Hoge Raad stelt vragen van uitleg aan HvJEG over kansspelzaak
Ladbrokes
Den Haag, 13 juni 2008 - Deze zaak betreft een vervolg op een eerder
tussen De Lotto en Ladbrokes gevoerd kort geding.
In dat eerdere kort geding heeft de Hoge Raad op 18 februari 2005 (NJ
2005, 404, LJN AR4841) onder andere beslist dat de Wet op de
Kansspelen wordt overtreden wanneer via internet door middel van een
mede op Nederland gerichte website de toegang tot kansspelen wordt
geboden aan potentiële deelnemers in Nederland en dezen via hun
computer rechtstreeks aan het spel kunnen deelnemen. Dan is immers
sprake van in Nederland "gelegenheid geven" tot deelneming aan
kansspelen in de zin van art. 1 onder a van de Wet op de Kansspelen,
waarvoor een vergunning is vereist, die Ladbrokes niet heeft. Verder
oordeelde de Hoge Raad in dat eerdere kort geding, dat het vrije
verkeer van diensten door deze toepassing van de Wet op de Kansspelen
op het aanbieden van kansspelen via het internet wordt beperkt, maar
dat dit, gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen (HvJEG) op dit gebied, in het onderhavige
geval niet in strijd is met art. 49 van het EG-Verdrag.
De uitspraak van rechtbank en hof in de bodemprocedure
De onderhavige (bodem)procedure is een vervolg op het genoemde kort
geding. Op vordering van De Lotto heeft de rechtbank Arnhem op 31
augustus 2005 (LJN AU1924) Ladbrokes bevolen de in het kort geding
bevolen maatregelen tot blokkering van haar website in stand te laten.
Het gerechtshof Arnhem heeft die beslissing bekrachtigd bij op 17
oktober 2006 (LJN AZ0222). Het hof oordeelde met verwijzing naar het
genoemde arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2005 dat Ladbrokes
door het, zonder de in Nederland vereiste vergunning, via haar mede op
Nederland gerichte website aanbieden van kansspelen de Wet op de
Kansspelen overtreedt, omdat Ladbrokes daardoor in Nederland
âgelegenheid geeftâ tot deelneming aan kansspelen. Het hof oordeelde
ook nu weer dat de toepassing van de Wet op de Kansspelen in dit geval
niet in strijd is met het vrij verkeer van diensten (art. 49
EG-Verdrag), omdat de wijze waarop het Nederlandse kansspelbeleid
wordt gevoerd voldoet aan de eisen die in de rechtspraak van het HvJEG
worden gesteld voor een rechtvaardiging van de inbreuk op het vrij
verkeer van diensten.
Cassatie bij de Hoge Raad
Ladbrokes heeft beroep in cassatie ingesteld. In deze procedure treedt
voor haar in cassatie op mr. E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat in Den
Haag. Het beroep is tegengesproken door De Lotto, voor wie mr. J.C.A.
Stevens, advocaat in Den Haag optreedt.
De zaak is voor de Hoge Raad bepleit, voor Ladbrokes door mr. W.A.
Hoyng (advocaat in Amsterdam), en voor De Lotto door mr. J.C.H. van
Manen (advocaat in Amsterdam) en mr. E.H. Pijnacker Hordijk (advocaat
in Den Haag).
Advocaat-generaal mr. L.A.D. Keus heeft op 4 april 2008 in zijn advies
aan de Hoge Raad geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep
van Ladbrokes. Voor het geval de Hoge Raad in verband met eventuele
twijfel over de uitlegging van het gemeenschapsrecht prejudiciële
vragen (vragen van uitleg) zou willen stellen aan het HvJEG heeft de
advocaat-generaal daarvoor enige suggesties gedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 13 juni 2008 de
cassatieklachten verworpen tegen het oordeel van het hof dat Ladbrokes
zich schuldig maakt aan een overtreding van de Wet op de Kansspelen.
Dat oordeel blijft dus in stand.
De behandeling van de overige cassatieklachten is aangehouden in
afwachting van de beantwoording door het HvJEG van door de Hoge Raad
gestelde vragen van uitleg van Europees recht. Daarbij heeft de Hoge
Raad overwogen dat ook rechters in andere lidstaten aanleiding hebben
gezien tot het stellen van prejudiciële vragen en dat ook de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 mei 2008 (LJN BD1483)
vragen aan het HvJEG heeft voorgelegd.
Bij de nu gestelde vragen gaat het in de eerste plaats om de vraag of
wordt voldaan aan de in de Europese rechtspraak (o.a. het
Gambelli-arrest) gestelde eis dat het kansspelbeleid de
gokactiviteiten op samenhangende en stelselmatige wijze beperkt, ook
wanneer aan de vergunninghouder(s) is toegestaan het kansspelaanbod
aantrekkelijk te maken door introductie van nieuwe kansspelen en
reclame voor het kansspelaanbod en zo (potentiële) spelers af te
houden van het illegale aanbod van kansspelen.
In de tweede plaats wordt gevraagd of de nationale rechter, als het
nationale kansspelbeleid met het vrij verkeer van diensten verenigbaar
is, in ieder afzonderlijk geval moet beoordelen of toepassing daarvan,
bijvoorbeeld door een bevel tot blokkering van een website, ook in het
concrete geval gerechtvaardigd is.
De derde vraag stemt overeen met een van de vragen die door de
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn gesteld, en
heeft betrekking op de omstandigheid dat Ladbrokes in het Verenigd
Koninkrijk wel een vergunning heeft voor het aanbieden van kansspelen.
Gevolg van deze uitspraak
Na de beantwoording van de gestelde vragen zal de zaak verder worden
behandeld door de Hoge Raad.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 13 juni
2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde bindend.
Den Haag, 13 juni 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070 â 3611236
LJ Nummer
BC8970
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 13 juni 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie