De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk IZ/EA/2008/15193
Datum 28 mei 2008
Onderwerp Geannoteerde agenda Raad WSBVC van 9 juni
Bijgaand treft u de geannoteerde agenda aan voor de Raad WSBVC (onderdeel
werkgelegenheid en sociaal beleid) van 9 juni a.s. De geannoteerde agenda staat op de agenda
van het Europa-overleg van 3 juni a.s. De agenda voor de Raad is op een laat moment
vastgesteld. Het was daarom helaas niet mogelijk om u eerder te informeren.
Bij deze nota is tevens het verslag van de Raad van 29 februari gevoegd.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
Bijlage(n):
Geannoteerde agenda
Ons kenmerk
Bijlage I Geannoteerde agenda bij de Raad WSBVC (onderdeel werkgelegenheid en
sociaal beleid) van 9 juni 2008-05-27
Agendapunt: herzien voorstel voor richtlijn over de organisatie van arbeidstijden
Aard van de bespreking: politiek akkoord
Besluitvorming vindt plaats bij gekwalificeerde meerderheid op basis van EG-Verdrag artikel
137, lid 2 met medebeslissing van het EP, volgens de procedure van artikel 251 van het EG-
Verdrag.
Voorzitterschapsvoorstel
Het Sloveense Voorzitterschap zal streven naar een politiek akkoord op basis van de
voorstellen zoals die door de vorige Voorzitterschappen zijn gedaan. Deze handhaven de
aanpassing van de definitie van aanwezigheidsdiensten, waarover sinds het Nederlandse
Voorzitterschap overeenstemming bestaat. Voor wat betreft de opt-out wordt uitgegaan van
een maximum (cap) van 60 uur over een periode van 7 dagen te berekenen als een gemiddelde
over een periode van 3 maanden. Een nieuw element is dat, wanneer het inactieve deel van een
aanwezigheidsdienst wordt beschouwd als arbeidstijd conform de Hof arresten Simap en
Jaeger een cap van 65 uur geldt.
Het voorzitterschap zal vermoedelijk proberen om de uitzendrichtlijn te betrekken in haar
poging om overeenstemming te bereiken over de arbeidstijdenrichtlijn.
Nederlandse opstelling
Nederland hecht veel waarde aan een herziening van de arbeidstijdenrichtlijn, zodat de
problematiek rondom Simap/ Jaeger kan worden opgelost. Nederland is op zich geen
voorstander van een opt out regeling maar is omwille van een compromis steeds bereid
geweest om te accepteren dat een opt out regeling in de richtlijn blijft staan. Voorwaarde
daarbij voor Nederland is dat aan de toepassing van de opt out strenge voorwaarden worden
verbonden. Nederland kan zich in dit verband vinden in de voorgestelde cap van 60 uur over
een periode van 7 dagen te berekenen als een gemiddelde over een periode van 3 maanden.
Nederland kan ook instemmen met de nieuw geïntroduceerde cap van 65 uur wanneer het
inactieve deel van een aanwezigheidsdienst wordt beschouwd als arbeidstijd; indien deze tijd
wordt meegeteld, wordt de gemiddelde maximale arbeidstijd van 60 uur veel sneller bereikt en
is een hogere cap aan de orde.
Toelichting
De arbeidstijdenrichtlijn bevat een aantal minimumvoorschriften met het oog op de
bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers. Bepaald is onder meer dat
werknemers (gemiddeld) maximaal 48 uur per week mogen werken. In de richtlijn is echter
---
Ons kenmerk
ook de mogelijkheid opgenomen om hiervan af te wijken wanneer de werknemer hiermee
instemt (opt out).
Sinds 2004 wordt gesproken over herziening van de richtlijn. Deze herziening is nodig na de
uitspraken van het Hof in de zaken Simap en Jaeger. Het Hof bepaalde hierin dat tijd die
rustend tijdens een aanwezigheidsdienst op de arbeidsplaats wordt doorgebracht arbeidstijd is.
Verder moet compenserende rusttijd onmiddellijk na een aanwezigheidsdienst worden
verleend.
De laatste vergadering in de Raad vond plaats in december 2007. De lidstaten die voorstander
zijn van een uitfasering van de opt out toonden zich toen compromisbereid. Het Verenigd
Koninkrijk was echter niet bereid om deze lidstaten tegemoet te komen op de uitzendrichtlijn,
waardoor een politiek akkoord op beide richtlijnen uiteindelijk niet mogelijk bleek.
Agendapunt: herzien voorstel voor een richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van
uitzendkrachten
Aard van de bespreking: politiek akkoord
Besluitvorming vindt plaats bij gekwalificeerde meerderheid op basis van EG-Verdrag artikel
137, lid 2 met medebeslissing van het EP, volgens de procedure van artikel 251 van het EG-
Verdrag.
Voorzitterschapvoorstel
Het Sloveense Voorzitterschap heeft de richtlijn geagendeerd voor een mogelijk politiek
akkoord. Op het punt van de gelijke behandeling stelt het Voorzitterschapvoorstel dat
uitzendkrachten gelijk moeten worden behandeld ten opzichte van reguliere werknemers. De
verwachting is dat het Voorzitterschap zal proberen lidstaten tegemoet te komen die geen
wettelijk systeem voor het afsluiten van CAO's of geen praktijk van algemeen verbindend
verklaren hebben, om af te kunnen wijken van het principe van gelijke behandeling.
Verder houdt het Voorzitterschap vast aan het artikel dat regelt dat beperkingen en verboden
voor toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkt worden weggenomen. Het
Voorzitterschap zal vermoedelijk proberen om de overeenstemming te bereiken over de
uitzendrichtlijn door een koppeling te maken met de arbeidstijdenrichtlijn.
Nederlandse opstelling
Nederland staat positief ten opzichte van een EU richtlijn over uitzendarbeid waarin gelijke
behandeling van uitzendkrachten wordt voorgeschreven. Nederland is daarbij geen voorstander
van een wachttermijn, wel van een afwijkingsmogelijkheid bij collectieve
arbeidsovereenkomst of ander akkoord tussen sociale partners, mits dit laatste met voldoende
waarborgen omgeven is. Nederland is ook voorstander van het wegnemen van beperkingen en
verboden voor toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkten van de lidstaten. De richtlijn
kan leiden tot een verbetering van de kwaliteit van uitzendarbeid in de hele Europese Unie. Dit
---
Ons kenmerk
kan positief uitwerken voor het gebruik van uitzendarbeid in de EU. Het kan daarmee ook een
bijdrage leveren aan een grotere flexibiliteit op de Europese arbeidsmarkt.
Toelichting
De richtlijn regelt de toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkt en de
arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Onder Portugees Voorzitterschap (tweede helft
2007) is voor het laatst onderhandeld over de totstandkoming van een richtlijn uitzendarbeid.
Het Verenigd Koninkrijk bleek toen met name echter niet bereid te bewegen en de
onderhandelingen liepen stuk op een blokkerende minderheid. Het belangrijkste punt betrof de
lengte van de wachtperiode; het VK kon niet instemmen met een wachtperiode van 0 tot 6
weken voor de gelijke behandeling van uitzendkrachten met reguliere werknemers.
Ini het VK is recent een nationaal akkoord gesloten tussen sociale partners en de overheid. Dit
akkoord heeft betrekking op de behandeling van uitzendkrachten en bevat een wachtperiode
van 12 weken. Overeenstemming over de richtlijn is wellicht mogelijk, indien de lidstaten
instemmen met een mogelijkheid in de Voorzitterschaptekst om op basis van een dergelijk
akkoord af te wijken van het principe van gelijke behandeling.
Het artikel over het wegnemen van beperkingen en verboden kon eerder rekenen op ruime
steun van de lidstaten als onderdeel van een compromis over de totale tekst.
Agendapunt: raadsconclusies versterkte administratieve samenwerking detachering
Aard van de bespreking: aanname Raadsconclusies
Voorzitterschapvoorstel
De Raadsconclusies roepen de Lidstaten en de Commissie in algemene termen op tot onder
meer het versterken van hun samenwerking in het kader van detachering in nauwe
samenwerking met de nationale toezichthouders zoals de arbeidsinspectie en sociale partners.
Verder wordt de lidstaten gevraagd om met de Europese Commisie te onderzoeken in hoeverre
administratieve samenwerking kan worden versterkt om de praktische uitvoering van de
detacheringsrichtlijn te versterken.
Daarnaast roept de Raad de lidstaten op hun informatievoorziening aan sociale partners over
welke arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn op gedetacheerde werknemers te verbeteren.
Tot slot wordt de Commissie gevraagd zo snel mogelijk de huidige expertgroep betreffende
detachering te institutionaliseren. De taken van deze groep zullen onder meer het volgende
omvatten:
- uitwisselen van informatie en het onderzoeken van praktische problemen die zich
kunnen voordoen bij de uitvoering van regelgeving op het gebied van detachering
- de voortgang volgen op het gebied van informatievoorziening en administratieve
samenwerking.
---
Ons kenmerk
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies.
Toelichting
Deze Raadsconclusies zijn gebaseerd op de Mededeling van de Commissie "Versterkte
administratieve samenwerking in het kader de detacheringsrichtlijn d.d. april 2008".
Deze Mededeling roept de lidstaten op tot het volgende:
1. Het ontwikkelen van een informatie uitwisselingsysteem ter ondersteuning van de
samenwerking tussen overheden in het kader van de Detacheringsrichtlijn. Het systeem
zou tevens de praktische uitvoering van deze richtlijn moeten verbeteren.
2. Lidstaten worden gevraagd om hun inspanningen te versterken om toegang tot
informatie te verbeteren. Hier gaat hier om informatie voor ondernemingen en
werkgevers welke arbeidsvoorwaarden moeten worden toegepast in geval van
detachering.
3. Uitwisselen van goede praktijken.
Agendapunt: werkgelegenheidsrichtsnoeren
Aard van de bespreking: politiek akkoord
De Raad zal streven naar besluitvorming inzake de werkgelegenheidsrichtsnoeren. De
rechtsbasis wordt gevormd door artikel 128 EG en 152 EG (besluitvorming Raad met
gekwalificeerde meerderheid en consultatie procedure EP).
Voorzitterschapvoorstel
Tijdens iedere Europese Voorjaarraad dienen de werkgelegenheidsrichtsnoeren opnieuw
bekrachtigd te worden. Dit jaar is tevens een besluit genomen over de invulling van de nieuwe
Lissabon cyclus (2008-2010). Zoals vooraf aangekondigd was het EP niet in staat om voor de
Voorjaarsraad met de uitkomst van haar consultatie procedure te komen. Tijdens de Raad
WSBVC van 29 februari was daarom slechts een algemene oriëntatie van de Raad op de
werkgelegenheidsrichtsnoeren mogelijk. Aangezien de consultatie procedure van het EP nu is
afgerond, ligt het herziene voorstel (met enkele amendementen van het EP) nogmaals voor ter
bekrachtiging in de Raad.
Het EP heeft een groot aantal amendementen ingediend. Een beperkt aantal wijzigingen in de
toelichtende tekst op de richtsnoeren is overgenomen. Het Sloveense voorzitterschap is op het
moment van dit schrijven nog in gesprek met het EP over enkele kleine aanpassingen.
De richtsnoeren zelf zullen conform de besluitvorming tijdens de Europese Voorjaarsraad
ongewijzigd blijven. De focus op de implementatie van de Lissabonstrategie blijft daarmee
gehandhaafd.
---
Ons kenmerk
Nederlandse opstelling
De Nederlandse inzet op dit dossier was het ongewijzigd laten van de richtsnoeren om op deze
wijze de focus op de implementatie van de Lissabon strategie te behouden. Het voorstel van
het Sloveense voorzitterschap is in lijn met de Nederlandse inzet. Nederland kan hiermee
instemmen.
Toelichting
In de Raad van 29 februari heeft de Commissie voorgesteld de geïntegreerde richtsnoeren voor
groei en werkgelegenheid niet te wijzigen en om `nieuwe' beleidsuitdagingen en
doelstellingen die sinds 2005 zijn afgesproken, zoals op het gebied van energie en klimaat en
betere regelgeving, in de inleidende teksten te integreren. Ook het belang van de sociale
dimensie heeft extra aandacht gekregen in de inleidende tekst bij de richtsnoeren, waarbij de
focus op groei en werkgelegenheid behouden blijft. Hiertoe zijn enkele aanpassingen in de
toelichtende tekst aangebracht.
Agendapunt: Vaardigheden (skills), banen en jongeren:
a. Anticiperen op en matchen van behoeften op de arbeidsmarkt, met nadruk op
jongeren een initiatief in het kader van banen en vaardigheden (skills)
b. EMCO Opinie over Werkgelegenheid voor jongeren
Aard van de bespreking: aanname Raadsconclusies en opinie van het EMCO
Voorzitterschapvoorstel
Jeugd is een van de prioriteiten van het Sloveense Voorzitterschap. Dit heeft geleid tot de nu
voorliggende Raadsconclusies en een opinie van het werkgelegenheidscomité (EMCO):
· In de Raadsconclusies wordt dieper ingegaan op het belang van het in kaart brengen van de
(toekomstige) benodigde vaardigheden van jongeren op de arbeidsmarkt. Ook wordt de
Commissie verzocht om tijdens de Voorjaarsraad van 2009 te rapporteren over de
benodigde vaardigheden in Europa tot 2020.
· Een opinie van het werkgelegenheidscomité over Jeugd. Hierin worden het belang van
meer en betere investeringen in menselijk kapitaal, het in kaart brengen van de benodigde
vaardigheden, het stimuleren van ondernemerschap, mobiliteit en de rol van CWI en
andere actoren benadrukt.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de raadsconclusies en de opinie.
---
Ons kenmerk
Agendapunt: Voorstel voor een verordening van het EP en de Raad voor de
toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van
socialezekerheidsstelsels (Titel IV Financiële Bepalingen, Hoofdstuk III Invordering)
Aard van de bespreking: gedeeltelijke algemene oriëntatie
De rechtsbasis wordt gevormd door de artikelen 42 en 308 EG. De Raad besluit met
eenparigheid van stemmen. Er is co-decisie met het EP.
Voorzitterschapvoorstel
De toepassingsverordening volgt de indeling van de basisverordening nr. 883/2004. Nu ligt
hoofdstuk III van Titel IV (Financiële Bepalingen) voor. Dit hoofdstuk bevat de instrumenten
om grensoverschrijdend premies en onverschuldigd betaalde uitkeringen in te vorderen.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met het voorstel. De mogelijkheden om grensoverschrijdend
premies en onverschuldigd betaalde uitkeringen in te vorderen zijn uitgebreid ten opzichte van
de huidige toepassingsverordening nr. 574/72. Daar zijn alle lidstaten, inclusief Nederland,
verheugd over. Het past binnen het Nederlandse streven om over de grens een zo effectief
mogelijke handhaving te realiseren. Een groot deel van de bepalingen is gebaseerd op de
Invorderingsbijstandsrichtlijn, de richtlijn die op fiscaal gebied grensoverschrijdende
invorderingsinstrumenten bevat. De Nederlandse inzet was er met name op gericht om zoveel
mogelijk aan te sluiten bij deze richtlijn. (Richtlijn van de Raad van 15 maart 1976 betreffende
de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit
bepaalde bedragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (76/308/EEG, PB
L 73 van 19.3 1976, blz. 18.)
Toelichting
De socialezekerheidspositie van migrerende werknemers binnen de EU wordt geregeld door
twee verordeningen. Daarvan bevat één de inhoudelijke bepalingen (de basisverordening) en
de andere de uitvoeringsbepalingen (de toepassingsverordening). Deze
verordeningen zijn nodig voor de grensoverschrijdende co-ordinatie van de
socialezekerheidswetgevingen van de lidstaten. In 1998 is de Europese Commissie een groot
project gestart om beide verordeningen te moderniseren en te vereenvoudigen. De nieuwe
basisverordening nr. 883/2004 die de huidige basisverordening zal vervangen is al in
2004 in werking getreden, maar kan pas worden toegepast wanneer ook de nieuwe
toepassingsverordening in werking treedt. Begin 2006 heeft de Commissie een voorstel
vastgesteld voor deze toepassingsverordening. Dit voorstel wordt hoofdstuksgewijs
in de Raad behandeld. De tekst kan pas definitief worden vastgesteld wanneer de
onderhandelingen over het volledige voorstel zijn afgerond. Over een groot aantal
hoofdstukken heeft de Raad inmiddels een akkoord bereikt. Naar verwachting zal de gehele
---
Ons kenmerk
tekst tegen het einde van 2008 - onder Frans voorzitterschap - of in de eerste helft van 2009
onder Tsjechisch voorzitterschap - definitief worden vastgesteld. De Europese Commissie
hanteert als streefdatum voor inwerkingtreding 1 januari 2010.
Met het oog op een spoedige inwerkingtreding is het EP inmiddels begonnen aan een eerste
lezing van het Commissievoorstel. Stemmingen in de EP-Commissie Werkgelegenheid en
Sociale Zaken zijn op 29 mei 2008. Voltallige behandeling door het EP is voorzien voor juli
2008.
Agendapunt: Voorstel voor een Verordening van het EP en de Raad voor de
wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 883/2004 over de coördinatie van
socialezekerheidsstelsels
Aard van de bespreking: algemene oriëntatie
De Raad zal streven naar besluitvorming over de inhoud van een aantal bijlagen bij
Verordening (EG) nr. 883/2004. De rechtsbasis wordt gevormd door de artikelen 42 en 308
EG. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen. Er is co-decisie met het EP.
Voorzitterschapvoorstel
Het voorstel bevat de vaststelling en wijziging van diverse bijlagen bij Verordening (EG) nr.
883/2004. Inschrijvingen van de lidstaten op deze bijlagen zijn nodig om een goede co-
ordinatie van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten mogelijk te maken. Enkele
aanpassingen houden verband met de toetreding van lidstaten na de publicatie van
Verordening (EG) nr. 883/2004 op 30 april 2004 of met wijzigingen na die datum in de
nationale socialezekerheidswetgeving van enkele lidstaten. Daarnaast moet de inhoud van
enkele bijlagen nog in zijn geheel worden vastgesteld. Het voorstel van het Voorzitterschap
bevat - voor Nederland - inschrijvingen op:
- bijlage II: bepalingen van bilaterale verdragen die van toepassing blijven,
- bijlage IX: uitkeringen waarvan de hoogte onafhankelijk is van de duur van de vervulde
verzekeringstijdvakken,
- bijlage X: bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties,
bijlage XI: bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de wetgeving van de lidstaten.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de voorstellen. De Nederlandse inschrijvingen zijn geen
onderwerp geweest van discussie.
Toelichting
De Nederlandse inschrijving op bijlage II regelt dat verzekeringstijdvakken die Nederlandse
onderdanen tussen 1940 en 1945 op grond van een tewerkstelling tegen beloning in de Duitse
verzekering hebben vervuld, als vervuld voor de Nederlandse verzekering worden beschouwd
---
Ons kenmerk
indien de werknemer vóór 1 september 1945 de werkzaamheden heeft beëindigd en uiterlijk
31 december 1945 in Nederland is teruggekeerd.
Bijlage IX bevat de uitkeringen waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de
vervulde tijdvakken van verzekering. Wanneer iemand uit twee lidstaten over eenzelfde
periode eenzelfde soort uitkering ontvangt en er dus sprake is van een samenloop van rechten,
kunnen deze uitkeringen alleen op elkaar in mindering worden gebracht wanneer de
betreffende uitkeringen staan vermeld op bijlage IX. De Nederlandse WAO, de WAZ en de
ANW staan al vermeld op bijlage IX. Alleen de WIA was nog niet vermeld, omdat de WIA in
werking is getreden na de publicatie van Verordening (EG) nr. 883/2004. Met dit voorstel
wordt de inschrijving van de WIA op bijlage IX alsnog bewerkstelligd.
Bijlage X bevat de vermeldingen voor de bijzondere, niet op premiebetaling berustende
uitkeringen. Voor deze uitkeringen geldt dat zij van de algemene exportverplichting van de
Verordening kunnen worden uitgezonderd. Naast financiering uit de openbare middelen geldt
als voorwaarde dat de uitkeringen kenmerken hebben van de sociale bijstand. Dergelijke
uitkeringen moeten ofwel bedoeld zijn als aanvulling op een socialezekerheidsuitkering en de
betrokken personen een bestaansminimum - in verhouding tot de sociaaleconomische situatie
van de bevoegde lidstaat - garanderen. Ofwel moeten zij bedoeld zijn om uitsluitend personen
met een handicap een bijzondere bescherming te bieden die nauw aansluit bij hun sociale
omstandigheden in de betrokken lidstaat. Met de Nederlandse inschrijving op bijlage X zijn de
Toeslagenwet en de Wajong van de exportverplichting van Verordening (EG) nr. 883/2004
uitgezonderd. Dat is niet nieuw. Beide uitkeringen staan ook in een bijlage bij de huidige co-
ordinatieverordening sociale zekerheid, nr. 1408/71, waardoor export van deze uitkeringen
momenteel ook niet mogelijk is.
De Nederlandse inschrijving op bijlage XI behelst een wijziging van het onderdeel
ziektekosten. De bepaling ziet op gezinsleden van actieve militairen in het buitenland. De
voorgestelde wijziging regelt dat gezinsleden van militairen in actieve dienst die in het
buitenland wonen recht krijgen op verstrekkingen in hun woonland ten laste van Nederland.
Onder de huidige verordening (EEG) nr. 1408/71 is dezelfde bepaling opgenomen in een
bijlage. De bepaling is opgenomen als gevolg van een amendement van het Europees
Parlement. Europarlementariër mevrouw Oomen-Ruijten heeft het amendement voorgesteld
om te bewerkstelligen dat de betreffende gezinsleden voor hun
ziektekostenverzekeringsdekking minder geld kwijt zijn dan voor hun particuliere
ziektekostenverzekeringspolis waarop zij op dit moment zijn aangewezen. Naar verwachting
treedt de gewijzigde Bijlage van Verordening (EEG) nr.1408/71 in de tweede helft van mei
2008 in werking. Met de voorgestelde wijziging wordt dus voorkomen dat de
`verdragsdekking' die voor de genoemde gezinsleden is gecreëerd onder de huidige sociale
zekerheidsverordening (EEG) nr. 1408/71 weer zou verdwijnen bij het inwerkingtreden van de
opvolger daarvan, Verordening (EG) nr. 883/2004. De minister van Volksgezondheid, Welzijn
---
Ons kenmerk
en Sport heeft de Tweede Kamer in het `Masterplan buitenland', (TK 2007-2008, 30 918, nr.
27) toegezegd deze verdragsdekking te realiseren.
Agendapunt: Richtlijn voorstel "verbetering arbeidsmobiliteit via verbetering van de
verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten" (de pensioenrichtlijn,
voorheen de portability-richtlijn)
Aard van de bespreking: politiek akkoord
Voorzitterschapvoorstel
Tijdens de Raad van 5 december jl. bleek dat het grootste struikelblok het verschil van mening
tussen lidstaten ten aanzien van de tijd die een werknemer moet deelnemen voordat hij
pensioenaanspraken heeft opgebouwd (drempelperiode). Deze periode bedraagt in het
richtlijnvoorstel thans maximaal twee jaar. Met name Duitsland kan hiermee niet akkoord
gaan.
Het Sloveense Voorzitterschap voert momenteel nog steeds overleg met de meest betrokken
landen, waaronder Nederland, en de Commissie om een compromis tot stand te brengen met
betrekking tot de drempelperiode. Het Sloveense Voorzitterschap zocht een compromis door te
werken met overgangstermijnen, maar hier is tot nu toe geen overeenstemming over bereikt.
De verwachting is dat het voorstel van het Sloveense Voorzitterschap voor het overige niet zal
afwijken van het eerdere voorstel dat is gedaan onder het Portugese Voorzitterschap op basis
van een herzien Commissievoorstel van 9 oktober 2007. Hierin zijn de amendementen van het
EP en de besprekingen in de Raad tot nu toe (met inbegrip van de door Nederland geuite
bezwaren) meegenomen. De inhoud stemt in grote lijnen overeen met de wensen van
Nederland; de overdraagbaarheid van de pensioenen is komen te vervallen, de reikwijdte van
de richtlijn is verbreed (doordat het aantal uitzonderingsbepalingen sterk beperkt is) en ook de
behandeling van slapersrechten is conform de Nederlandse wensen geregeld.
Nederlandse opstelling
Nederland staat in principe positief ten opzichte van het voorstel zoals voorlag tijdens de Raad
van 5 december 2007, omdat daarin wordt tegemoet gekomen aan de Nederlandse wensen en
het de mobiliteit bevordert. Het discussiepunt is thans de drempelperiode. Op dit punt is nog
geen compromis bereikt. Dit betekent dat Nederland pas in een eindstadium tot een definitieve
positiebepaling kan komen, in het licht van de werkingssfeer en het ambitieniveau van de
richtlijn. Daarbij blijft Nederland voorstander van een zo kort mogelijke drempelperiode. Ten
aanzien van de andere bepalingen van het voorstel, houdt Nederland vast aan het voorstel zoals
voorlag aan de Raad van 5 december 2007.
10
Ons kenmerk
Toelichting
Het fundamentele probleem voor Duitsland blijft dat de richtlijn in zijn huidige vorm haaks
staat op de structuur van de Duitse "loyaliteits"-pensioensystemen, waarin een
pensioenregeling een beloning is voor trouwe dienst. Zij houden daarom vast aan een
drempelperiode van vijf jaar voor bestaande en nieuwe aanvullende pensioenregelingen.
Het doel van het oorspronkelijke Commissievoorstel van oktober 2005 was het wegnemen van
belemmeringen op het terrein van de aanvullende pensioenregelingen met het oog op het
bevorderen van het vrij verkeer van werknemers. Met deze richtlijn wilde de Commissie
deelnemers aan bedrijfspensioenregelingen zouden het recht moeten krijgen hun opgebouwde
rechten in regelingen mee te nemen naar een nieuwe werkgever. Dit zou geen verplichting,
maar een vrijwillige keuze zijn. Om het wisselen van baan niet te ontmoedigen, ook een
belangrijke doelstelling van de Lissabonstrategie, waren minimumnormen gesteld inzake
wacht- en vestigingsperiode en minimumleeftijd (artikel 4). In artikel 5 werd bepaald dat
lidstaten maatregelen nemen die toezien op een "eerlijke aanpassing" van de slaperrechten.
De onderhandelingen zijn zeer moeizaam verlopen. Oorzaak hiervan is de diversiteit in
pensioenstelsels in de 27 lidstaten, die maakt dat zelfs een eenvoudige bepaling voor iedere
lidstaat iets anders betekent.
Het gewijzigd Commissievoorstel bevat geen recht op communautaire waardeoverdracht meer.
Agendapunt: Herziening van de implementatie van de lidstaten en de EU instellingen van
het Beijing Platform for Action:
a) Indicatoren met betrekking tot meisjes
b) Vrouwen in politieke besluitvorming
Aard van de bespreking
De Raad streeft naar aanname van raadsconclusies over indicatoren in het kader van het
"Beijing Platform for Action".
Commissievoorstel / Voorstel Voorzitterschap
a) Indicatoren met betrekking tot meisjes
Het Sloveense voorzitterschap heeft voor dit voorjaar de volgende indicatoren ontwikkeld
inzake meisjes:
1. parameters voor seksuele voorlichting in het onderwijs;
2. Body Mass Index gerelateerd aan ontevredenheid van jongeren met hun lichaam;
3. onderwijsprestaties: vergelijking van prestaties in exacte vakken van 15 jarigen tot het
aantal vrouwen dat exacte studies volgt.
---
Ons kenmerk
b) Vrouwen in politieke besluitvorming
In de raadsconclusies wordt benadrukt dat gelijke participatie door vrouwen en mannen in
besluitvormingsprocessen een voorwaarde is voor gelijkheid en een basis vormt voor
democratie . In de conclusies worden de verschillende overheden, politieke partijen en sociale
partners aangemoedigd maatregelen te nemen om meer vrouwen in de politiek deel te laten
nemen door:
- studies naar positieve maatregelen, waaronder quota:
- voldoende maatregelen ter bevordering van de combinatie arbeid en zorg;
- politieke partijen aan te moedigen om gebalanceerde lijsten voor verkiezingen samen te
stellen.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de raadsconclusies op beide onderwerpen.
Toelichting
Het Beijing Platform for Action is aangenomen in New York tijdens de VN conferentie over
vrouwen in 1995 met als doel gelijkheid, ontwikkeling en vrede voor vrouwen te bevorderen.
Sinds 1995 ontwikkelen de EU-lidstaten vrijblijvende kwantitatieve en kwalitatieve
indicatoren op één van de 12 terreinen van het Beijing Platform for Action, om samenwerking
binnen de EU op deze twaalf terreinen te bevorderen.
a) Indicatoren met betrekking tot meisjes
Nederland heeft binnen Europa veruit de laagste deelname van meisjes die exacte vakken
kiezen in het voortgezet onderwijs. Na Finland heeft Nederland daarentegen de hoogste scores
in exacte vakken voor meisjes in relatie tot jongens. Hierbij gaat het om de vergelijking met
andere EU-landen, waarbij het laagste aantal meisjes die exacte vakken kiest tegelijkertijd de
hoogste scores haalt. Tot 2011 wordt drie miljoen euro extra uitgetrokken om meer meisjes te
interesseren voor een studie of opleiding in techniek en ICT.
Momenteel laat de minister van OCW een onderzoek doen naar de effecten van de
seksualisering op jongeren en op de maatschappij. Doel is inzicht te krijgen in de relatie tussen
seksualisering, zelfbeeld en gedrag. Voor de zomer zal de Tweede Kamer worden
geïnformeerd over de stand van zaken.
b) Vrouwen in politieke besluitvorming
Uit de cijfers bijgesloten bij de raadsconclusies blijkt dat in alle EU-lidstaten vrouwen in meer
of mindere mate ondervertegenwoordigd zijn in de verschillende politieke gremia. Nederland
neemt in dit verband maatregelen om meer (geschikte) vrouwen in het burgemeestersambt te
bevorderen.
12
Ons kenmerk
Agendapunt: Uitbannen van gender stereotypen in de maatschappij
Aard van de bespreking: aanname Raadsconclusies
De Raad zal streven naar aanname van raadsconclusies inzake het bestrijden en het tegengaan
van gender stereotyperingen.
Commissievoorstel / Voorstel Voorzitterschap
In de conclusies worden de lidstaten opgeroepen gender stereotypering te bestrijden in
onderwijs, cultuur, training en op de arbeidsmarkt door onder andere:
- de ontwikkeling van beleid en programma's om genderstereotypen uit te bannen en gender-
gelijkheid te bevorderen in onderwijscurricula en praktijken;
- de daadwerkelijke uitvoering en monitoring te versterken op het gebied van
gendermainstreaming;
- de bevordering van specifieke maatregelen om genderstereotypen uit te bannen in onderwijs
en cultuur, opleiding, beroepkeuzeadvisering en op de arbeidsmarkt.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de raadsconclusies. Ze sluiten aan bij het Nederlands
emancipatiebeleid zoals verwoord in de Emancipatienota.
Toelichting
De Raadsconclusies sluiten aan bij het verslag van de Europese Commissie over Gelijkheid
tussen mannen en vrouwen (2008), dat is aangenomen tijdens de Europese Voorjaarsraad.
In dit verslag is vastgesteld dat de lidstaten, in samenwerking met de sociale partners en het
maatschappelijk middenveld, de inspanningen moeten opvoeren ter bestrijding van stereotypen
in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in de media, en dat zij de rol van de man bij de
bevordering van de gendergelijkheid moeten accentueren.
Dit is van belang omdat op sekse gebaseerde vooroordelen en stereotypen bijdragen tot het
voortbestaan van een sekse-gesegregeerd onderwijsstelsel, dat een naar sekse gesegregeerde
arbeidsmarkt, beloningsverschillen en economische ongelijkheid tussen mannen en vrouwen
tot gevolg heeft.
13
Ons kenmerk
Agendapunt: diversen
De Raad zal kennis nemen van informatie van de Voorzitter van het SPC over het
voortgangsrapport "sociale diensten van algemeen belang".
De Raad zal kennisnemen van informatie van het Sloveense Voorzitterschap over diverse
conferenties:
(i) Conferentie over "Jobs for Youth Prosperity for All (Brdo, 2425 April
2008)
(ii) Conferentie over "Intergenerational Solidarity for Cohesive and Sustainable
Societies" (Brdo, 2729 April 2008)
(iii) Zevende Europese Bijeenkomst van Mensen in Armoede (Brussels,
16-17 May 2008)
(iv) Conferentie over "Convention on the Rights of Persons with Disabilities
From Words to Reality?" (Kranjska Gora, 2223 May 2008)
Het Sloveense Voorzitterschap zal tenslotte informatie verstrekken over het richtlijnvoorstel
over de voorwaarden van toegang en verblijf van derde landers met het doel van
hooggekwalificeerde arbeid.
14
Ons kenmerk
Bijlage II: Verslag Raad WSBVC (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid) van 29
februari 2008
Samenvatting
De Raad bereikte een akkoord over het op hoofdlijnen ongewijzigd laten van de
werkgelegenheidsdimensie van de Lissabonstrategie voor de periode 2008-2010. Deze
kernboodschap is doorgeleid naar de Europese Raad van 13 -14 maart jongstleden. Het
merendeel van de lidstaten benadrukte dat bij de huidige groei van economie en
werkgelegenheid, extra aandacht moet worden gegeven aan het aan het naar werk geleiden van
groepen die op een afstand van de arbeidsmarkt staan. De Raad bereikte tevens een akkoord
over een resolutie over de situatie van personen met een handicap.
Voorbereiding van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad en de tripartiete
sociale top werden gelijktijdig behandeld.
De Raad debatteerde over de door het Werkgelegenheidscomité en het Sociale
Beschermingscomité opgestelde concept-kernboodschappen van de Raad WSB aan de
Europese Raad van 13-14 maart inzake de accenten van de Lissabonstrategie voor de periode
2008-2010.
Het voorzitterschap stelde dat de Lissabonstrategie in termen van economische groei en
werkgelegenheidscreatie weliswaar vruchten afwerpt en er in 2009 naar verwachting vijf
miljoen extra banen zullen worden gecreëerd maar dat nog teveel mensen aan de kant staan,
vooral ook jongeren. Zij stelde dat de Unie moet voortgaan op het pad van
arbeidsmarkthervormingen en met voorrang, ook langdurig werklozen en mensen met onzeker
werk, betere perspectieven moet geven.
EU-commissaris Spidla onderstreepte eveneens de goede economische prestaties van de Unie
het afgelopen jaar en toonde zich ingenomen met de concept-kernboodschappen van de Raad
die nauw aansluiten bij de Lissabonprioriteiten van de Commissie. Verwijzend naar de titel
van het Voorjaarsrapport "Keeping up the pace of change" stelde hij dat alle lidstaten
hervormingen hebben ingezet maar niet in gelijke mate en dat in enkele lidstaten sprake is van
een zekere hervormingsvermoeidheid. Hij riep op tot een sterkere integratie van sociaal en
werkgelegenheidsbeleid met speciale aandacht voor het tegengaan van kinderarmoede en
jeugdwerkloosheid en ook voor het garanderen van een goede en gelijke toegang tot
gezondheidszorg.
Met betrekking tot het Commissie-rapport betreffende de gelijkheid tussen man en vrouw
stelde hij vast dat er op de arbeidsmarkt nog steeds sprake is van aanzienlijke
genderverschillen en dat slechts in geringe mate verbetering optreedt.
Voor de voorbereiding van de tripartite sociale top, droeg commissaris Spidla de onderwerpen
energie en klimaat, de nieuwe Lissaboncyclus, verzoening van werk en privéleven en de eigen
ook op flexicurity gerichte arbeidsmarktanalyse van de Europese sociale partners, aan.
15
Ons kenmerk
In de inbreng van veel lidstaten klonk instemming door met het ongewijzigd laten van het
richtsnoerenpakket waarop de Lissabonstrategie geschraagd is. Daarnaast stelde het merendeel
van de lidstaten dat nu sprake is van goede groei van economie en werkgelegenheid, extra
aandacht moet worden gegeven aan het aan het naar werk geleiden van kwetsbare groepen. Dit
ook omdat de huidige economische voorspoed niet in gelijke mate ten goede komt aan alle
geledingen van de samenleving. Een verder punt van consensus betrof de overtuiging dat
betrokkenheid en commitment van de sociale partners van belang zijn voor het vormgeven en
implementeren van beleid.
Een aantal landen benadrukte het belang om ook de burgers te overtuigen van de noodzaak van
de Lissabonhervormingen daarbij verwijzend naar hervormingen in eigen land op het vlak van
pensioenen en flexicurity-beleid. Frankrijk kondigde aan als aanstaand EU-voorzitter sterk in
te zullen zetten op de tegen de zomer te verwachten Sociale Agenda en sprak de hoop uit (ook)
op dit punt met Tsjechië en Zweden een sterke `trojka' te kunnen vormen.
Ook toonden enkele landen zich ingenomen met het feit dat in de begeleidende tekst bij de
werkgelegenheidsrichtsnoeren de sociale dimensie sterker is aangezet waarbij aangegeven
werd dat dit geluid ook in de Voorjaarsraadconclusies dient door te klinken. Daarbij werd het
belang onderstreept van werk dat in termen van een goede verzoening van arbeid en zorg,
veiligheid en gezondheid, opleiding en eerlijke beloning als "goede Arbeid" kan worden
aangemerkt.
Nederland wees op het belang van preventie van werkloosheid door het tegengaan van
schooluitval en het zorgdragen voor een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Het benadrukte hierbij de noodzaak om op nationaal niveau een hoofdlijnenbeleid te voeren
dat partijen op regionaal en lokaal niveau de juiste prikkels geeft bij de concrete invulling van
het beleid.
Enkele lidstaten spraken de verwachting uit dat onder invloed van globalisering
laaggeschoolde arbeid in toenemende mate onder druk zal komen te staan en suggereerden
richting de Commissie om bij-, om- en opscholing van werknemers als een prioritair
onderwerp te overwegen voor de Sociale Agenda. Eveneens onderschreven enkele lidstaten het
streven van de huidig voorzitter van de Raad om in te zetten op het meer systematisch in kaart
brengen van toekomstige arbeidsmarkttekorten.
De voorzitter concludeerde het akkoord van de Raad met de voorliggende stukken. Zij wees
erop dat aanname van de werkgelegenheidsrichtsnoeren moet wachten op afronding van
advisering door het Europees Parlement.
16
Ons kenmerk
Mededeling van de Commissie over de evaluatie van de interne markt
De voorzitter van het Sociaal Beschermingscomité gaf een korte toelichting op het advies en
wees op de werkgroep die dit comité heeft opgericht om het werk van de Commissie op het
vlak van diensten van algemeen belang te ondersteunen. De Voorzitter van het
Werkgelegenheidscomité wees op de mogelijke spanning die bestaat tussen de vier vrijheden
van de interne markt enerzijds en de sociale aspiraties van de Unie anderzijds en stelde dat de
Sociale Agenda kan fungeren als het sociale complement van het interne markt beleid.
Commissaris Spidla toonde zich ingenomen met de opinie die de lijn die de Commissie op dit
dossier heeft ingezet, ondersteund.
Ontwerp-resolutie van de Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de
regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de situatie van
personen met een handicap in de Europese Unie
De resolutie werd zonder discussie aanvaard.
Werkprogramma van het Comité voor de werkgelegenheid 2008
De Raad nam kennis van het werkprogramma van het EMCO en de daaronder ressorterende
werkgroepen.
Werkprogramma van het Comité voor sociale bescherming 2008
De Raad nam kennis van het werkprogramma van het SPC en de daaronder ressorterende
werkgroepen.
Missie voor flexizekerheid
De Raad nam kennis van de missie voor flexizekerheid. Deze missie zal een aantal lidstaten
bezoeken om zich te laten informeren over de vormgeving van flexizekerheid. De missie zal
rapporteren aan de Raad.
17
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid