Normen voor voedselveiligheid hoeven geen handelsbelemmeringen te betekenen voor ontwikkelingslanden

Er zijn meer mogelijkheden voor ontwikkelingslanden om te kunnen voldoen aan de strenge eisen van Westerse landen op het gebied van voedselveiligheid. Die conclusie trekt minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het einde van de internationale conferentie over Voedselveiligheid in Den Haag.

Vier dagen lang spraken 175 deelnemers van ruim 60 landen over de relatie tussen de strenge voedselveiligheids-eisen van de EU en de VS en de internationale handel. Ontwikkelingslanden kunnen vaak niet aan de strenge eisen voldoen, en ervaren die als handelsbelemmering met het westen.

Een goed voorbeeld daarvan zijn garnalen uit Vietnam die sporen kunnen meedragen van diergeneesmiddelen. Of noten, vijgen en gedroogd fruit uit Turkije, dat in zeer geringe mate toxinen kan bevatten. De detectiemiddelen die in de EU en de VS worden gebruikt zijn technologisch zo verfijnd, dat de meters bij de meest geringe aanwezigheid van dit soort stoffen al uitslaan.

Toch laten de handelsverdragen van de WTO ruimte om maatwerk af te spreken met de voedselexporterende ontwikkelingslanden. Zo kunnen de normen anders worden gehanteerd en kunnen overgangstermijnen worden afgesproken. Dergelijke passages in de handelsverdragen worden op dit moment nauwelijks benut om de handel tussen de ontwikkelingslanden en de westerse wereld te vergemakkelijken.

De vertegenwoordigers van de westerse landen realiseerden zich tijdens de conferentie dat er op dat gebied veel meer mogelijk is.

Een andere conclusie van de meerdaagse conferentie is dat training en scholing in de ontwikkelingslanden effectiever kan zijn, waardoor die landen beter aan de westerse normen kunnen voldoen. Er is op zich voldoende geld voor scholing van bijvoorbeeld ambtenaren of boeren in ontwikkelingslanden, maar vaak zijn de cursussen te weinig toegesneden op hun individuele situatie. Zo heeft een boer meer aan een training over gewasbescherming in relatie tot voedselveiligheidsnormen, dan een uitleg over de werking van de WTO.

Tot slot wordt geconcludeerd dat deskundigen van ontwikkelingslanden in het westen zouden moeten meedraaien op de plaatsen waar de internationale voedselveiligheidsnormen worden afgesproken. Er is vaak te weinig bekend over de situatie in ontwikkelingslanden wanneer dit soort normen worden vastgesteld.

Minister Verburg van LNV benadrukte dat de voedselveiligheid hoogste prioriteit heeft. Maar ze beloofde de deelnemers van de conferenties om de conclusies door te sturen naar de verschillende internationale organisaties, zoals de FAO, de WHO, de OIE, in de hoop dat er een nieuwe balans komt tussen de voedselveiligheid en de handelsmogelijkheden van ontwikkelingslanden.

Noot voor de pers:

NOOT voor de redactie (