abcdefgh
De voorzitter van Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
6624
Datum Bijlage(n)
12 juni 2008
Ons kenmerk Uw kenmerk
VENW/DGP-2008/5323 -
Onderwerp
Reactie op de analyse van de heer De Vries
Geachte voorzitter,
Op 6 juni jl. bracht de heer Klaas de Vries op verzoek van FNVbondgenoten, de CNV-
Bedrijvenbond en de Unie en de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland een analyse uit
over het "Gesternte van het streekvervoer".
Mede namens de staatssecretaris van Financiën treft u hierbij mijn eerste reactie aan op de
analyse van de heer De Vries.
De analyse is door de opdrachtgevers gevraagd, omdat "de ingewikkelde situatie met
betrekking tot het streekvervoer zelf als een van de oorzaken van de spanningen en
conflicten wordt ervaren" (pag 1). In het rapport geeft De Vries in kort bestek zijn visie op
de situatie van het streekvervoer. Het geheel overziend kom ik tot de conclusie dat de
analyse een aantal feiten helder beschrijft. Tegelijk hebben sommige elementen die het
"gesternte" mede bepalen in de analyse te weinig aandacht gekregen.
De Vries suggereert in zijn analyse dat decentrale overheden en vervoerders door diverse
oorzaken waaronder wetgeving weinig ruimte hebben in hun contractvorming. Gezien de
bestaande praktijk behoeft deze conclusie de nodige nuancering. Er is immers sprake van
een grote diversiteit aan contracten. Zo zijn er contracten waarin de opbrengsten van de
strippenkaarten de vervoerder ten goede komen, maar er zijn ook contracten waarin deze
opbrengsten bij decentrale overheden terecht komen. Ook zijn er contracten waarin een
compensatie bij stijgende brandstofprijzen is opgenomen, maar er zijn ook contracten
waarin dat niet het geval is. Het is in de transportsector gebruikelijk dat partijen in
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Telefoon 070 - 351 6171
Postbus 20901 2500 EX Den Haag Fax 070 - 351 7895
Bezoekadres : Plesmanweg 1-6, Den Haag Internet www.minvenw.nl
Bereikbaar met tramlijn 9 of bus 22 vanaf station CS of met tramlijn 9 vanaf station HS
VENW/DGP-2008/5323
contracten rekening houden met mogelijk stijgende brandstofprijzen. Dat is ook in het
openbaar vervoer mogelijk. Dat is in een aantal contracten geregeld. Een ander voorbeeld
is, dat er contracten zijn waarin de landelijke loon- en prijsindexeringen worden gevolgd,
terwijl andere contracten andere indexen hanteren. De kaderstelling van het Rijk biedt
ruimte voor al deze varianten, zodat overheden en ondernemingen niet belemmerd
worden een voor hen verantwoord contract te sluiten.
Het is de verantwoordelijkheid van decentrale overheden en vervoerders om van de
bestaande ruimte volop gebruik te maken. Mede daarom wordt de BDU als lump sum aan
de decentrale overheden uitgekeerd, waarbij het hen dus vrijstaat hoe de BDU in hun
regio te besteden. Om de groei van het OV op te kunnen vangen groeit de BDU elk jaar
reëel met 1,1%. Dit neemt niet weg dat de rijksoverheid de decentrale overheden op hun
verzoek ondersteunt in hun rol van concessieverlener door - via het KpVV - te adviseren
tijdens aanbestedingstrajecten. Ook komt deze zomer de handleiding "beter bestek"
beschikbaar en nu al zijn rekenmodellen voor de uitwerking van bestekseisen beschikbaar.
De (systeem)verantwoordelijkheid van het Rijk houdt voor het regionale openbaar vervoer
het volgende in. Door wet- en regelgeving (WP2000) bepaalt het Rijk het kader voor een
stelsel van openbaar vervoer. Deze wetgeving is zo opgezet dat ze maximaal ruimte biedt
aan decentrale overheden en vervoerders om in hun afspraken maatwerk toe te passen.
Voor de inrichting en de exploitatie van het openbaar vervoer in de regio zijn de
decentrale overheden verantwoordelijk.
Het huidige CAO-conflict in het streekvervoer is een zaak van commerciële
vervoerbedrijven en hun werknemers. Inmenging door het Rijk bij die onderhandelingen
zou de gewenste balans tussen degenen die de werkomstandigheden feitelijk beïnvloeden
en bepalen (werkgevers en werknemers) verstoren. Het feit dat de rijksoverheid die
omstandigheden via wetgeving heeft ingekaderd, doet daar niets aan af. Dit is overigens
ook het geval in andere sectoren van de publieke sector. Bij het onlangs gehouden AO
over marktwerking deelde de meerderheid van de Tweede Kamer deze stellingname. Dit
alles laat onverlet dat beleid niet in steen gehouwen is.
Het is de ambitie van dit kabinet om de groeimogelijkheden van het openbaar vervoer te
benutten. Daarom zal in de MobiliteitsAanpak, die in september van dit jaar verschijnt,
worden aangegeven, hoe ik decentrale overheden in staat stel hun aandeel in de
groeidoelstelling voor het openbaar vervoer op te pakken, zodat de groeikansen voor het
openbaar vervoer worden benut en de reiziger daarvan profijt heeft. In dit kader is een
onderzoek gaande naar de omvang van de BDU. Daarin wordt getoetst of met de huidige
omvang van de BDU de doelstellingen van de MobiliteitsAanpak kunnen worden
gerealiseerd. Na de zomer worden de resultaten bekend. Overigens vindt in 2010 een
evaluatie plaats naar de werking van de Wet BDU. Dan zal aan de orde komen hoe de
provincies en stadsregio's omgaan met hun regierol in het regionaal en stedelijk openbaar
vervoer. Dit met het oog op een mogelijk verdere decentralisatie van de BDU.
---
VENW/DGP-2008/5323
Ik heb hiervoor op hoofdlijnen mijn verantwoordelijkheid geschetst. In het belang van de
reiziger herhaal ik mijn oproep aan de meest betrokkenen hun verantwoordelijkheid op te
pakken.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat