Antwoorden op kamervragen van Agema en Madlener over giftgheid van nieuwe meubels voor babykamers
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
3 juni 2008
VGP-K-U-2851929
Antwoorden van minister Klink, mede namens de minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op de vragen
van de kamerleden Agema en Madlener (beiden PVV) over giftigheid van
nieuwe meubels voor babykamers (2070817870).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht "Babykamer vol gifdamp"? 1)
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Onderschrijft u de uitkomsten van het onderzoeksinstituut van de TU
Delft dat nieuwe meubels in babykamers vol gifdamp zitten en dat het
maanden duurt voordat meubels, vloerbedekkingen en gordijnen
uitgedampt zijn? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat ouders al tijdens
de zwangerschap hiervan op de hoogte zijn, en doeltreffende
maatregelen kunnen nemen?
Antwoord 2
Allereerst wil ik erop wijzen dat alle producten die zich op de
Nederlandse markt bevinden veilig moeten zijn op grond van artikel 18A
van de Warenwet. Dit geldt uiteraard ook voor emissies van stoffen uit
(baby)meubels.
Dit laat onverlet dat meubels, moderne inrichtingsmaterialen en
bouwmaterialen resten van chemische verbindingen, zoals formaldehyde,
weekmakers etc. kunnen bevatten. Deze stoffen komen langzaam vrij in
het binnenmilieu en worden in principe door ventilatie en
schoonmaakactiviteiten afgevoerd.
Uit onderzoek blijkt dat de emissies van stoffen die vrijkomen als de
voorwerpen nieuw zijn hoger zijn dan die na verloop van tijd. Het
duurt weken tot maanden voordat emissies naar een laag
achtergrondniveau terugzakken. Of stoffen die vrijkomen ook werkelijk
tot hinderlijke of schadelijke effecten bij de mens kunnen leiden, is
afhankelijk van meerdere factoren. De aard, kwaliteit en samenstelling
van het materiaal waarmee het voorwerp is gemaakt en de wijze waarop
het materiaal is verwerkt is van invloed op de hoeveelheid vrijkomende
stoffen. De concentratie en de toxiciteit van de vrijkomende stof en
de duur van de blootstelling aan die stof is bepalend voor het risico
van de stof voor de gezondheid.
Dhr.Hasselaar heeft, zo begrijp ik, een literatuurstudie uitgevoerd
naar diverse internationale onderzoeken waarin is gekeken naar de
relatie tussen binnenmilieu en gezondheidseffecten. Door alle
conclusies op een rij te zetten en dit te vertalen naar de specifieke
situatie voor de babykamer illustreert Hasselaar dat er in de
literatuur aanwijzingen zijn dat er een relatie is tussen
concentraties van stoffen in het binnenmilieu op de babykamer en de
gezondheid van de baby. Er zijn dus geen specifieke metingen in
babykamers in NL door de TU in Delft uitgevoerd en voorts worden geen
concentraties van stoffen genoemd en er is ook geen risicobeoordeling
uitgevoerd. Er is nog geen officiele publikatie beschikbaar en dus kan
naar aanleiding van dit onderzoek nog geen gefundeerde uitspraak
worden gedaan over de risico's voor de gezondheid van babies in
relatie tot stoffen die vrijkomen uit voorwerpen.
Voor het antwoord op het tweede deel van vraag 2 verwijs ik naar het
antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Onderschrijft u de conclusie dat deze gifdampen zeer ernstige en
blijvende ademhalingsproblemen bij kinderen kunnen veroorzaken? Zo ja,
hoe gaat u bewerkstelligen dat dit wordt voorkomen?
Antwoord 3
Bekend is dat bepaalde vluchtige verbindingen schadelijk zijn voor de
gezondheid. Hoe ernstig de effecten zijn, hangt af van de
blootstellingsduur en concentratie van de stof waaraan wordt
blootgesteld maar ook van andere persoonsgebonden factoren.
De Minister van Wonen, Wijken en Integratie, mede namens de Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op 2
januari 2008 een brief over de gezondheidskundige kwaliteit van
woningen (30 535 en 28 325, nr. 14) aan de Tweede Kamer gezonden. In
deze brief werden de resultaten van recent onderzoek van TNO (in
opdracht van VROM) in 1240 woningen en van de GGD Eemland in Vathorst
(in opdracht van de gemeente Amersfoort) vermeld. Deze resultaten
laten zien dat de norm voor een aantal stoffen zoals vluchtige
organische stoffen, benzeen en formaldehyde in een aanzienlijk
percentage van de woningen wordt overschreden.
Echter, beide onderzoeken waren niet gericht op de vraag uit welke
bouw- en consumentenproducten deze stoffen vrijkomen. Ook zijn de
metingen niet specifiek uitgevoerd in babykamers.
In het algemeen er is op nationaal en internationaal niveau steeds
meer aandacht voor de kwaliteit van het binnenmilieu. Daarom werkt de
WHO op dit moment in opdracht van de EU aan EU-advieswaarden voor een
aantal stoffen waaronder benzeen en formaldehyde en een voorstel voor
een aanpak voor deze stoffen.
In de hierboven vermelde kamerbrief kondigt de Minister van Wonen,
Wijken en Integratie onder meer aan:
o In te zetten op de aanpak in EU-verband van emissies van schadelijke
stoffen uit bouwproducten naar de binnenlucht.
o In samenwerking met het Ministerie van VWS extra aandacht te vragen,
in daartoe bestemde Europese gremia, voor relevante emissies vanuit
consumentenproducten naar het binnenmilieu.
o De komende jaren voorlichting te geven aan burgers, verhuurders,
bedrijfsleven en andere overheden over de verbetering van de
gezondheidskundige kwaliteit van woningen.
Vraag 4
Als vooral een nieuwbouwwoning gelijktijdig met een nieuwe inrichting
een rampzalige combinatie is - heel veel mensen beginnen aan kinderen
vlak nadat ze hun nieuwbouwwoning betrekken - hoe gaat u dan
bewerkstelligen dat mensen goed geïnformeerd zijn over het intensief
en langdurig ventileren van hun nieuwe woning?
Antwoord 4
VROM zal in de voorlichting, zoals genoemd in de laatste punt van de
opsomming in vraag 3, aandacht besteden aan het bevorderen van een
goed binnenmilieu van woningen en dus ook babykamers.
1) Babykamer vol gifdamp, De Telegraaf, 13 april 2008