Spelen
Mensenrechten verbinden Kamp Vught en de Spelen
Toespraak, 6 juni 2008
Een expositie over de Olympische Spelen en mensenrechten kan prima in
een voormalig concentratiekamp. Want herinneringscentra, zoals Kamp
Vught. hebben de taak te zoeken naar nieuwe wegen en vormen om de
herinneringen aan de oorlog levend te houden. Dat zei staatssecretaris
Bussemaker tijdens de opening van de tentoonstelling 'The games must
go on!'.
Dames en heren,
Een bijzondere tentoonstelling op een bijzondere plek en op een
bijzonder moment.Zo kunnen we de tentoonstelling The games must goon
in dit voormalig SS-concentratiekamp twee maanden voor de start van de
Olympische Spelen 2008 gerust noemen.
Veel mensen vragen zich wellicht af waarom een tentoonstelling over de
Olympische Spelen juist hier moet plaatsvinden.Ik vind het van het
bestuur en de directie van Kamp Vught een goede keus. Ik wil ze dan
ook graag hiermee complimenteren. Met deze tentoonstelling maakt u
duidelijk dat herinneringscentra zoals Kamp Vught zich niet alleen
moeten beperken tot de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.
Herinneringscentra hebben de taak te zoeken naar nieuwe wegen en
vormen om de herinneringen aan de oorlog levend te houden. Tevens
hebben ze de belangrijke opdracht na te gaan hoe we nieuwe generaties
kunnen betrekken bij deze geschiedenis, die zo belangrijk is voor de
wereld zoals die nu is.
De Olympische Spelen zijn daarvoor een goed middel, omdat er -zoals
uit deze expositie blijkt -de politieke discussie over mensenrechten
in al zijn aspecten vaak een opvallende rol speelt. Aan de hand van
acht Spelen wordt dat hier aansprekend en goed zichtbaar in kaart
gebracht.
De Olympische Spelen die het meest met de oorlog en met mensenrechten
samenhangt, is natuurlijk die van 1936 in Berlijn. Tegenwoordig weten
we allemaal dat de nazi's de Spelen misbruikten om hun imago te
verbeteren en dat ze op het moment van de Spelen al zeer ver
gevorderde plannen hadden om joden te vervolgen. Dat blijkt onder meer
uit de bouw van het concentratiekamp Sachsenhausen, slechts enkele
tientallen kilometers van Berlijn verwijderd. Terwijl topsporters hun
wedstrijden afhandelden in het Olympisch Stadion, werkten 500
gevangenen dit concentratiekamp.
Dat weten we nu.En we weten nú wat de bedoelingen van de nazi's waren,
wat ze met de joden voor hadden en met iedereen die zich niet wilde
voegen naar hun ideeën.Maar ik kan me voorstellen dat Nederlanders in
de jaren dertig van de vorige eeuw niet wisten wat er in Duitsland
speelde. Voor de topsporters die zich voorbereidden op de Spelen was
dat niet anders. We hadden -zeker in vergelijking tot tegenwoordig -
niet de kennis die we nu wel hebben.
De toen 17 jarige Rie Mastenbroek was een van die topsporters. Ze had
zich gedegen voorbereid op de Spelen en won er maar liefst 3 gouden
medailles en een zilveren. Ze werd de `keizerin van Berlijn'
genoemd.Maar omdat de Spelen van 1936 later volledig in het licht van
de Tweede Wereldoorlog zijn komen te staan zijn maar weinigen van haar
bijzondere prestatie op de hoogte. Ik heb begrepen dat ze ook nooit
van haar overwinningen heeft kunnen genieten.
Nu zijn de meeste mensen geneigd te zeggen: ze had ook niks in Berlijn
te zoeken. Maar ook dat is achteraf geredeneerd. In 1936 gingen
nagenoeg alle topsporters naar de Olympische Spelen en geen enkel land
besloot tot een boycot. Slechts een enkeling, zoals de Nederlandse
bokser Ben Bril, ging niet.Door het verhaal van beide personen hier op
de tentoonstelling te vertellen, kun je als bezoeker haast niet om de
vraag heen: wat zou ik gedaan hebben. Dat vind ik ook tegelijk een van
de sterkste kanten van deze tentoonstelling.
Die vraag dringt zich bij meer Spelen op, zoals die van 1972 in
München. Als gevolg van een Palestijnse terroristische aanslag komen
elf leden van de Israëlische delegatie om het leven. Onmiddellijk
vragen bestuurders en sporters zich af of de Spelen moeten doorgaan of
niet na deze afschuwelijke politieke daad. Het antwoord is - zoals we
weten - de titel van deze expositie. Maar sommige sporters vertrokken
toch, zoals hardloper Jos Hermens. Judoka Wim Ruska bleef wel. En won
goud.
Zoals we hier op de expositie kunnen zien, heeft de Nederlandse
regering één keer besloten de Olympische Spelen te boycotten. Dat was
in 1956 in Melbourne. Naast Nederland besloten alleen Spanje en
Zwitserland ook niet te gaan vanwege de Russische inval in Hongarije.
Een aantal Nederlandse topsporters zag hun jarenlange voorbereiding in
een keer verloren gaan. Er waren zelfs al vier sporters in Melbourne
en zij kregen te horen dat ze naar huis moesten. Je kunt je de vraag
stellen of de reactie van Nederland de juiste was.
En die vraag brengt me bij de actualiteit van vandaag: de Olympische
Spelen in China en de discussie over mensenrechten die is aangewakkerd
door de Spelen.In tegenstelling tot diegenen die oproepen tot een
sportboycot ben ik van mening dat je de sport niet geïsoleerd mag
gebruiken om de mensenrechtensituatie in China aan te kaarten. Als je
een statement wilt maken moet je je niet tot sport beperken maar ook
de internationale handel erbij betrekken. Want waarom alleen de sport
boycotten terwijl er tal van handelsdelegaties heen en weer gaan?
Maar tegelijkertijd realiseer ik me dat sport zich niet in een
politiek-maatschappelijk vacuüm bevindt. Nu de mensenrechtensituatie
in China dankzij de Olympische Spelen in de mondiale schijnwerpers
staat, is het van belang om de dialoog met de Chinezen voort te zetten
en de openingen te benutten die sport biedt voor het aangaan van een
dialoog.
Dat heb ik zelf onder meer gedaan tijdens mijn werkbezoek aan China,
een paar maanden geleden. Ik heb toen met mijn Chinese collega
gesproken over het publieke debat dat in Nederland plaatsvindt over de
mensenrechtensituatie in China in relatie tot de Olympische Spelen.In
dit gesprek heb ik ook aandacht gevraagd voor de positie van
gehandicapten in het algemeen en gehandicaptensport in het bijzonder
en heb ik de kwestie Schone Kleren aangekaart. Dit houdt in dat we
sportproducten van de markt moeten weren die door kinderen worden
gemaakt.
De Chinese minister heeft kennis genomen van mijn standpunten. En hij
heeft gezegd er aan mee te willen werken dat Schone Kleren voor de
Spelen van 2012 vanzelf sprekend zijn.Tijdens de informele EU
Sportministers bijeenkomst in Slovenië heb ik eveneens de
mensenrechtensituatie in China in relatie tot de Olympische Spelen op
de agenda gezet.
Ook de individuele sporters kunnen een rol spelen bij het aangaan van
de dialoog met China. Ze hebben een eigen verantwoordelijkheid,
natuurlijk binnen de grenzen van het Olympisch Handvest. NOC*NSF heeft
de sporters op dat punt goed `gebriefd' en zal dat ook blijven doen.
Iedereen, dus ook de sporters, is tegenwoordig, dankzij allerlei
nieuwe media goed op de hoogte van wat er in China gebeurt.
Dames en heren, de geschiedenis leert ons dat de Olympische Spelen
vaak in verband worden gebracht met mensenrechten in al hun aspecten.
Dat spreekt duidelijk uit deze tentoonstelling. Als er over een aantal
jaren een vervolgexpositie plaatsvindt, zal China daarin ongetwijfeld
een plek krijgen. Hoe die plek eruit gaat zien, kunnen we nu nog niet
voorspellen, dat zal de toekomst moeten uitwijzen.Maar ik hoop dat
blijkt dat de Olympische Spelen in China, net als in Seoul in 1988,
hebben bijgedragen aan democratische hervormingen en verbeteringen van
de mensenrechten! Want dat dat ook het gevolg van de Spelen kan zijn,
is ook op deze tentoonstelling te zien.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport