3 juni 2008
De Bestuurskamer van de SER heeft de Tweede Kamer laten weten twijfels
te hebben over een wettelijke regeling van het draagvlakonderzoek. Nu
de Code Goed Bestuur van de product- en bedrijfschappen een
vergelijkbare bepaling over het draagvlakonderzoek bevat, moet worden
afgezien van een wettelijke regeling van het draagvlakonderzoek. Aan
de Tweede Kamer ligt momenteel het wetsvoorstel tot wijziging van de
Wet op de bedrijfsorganisatie voor.
Bepaling in Code Goed Bestuur voldoet
Uit proefonderzoek is gebleken dat veel vragen en onduidelijkheden
bestaan, die niet allemaal kunnen worden opgelost in een nadere
regeling. Ook vindt de Bestuurskamer het onjuist om iedere ondernemer,
ongeacht zijn grootte, in het onderzoek gelijk gewicht toe te kennen.
Het gebruik van een kwantitatief scherp criterium (60% van de
ondernemers moet vóór handhaving van het schap zijn) kan het effect
hebben van een besluitvormend referendum. Dat daar nog een
bestuurlijke afweging naast moet worden gezet, stelt evenwel eisen aan
de uitkomsten van het onderzoek, in de zin van betrouwbaarheid en
realiteitsgehalte. Nu de Code Goed Bestuur van de product- en
bedrijfschappen een vergelijkbare bepaling over het draagvlakonderzoek
bevat, vindt de Bestuurskamer dat moet worden afgezien van een
wettelijke regeling van het draagvlakonderzoek.
Ook de regeling van het draagvlakonderzoek dat moet plaatsvinden
voordat een nieuw schap wordt ingesteld, roept naar de mening van de
Bestuurskamer nog veel vragen op.
Motivering beperking Schilthuisaftrek onvoldoende
In haar brief aan de Tweede Kamer gaat de Bestuurskamer ook in op
enkele andere onderwerpen. Zo vindt zij de motivering onder de
beperking van de Schilthuisaftrek tot algemene heffingen
"ondeugdelijk". Vanuit de basisgedachte achter de aftrek - het
stimuleren van de organisatiegraad van ondernemers - ligt het immers
niet voor de hand om onderscheid te maken naar het type heffing. De
beperking is daarnaast problematisch voor de bedrijfschappen, en staat
haaks op het streven (ook van het kabinet) om het aantal algemene
heffingen te verminderen ten gunste van specifieke heffingen.
Instemming ministers botst met onafhankelijk toezicht
Verder vindt de Bestuurskamer dat de benodigde instemming van de
ministers voor een jaarlijks door de SER op te stellen toezichtplan
afbreuk doet aan het streven naar onafhankelijk toezicht. Ook is de
instemming niet nodig om een dialoog tussen ministeries en SER te
`waarborgen', zoals het kabinet wil. Ten slotte zal deze wettelijke
bepaling niet leiden tot de gewenste vermindering van het toezicht,
aldus de Bestuurskamer.
Briefadvies
De bovenstaande zorgen en twijfels heeft de Bestuurskamer geuit in een
brief van 2 juni 2008 aan de Tweede Kamer. De Bestuurskamer is het
onderdeel van de SER dat toezicht houdt op de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties op basis van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
Zij adviseert daarnaast over genoemde wetgeving en onderwerpen van
algemeen bestuurlijk-juridische aard.
---
Sociaal-Economische Raad