Toespraak minister-president bij VNG-jaarcongres
Toespraak | 04-06-2008
Meer gemeenschappen, meer differentiatie en meer autonomie kunnen
leiden naar krachtiger gemeenten, aldus minister-president Balkenende
op het VNG-congres in Den Bosch
Dames en heren,
Wist u dat:
* 42% van de bevolking van Urk jonger is dan 24?
* Meer dan een kwart van de bevolking van Laren boven de 65 is?
* 79% van de Amsterdamse huizen huurwoningen zijn?
* In Rozendaal zich 86% van de huizen in de koopsector bevinden?
* 60% van de gemeente Leiden is bebouwd? En 7% van Ede?
Niet iedereen heeft natuurlijk deze exacte percentages paraat, maar
het beeld dat eruit naar voren komt is helder: er zijn grote
verschillen tussen de Nederlandse gemeenten. 443 gemeenten, 443
verschillende gezichten.
Er komt veel op gemeenten af. Globaal en lokaal raken meer en meer
verweven. De wereld lijkt wel kleiner, maar is ook complexer.
Bestuurlijke arrangementen hebben een hoge regeldichtheid. En de
burger is mondiger. U hebt gisteren al uitgebreid met elkaar gesproken
over deze dynamiek.
De vraag is nu hoe we - tegen de achtergrond van deze dynamiek en
complexiteit - kunnen bouwen aan versterking van gemeenten. Want
alleen een sterke gemeente geeft burgers in hun directe leefomgeving
vertrouwen, veiligheid en vitaliteit.
Graag wil ik vandaag drie oriëntaties met u bespreken. Oriëntaties die
in mijn ogen de kracht van gemeenten - en daarmee ook de kracht van de
burgers - kunnen vergroten.
1. Gemeenschappen zijn de ruggengraat van gemeenten
Om te beginnen wil ik de basale vraag aan de orde stellen: Wat zijn
gemeenten? Of beter gezegd: Waaruit bestaan gemeenten? Het antwoord is
- denk ik - eenvoudig, namelijk gemeenschappen.
Nederland is door de eeuwen heen vooral een verzameling gemeenschappen
geweest. Gemeenschappen die zich meer en meer hebben geclusterd. Van
de vele stadjes en ommelanden uit de middeleeuwen, via de gewesten en
provincies van de 16e en 17e eeuw naar de bestuurlijke indeling zoals
we die nu kennen: met 443 gemeenten en 12 provincies.
Een overzichtelijke indeling. Maar we moeten ons niet blind staren op
de organisatorische samenstelling van Nederland. We dienen juist meer
oog te hebben voor de organische manier van samenleven. Ook nu nog is
onze samenleving een gevarieerde verzameling gemeenschappen.
Gemeenschappen die zich niet per definitie houden aan gemeentegrenzen.
Kijk bijvoorbeeld naar de plek waar we ons nu bevinden:
's-Hertogenbosch. Naast de stad Den Bosch bestaat deze gemeente uit
een diversiteit aan gemeenschappen: Rosmalen, Empel, Engelen, Orthen,
Hintham en ik vergeet er ongetwijfeld nog een aantal. Sommige van deze
gemeenschappen zijn tegenwoordig minder herkenbaar, ik denk
bijvoorbeeld aan Orthen. Maar anderen zijn nog zeer levendig en trots
op hun eigenheid, zoals Empel.
Juist in deze globaliserende wereld zien we dat burgers zich willen
herkennen in hun eigen leefomgeving. Ze verlangen naar vertrouwdheid
en veiligheid. Ze zoeken naar de menselijke maat, naar een gemeenschap
waarin ze zich thuis voelen.
Als bestuurders is het onze taak deze tendens niet alleen te
herkennen, maar ook te erkennen. Hoe belangrijk dat is, heeft het
gemeentebestuur van Oosterhout ervaren. Het idee was meer zichtbaar te
maken dat de omliggende dorpen wezenlijk deel uitmaken van de stad
Oosterhout. Om dat te realiseren wil het bestuur af van de benaming
'kerkdorpen' en deze 'stadsdorpen' gaan noemen.
Maar het gevolg is reuring in de kerkdorpen. De herkenbaarheid staat
op de helling. De gemeenschap voelt zich niet erkend. Men stelt zich
teweer. En daardoor worden verbindingen tussen gemeenschappen eerder
gedwarsboomd dan bevorderd.
Sterke gemeenschappen vormen een sterke gemeente. Laten we daarom
samen werken aan versterking van de gemeenschappen als ruggengraat van
de gemeente. Natuurlijk doen de meeste gemeenten dat al. Maar ik wil
hier een pleidooi houden om daar nog actiever en nog creatiever mee om
te gaan.
Het sociaal kapitaal ligt bijna letterlijk op straat in de wijken,
buurten en dorpen. Maatschappelijke organisaties, vrijwilligers en
mantelzorgers doen dag en nacht veel en goed werk. Met de Wet
Maatschappelijke Ondersteuning in de hand, hebben gemeenten een scala
aan mogelijkheden en vrijheden om samen met de civil society de
gemeenschappen verder te ontwikkelen.
Een mooi voorbeeld is wat er is gebeurd met het Chrysantenveld in
Geleen. Dit is een groot open terrein middenin de wijk Lindenheuvel.
Jarenlang werd dit terrein gebruikt voor de illegale dump van huisvuil
en andere troep. Totdat een groep actieve buurtbewoners er genoeg van
had en het veld grondig ging opruimen en opknappen. Inmiddels zijn er
op het Chrysantenveld - door nauwe samenwerking van buurtbewoners,
welzijnsorganisaties en de gemeente - een kinderboerderij en een
speeltuin gevestigd.
Buurtbemiddeling laat ook de kracht van de civil society zien. Huis-,
tuin- en keukenconflicten over bijvoorbeeld parkeerproblemen, overlast
van huisdieren en ontsierende satellietschotels, worden door de
bewoners onderling met medewerking van een buurtbemiddelaar opgelost.
1600 buurtbemiddelaars zetten zich in heel Nederland al vrijwillig in
voor het behoud van een plezierig leefklimaat en hopelijk worden dat
er snel meer.
Het succes van deze voorbeelden wordt verklaard uit de menselijke
maat, uit de lokale schaal. Dat is ook de kern van de wijkaanpak van
het kabinet. Het behoeft geen betoog dat de financiële aspecten van de
wijkaanpak als controversieel zijn ervaren het afgelopen jaar. Mijn
motivatie om samen met de minister voor Wonen, Wijken en Integratie
krachtig voort te gaan is gelegen in de filosofie van het Actieplan
Krachtwijken: maatwerk, gebaseerd op de lokale situatie en behoeften.
Het gaat niet alleen over woningbouw, maar evenzeer over
wijkvoorzieningen, centra voor jeugd en gezin, werkgelegenheid,
onderwijs en inburgering, cultuur, burgerschap en veiligheid in de
openbare ruimte. Maar ik realiseer me zeer wel: dat alles werkt alleen
met sterke gemeenschappen en sterke gemeenten.
Dames en heren,
2. Meer durven differentiëren
Ik kom toe aan een tweede oriëntatie die in mijn ogen relevant is bij
het vergroten van de kracht van gemeenten. Ik zei het al aan het begin
van mijn toespraak: gemeenten verschillen. Waarom dan bij de
vormgeving van nieuw beleid niet meer verschil maken tussen gemeenten?
Differentiatie is niet nieuw. Het heeft in 1992 zelfs een wettelijke
basis gevonden in artikel 109 Gemeentewet. Hierin staat: "Bij of
krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen
gemeenten."
Ik voel er wel voor dit wetsartikel af te stoffen en vaker toe te
passen. Is gemeentelijke uniformiteit nog wel van deze tijd? Does one
size still fits all? Waarom niet meer durven differentiëren?
Natuurlijk: in de praktijk komt differentiatie regelmatig voor. Maar
differentiatie wordt dan vaak gekoppeld aan onderscheid maken tussen
grote en kleine gemeenten. Ameland is geen Amsterdam. Zwolle is geen
Zuidhorn. Dat is zonder meer waar, maar er speelt meer. Want zijn ook
de verschillen tussen grote gemeenten niet alom aanwezig? Wordt
Rotterdam niet met heel andere problemen geconfronteerd als
Maastricht? Of wat te denken van Amsterdam en Den Haag?
Een geslaagd voorbeeld van differentiatie is in mijn ogen de
Rotterdamwet uit 2005. Met behulp van deze wet kan op onconventionele
wijze worden ingegrepen in achterstandswijken waar overlast en
onveiligheid overheersen. Zo kunnen onder meer panden die de
leefbaarheid van de buurt aantasten worden gesloten en kan de
toestroom van kansarmen door middel van een huisvestingsvergunning
tijdelijk worden beperkt. Natuurlijk is de wet geen panacee voor alle
problemen. Maar het levert wel een bijdrage aan de oplossing van een
hardnekkige situatie.
Een andere mogelijkheid om te differentiëren hangt samen met het thema
vergrijzing. Momenteel worden gemeenten die kampen met een krimpend
inwoneraantal geconfronteerd met een korting uit het gemeentefonds.
Waarom niet in bepaalde gevallen een aparte maatstaf ontwikkelen of
ten minste een hardheidsclausule toepassen? De maatschappelijke
effecten van een dalend inwoneraantal - meestal als gevolg van
vergrijzing - zijn enorm. Ook voor gemeenten hangt er een fors
prijskaartje aan. Is het dan billijk hen te onderwerpen aan het
landelijk uniforme systeem? Het genuanceerde advies "Bevolkingsdaling"
van de Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor de financiële
verhoudingen hierover verdient in mijn ogen alle aandacht.
Dames en heren,
Als we meer willen differentiëren, dan moeten we dat wel consequent
doen. In de afgelopen zes jaar heb ik tijdens werkbezoeken, al dan
niet samen met collega's, stad en land afgelopen. Overal ontmoet ik
enthousiasme voor nieuwe initiatieven. Enthousiasme omdat burgers,
organisaties, gemeenten voor hun problemen en uitdagingen een
perspectief zien die op hun situatie is toegesneden. Ze willen graag
zelf actie ondernemen. Ze treden het centraal gezag met enige scepsis
tegemoet.
Die vrijheidsdrang zit ons Nederlanders in het bloed. Ik zou haast
zeggen; de drang tot differentiatie behoort tot de Nederlandse
identiteit. Maar datzelfde geldt voor het zoeken naar consensus, voor
'polderen'. Ook dat is typisch Nederlands.
Nu heb ik gezien dat bruisende lokale initiatieven en wensen wel eens
worden beperkt door de drang om op overkoepelend, landelijk niveau,
commissies in te stellen, akkoorden af te sluiten en
modelverordeningen te maken. Lokaal maatwerk, lokaal enthousiasme komt
dan vast te zitten in de Hollandse klei.
Beste gemeentebestuurders, let op uw zaak! Laat ook uw eigen
koepelorganisaties u niet de vrijheid tot differentiatie ontnemen.
Dames en heren,
3. Meer autonomie voor gemeenten
Ik kom toe aan mijn derde en laatste punt. In onze bestuurlijke
organisatie moet het uitgangspunt zijn welke bestuurslaag het beste in
staat is om een taak uit te voeren. De burger is het meest gebaat bij
een oplossingsgerichte benadering.
Daarom zijn het gemeenten die de gemeenschappen centraal moeten
stellen. Daarom moet differentiatie mogelijk zijn. En daarom pleit ik
voor meer autonomie voor gemeenten.
Dat pleidooi heeft ook een normatieve kant. U kent ongetwijfeld
artikel 124 van de Grondwet waarin staat dat voor provincies en
gemeenten de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun
huishouding aan hun besturen wordt overgelaten.
Wezenlijk in dit artikel is de term 'overgelaten'. Deze drukt niet uit
dat deze toekenning als het ware een 'gunst' is van de rijksoverheid.
Wie thuis is in de constitutionele geschiedenis van Nederland, weet
dat met de term 'overgelaten' tot uitdrukking wordt gebracht dat
gemeenten en provincies een langere historie hebben dan het Rijk. De
bevoegdheid tot het zelfstandig regelen en besturen van de eigen
huishouding is derhalve een eigen, oorspronkelijke bevoegdheid.
Vanzelfsprekend moet bij het vergroten van de autonomie van gemeenten
keer op keer bekeken worden of een gemeente voldoende bestuurskracht
heeft om meer taken - of nog meer taken - uit te voeren. Maar als dat
zo is, dan moet het Rijk niet schromen de autonomie van gemeenten te
vergroten. Of beter gezegd: de autonomie die gemeenten ten principale
hebben ten volle te respecteren. En ten volle te benutten - in het
belang van burgers.
Het kabinet heeft recent al besloten dat Rijk en provincies minder
toezicht gaan uitoefenen op de uitvoering van taken door gemeenten.
Daarnaast krijgen provincies en gemeenten meer vrijheid in het
besteden van het geld dat ze ontvangen van het Rijk. De 101 specifieke
uitkeringen die er nu nog zijn, moeten aan het eind van deze
kabinetsperiode zijn teruggebracht tot 37.
Kortom, we zijn al aardig op weg, maar ik denk wel dat we verder
kunnen gaan bij het vergroten van de autonomie en mogelijkheden van
gemeenten. Laat ik kort drie terreinen aanstippen waar wellicht nog
verbeteringen kunnen worden bereikt.
Het eerste terrein is de behandeling door gemeenten van bezwaren of
klachten van burgers. Als iemand nu bezwaar maakt tegen het afwijzen
van zijn bouwvergunning, raakt een gemeente bijna verstrikt in het net
van de Algemene Wet Bestuursrecht. De regels en procedures zijn lang,
ingewikkeld en niet altijd even efficiënt.
Waarom niet volstaan met een algemene regel in de wet die zegt dat een
gemeente klachten en bezwaren zorgvuldig moet behandelen? Hoe aan dit
zorgvuldigheidscriterium invulling wordt gegeven, is dan aan de
gemeente. Op deze manier kan er bijvoorbeeld meer ruimte ontstaan voor
mediation.
Hetzelfde kan wellicht gaan gelden voor het verlenen van subsidies
door gemeenten aan bijvoorbeeld inspirerende maatschappelijke
initiatieven. Ook hierover staan in de Awb gedetailleerde regels. Je
kunt je afvragen of die bij subsidieverstrekking nog wel nodig zijn.
Iedere gemeente heeft sinds een aantal jaren toch een rekenkamer?
Het laatste terrein dat ik wil noemen waarbij je je kunt afvragen of
de gemeenten niet meer autonomie kunnen krijgen, is de inburgering.
Gemeenten zijn met de Wet Inburgering geconfronteerd met veel
bureaucratisch gedoe. Met een wet die maatwerk belemmert. De
resultaten blijven achter. Dat kan anders en beter. Gemeenten hebben
als geen ander inzicht in de persoonlijke situaties van inwoners die
moeten inburgeren. Waarom gemeenten dan niet zelf laten bepalen hoe
deze mensen het snelst integreren in de samenleving?
Dames en heren,
Ik heb drie oriëntaties geopperd die in mijn ogen kunnen leiden naar
krachtiger gemeenten. Wat centraal moet staan in ons denken over
lokaal bestuur is de vraag: hoe creëren we de beste voorwaarden voor
vertrouwen, veiligheid en vitaliteit van burgers. Denken vanuit
oplossingen en niet vanuit vaste structuren die maatwerk in de weg
staan. Dat is kort samengevat een kwestie van méér: méér
gemeenschappen, méér differentiatie en méér autonomie.
Op lokale schaal is Nederland een rijke schakering van honderden, zo
niet duizenden gemeenschappen, stedelijke en landelijke gebieden,
gewesten.
Op globaliserende wereldschaal is heel Nederland een economisch
sterke, internationaal meetellende en welvarende grote gemeente van
ruim 16 miljoen inwoners.
Op lokale schaal zijn wij een land. Een land dat u en ik samen mogen
besturen voor onze burgers. Dat is een voorrecht. Laten we daar
zorgvuldig en met hartstocht mee omgaan. En laten we dat vooral samen
doen.
Dank u wel.
Ministerie van Algemene Zaken