Sociaal-Economische Raad

12 juni 2008
Op 9 juni overhandigden SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan en voorzitter van de voorbereidingscommissie, Louise O. Fresco het SER-advies Waarden van Landbouw aan Minister Verburg van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Prof. Dr. Louise O. Fresco plaatste het advies in een al langer bestaande traditie van de SER om over het landbouwbeleid te adviseren. Het landbouwbeleid verkeert in een overgang van een traditioneel systeem dat vooral de voedselproductie ondersteunt naar een beleid dat maatschappelijk gewenste prestaties gericht beloont. Daarmee komt het accent meer te liggen op kwaliteitsverbetering en waardering voor de andere functies van de landbouwsector.
Overigens moet dit advies niet worden opgevat als een pleidooi het landbouwbeleid af te schaffen. "Integendeel, landbouwbeleid blijft noodzakelijk" zei Louise Fresco, "het gaat om een gezond evenwicht tussen enerzijds voedselzekerheid en anderzijds maatschappelijke taken".

Minister Verburg uitte haar waardering voor het advies. Met name was ze verheugd over het brede draagvlak waarop het kan rekenen. Het belang van het advies wordt onderstreept door de inmiddels hernieuwde aandacht voor het landbouwbeleid als gevolg van de mondiale voedselcrisis. "Voedselzekerheid staat weer bovenaan de agenda, en terecht", aldus Gerda Verburg.
De minister was zeer te spreken over de categorisering die het advies aanbrengt in de verschillende bedrijfsfuncties. "Ik vind dat een heldere indeling, waarbij terecht ook aandacht wordt gevraagd voor de maatschappelijke functie van de blauwe diensten". De minister gaf aan nog enige tijd nodig te hebben voor de verdere uitwerking. Ze hecht daarbij aan het belang voor nationale beleidsruimte van de diverse Europese lidstaten, "omdat iedere lidstaat zijn eigen kenmerken heeft". Nationaal beleid moet mogelijk blijven, zij het dat er over gemeenschappelijke thema's goede afstemming op Europees niveau nodig is. "We moeten onze krachten blijven bundelen met oog op de globalisering en het realiseren van de millenniumdoelstellingen".
In het najaar denkt het ministerie een voorstel gereed te hebben voor een eerste uitwerking van het SER-advies.

In zijn advies 'Waarden van de Landbouw' stelt de SER voor om het huidige systeem van algemene bedrijfstoeslagen aan boeren te vervangen door een viergroepenmodel van gerichte beloningen. Uitgangspunt is het marktconform produceren van landbouwgoederen. Daarbij bestaan twee soorten motieven voor vergoedingen. Het eerste betreft groene diensten (agrarisch natuur- en landschapsbeheer) en blauwe diensten (waterbeheer). Daarvoor past een vergoeding die in verhouding staat tot de geleverde prestatie en onderdeel is van een zakelijke transactie.
Het tweede motief heeft betrekking op natuurlijke belemmeringen bij de agrarische bedrijfsvoering. Nadelen daarvan zouden moeten worden gecompenseerd.
Daarnaast is er een groep bedrijven waarvoor geen van beide motieven geldt. Dat zijn de bedrijven die alleen vermarktbare landbouwproducten voortbrengen, en wel in regio's zonder natuurlijke handicap. Aan deze bedrijven hoeft geen aanvullende vergoeding te worden gegeven. Wel kunnen er goede gronden zijn om - net als in andere sectoren van de economie - innovatie te stimuleren, met name voor duurzaamheid. De vierde groep, ten slotte, brengt de bedrijven samen die (ook) groene diensten aanbieden in regio's met een natuurlijke handicap. Hier verdient een combinatie van een gerichte beloning met een compenserende hectaretoeslag de voorkeur.

De uitdaging is een zorgvuldige vormgeving van de overgangsfase van het bestaande naar het nieuwe beleid. Daarbij zal de Europese Commissie erop moeten toezien dat de lidstaten de concurrentie op de landbouwmarkten niet via oneigenlijke vergoedingen verstoren. De voorgestelde verandering, van algemene steun naar gerichte vergoedingen en compensaties, zal gepaard gaan met een verschuiving van (financiële) verantwoordelijkheden naar de lidstaten. Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer moet namelijk uitgaan van regionale en nationale voorkeuren en mogelijkheden. Daarbij past een sterkere inbreng en een zwaardere financiële verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten. Ook Nederland moet serieuzer investeren in de eigen 'publieke waarden' van de landbouw voor zover de markt daarin niet kan voorzien. Dat begint met het duidelijker aangeven en waarderen van de wensen op het vlak van 'voedsel' en 'groen'. En verder zullen rijk en decentrale overheden hiervoor voldoende financiële middelen moeten vrijmaken.