Time : 16:18:12
Date : 03 June 2008
Sender Name: UGent Laboratorium Toegepast Ecochemie
De duurzaamheid van energieteelten
Recente mediadebatten laten zich onterecht uit tegen de opkomst van
energieteelten. Paradoxaal genoeg kunnen Europese energieteelten
zelfs een positieve impact hebben op de wereldwijde voedselproductie
en verdeling: NGO's klagen immers reeds jaren aan dat zwakkere
zuiderse landbouweconomieën niet uit de startblokken geraken door de
massale export van gesubsidieerde westerse producten. Typerende
voorbeelden hier van zijn de jaarlijkse campagnes van 11.11.11 met
als slogan in 2006: "stop de verstikkende voedselexport naar het
zuiden".
Door de ontwikkeling van lokale, duurzame non-food alternatieven kan
Europa de verplichte braakligging eindelijk opheffen, dewelke
eertijds was ingevoerd om de impact van westerse voedseloverproductie
op de wereldeconomie te temperen. Om een beeld te geven: de
verplichte braakligging in Vlaanderen (ca.7500 ha) lag in 2006-2007
vier maal hoger dan het totale areaal aan energieteelten (ca. 1800
ha).
Vanuit energetisch standpunt zijn de energieteelten voor aanmaak van
biogas (een hernieuwbaar equivalent van aardgas) veruit het meest
rendabel: voor elk deel fossiele energie die wordt geïnvesteerd in de
teelt, transport en conversie ervan naar energie, krijgen we 8 tot 12
delen groene elektriciteit en warmte terug, waarbij vergisting de
andere technologieën ver achter zich laat. De teelt van 30 ha
energiemaïs volstaat zo voor het voorzien van 400 inwoners van groene
elektriciteit, wat op zich een CO2 winst oplevert van ca. 300 t CO2
t.o.v. aardgascentrales of 500 t CO2 t.o.v. meer vervuilende
steenkoolcentrales. Bijkomend voordeel van vergisting is dat ook
andere biomassastromen, zoals mestoverschotten en nevenstromen van de
voedingsnijverheid mee worden verwerkt tot hernieuwbare
elektriciteit. Hierdoor krijg je extra milieuvoordelen als
mestverwerking en duurzame benutting van secundaire grondstoffen,
waar deze vroeger als ballast-afvalstromen werden beschouwd. Dat
België een tandje moet bijsteken om zijn duurzame doelstellingen te
behalen is wel duidelijk: tegen 2020 dient 13% van onze productie te
geschieden op basis van hernieuwbare bronnen, momenteel behalen we
slechts 2,7% waarmee we binnen de EU-27 op de 24e plaats staan en
enkel Estland, Cyprus en Malta achter ons laten.
Voor de andere biobrandstoffen kan men de volgende nuances
aanbrengen. De opkomst van energieteelten dient gecontroleerd te
gebeuren, waarbij import van tropische oliën (vb. palmolie) voor de
invulling van Europese hernieuwbare energie-doelstellingen aan de
nodige scrupule dient te worden onderworpen. Zo dient Europa niet
dezelfde agressieve weg op te gaan bij de uitbouw van zijn energie
areaal als de explosieve ontwikkeling van bio-ethanol in de VS,
waarbij tot 1/3 van de korrelmaïs productie van sommige staten reeds
bestemd zijn voor non-food toepassingen. De explosieve groei in de VS
heeft zijn impact gehad op de maïsprijzen in Latijns-Amerika, waar
maïs deel uitmaakt van de basisvoeding. Europa is hierin veel
gereserveerder waarbij slechts 1,5% van de tarwe in de EU voor
non-food wordt gebruikt. De koers die de Europese Commissie heeft
uitgezet rond biodiesel, moet verder toelaten om de hernieuwbare
energiecriteria ook versneld toe te passen in het bestaande
wagenpark. Wat men hierbij vanuit duurzaamheidperspectief vaak
vergeet te vermelden is dat er voor elk deel geproduceerde biodiesel
er twee delen plantaardige nevenstromen ontstaan die bestemd zijn
voor de hoogwaardige veevoeding waardoor het conflict tussen energie
en voeding ook op lokaal vlak niet volledig opgaat. Bovendien
ontstaat er bij de raffinage van biodiesel ook een belangrijke
glycerine nevenstroom die gerecycleerd wordt naar de cosmetica.