan voorheen op basis van een regionaal vervoersplan of de tijdelijke reiskostenregeling. Dat is jammer genoeg niet te voorkomen geweest, maar het is wat de NPB betreft een verdedigbare prijs voor de pluspunten van de nieuwe regeling voor een vele malen grotere groep collega's.


5. Is voor de NPB het reiskostendossier nu voorlopig gesloten? Nee, geen sprake van. De NPB heeft weliswaar ingestemd met de komende landelijke reisregeling, maar zal blijven werken aan mogelijke verbeteringen daarvan. Om te beginnen heeft het NPB-congres het hoofdbestuur op dinsdag 20 mei in Leiden de opdracht gegeven er de komende periode alles aan te doen om de procentuele eigen bijdrage zo snel mogelijk weer afgeschaft te krijgen.

Daarnaast bestudeert het hoofdbestuur momenteel de uitwerking van de nieuwe regeling voor de werknemers bij de landelijk opererende organisaties binnen de Nederlandse politie, het KLPD en VTSPN. Mocht blijken dat deze collega's en/of anderen die werkzaam zijn in boven- of interregionale werkverbanden door de nieuwe reiskostenregeling onevenredig worden benadeeld, dan zal de NPB niet aarzelen bij de minister voorstellen in te dienen voor aanpassingen van dat besluit.

Gepubliceerd op 12 juni 2008 door Dick Harte.

Overname van dit nieuwsbericht is toegestaan, mits met bronvermelding: Nederlandse Politiebond - www.politiebond.nl ©2008.