Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
2 juni 2008
GMT-K-U-2854363
Antwoorden van minister Klink op de vragen van het Kamerlid Schermers
(CDA) over de Centrale Apotheek (2070815540).
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat de Centrale Apotheek de huisarts een
vergoeding wil geven als die ervoor zorgt dat de herhaalreceptuur van
zijn patiënten wordt verzorgd door de Centrale Apotheek, een
`robotapotheek'?
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van de desbetreffende publicatie waarin
wordt aangekondigd dat de Centrale apotheek, die zich gaat richten op
herhaalrecepten, zal onderzoeken of zij de kosten die huisartsen maken
voor de verspreiding van geneesmiddelen kan en mag vergoeden.
Vraag 2
Komt op deze manier de vrije apotheekkeuze niet onder druk te staan,
nu hierdoor de arts geneigd zal zijn zijn patiënten om financiële
redenen naar deze apotheek te verwijzen?
Antwoord 2
De patiënt heeft te allen tijde de vrijheid om zijn geneesmiddelen van
de apotheek van zijn keuze te betrekken. Er is geen enkele taak voor
huisartsen om patiënten naar specifieke apotheken te verwijzen. Zoals
in antwoord 1 al is aangegeven worden volgens de Centrale Apotheek
geen vergoedingen verstrekt aan huisartsen om er voor te zorgen dat
herhaalreceptuur via de Centrale Apotheek wordt afgeleverd. Dat kan en
mag ook niet op grond van artikel 11 van het vorig jaar in werking
getreden Besluit Geneesmiddelenwet, dat een verbod op financiële
belangenverstrengeling tussen arts en apotheekhoudende bevat.
De voorzieningenrechter wijst in zijn vonnis van 25 april 2008 in een
kort geding tussen een een apotheek (gesteund door de KNMP) en een
huisartsenpraktijk in Nieuwegein die een samenwerkingsverband is
aangegaan met de Centrale apotheek op het verbod van artikel 11 van
het Besluit Geneesmiddelenwet (Rb Utrecht zaaknummer / rolnummer:
246495 / KG ZA 08-314). De voorzieningenrechter acht het voorshands
voldoende aannemelijk dat de huisartsenpraktijk deze wettelijke norm
ter bescherming van het belang van een goede geneesmiddelenvoorziening
schendt door de samenwerking met de Centrale apotheek. Nu deze norm de
belangen van de volksgezondheid beoogt te beschermen en niet de
bescherming van de (economische) belangen van de desbetreffende
apotheek in Nieuwegein, handelt de huisartsenpraktijk niet
onrechtmatig jegens de apotheek en wijst de voorzieningenrechter de
eisen van de apotheek en de KNMP af. Wel wijst de voorzieningenrechter
er op dat de vraag of de werkwijze van de huisartsenpraktijk de
belangen van de volksgezondheid schendt ter beoordeling is van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ heeft een en ander
inmiddels in onderzoek.
Overigens komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat niet is
gebleken dat de huisartsenpraktijk op dit moment daadwerkelijk een
vergoeding ontvangt of voor de nabije toekomst is toegezegd voor het
doorsturen van herhaalrecepten naar de Centrale Apotheek. Daarnaast
is, aldus de voorzieningenrechter, uit de overgelegde stukken en het
ter zitting verhandelde gebleken dat de huisartsenpraktijk de patiënt
vraagt aan te geven via welke apotheek hij zijn herhaalmedicatie wil
bestellen. De huisartsenpraktijk en de Centrale apotheek maken dan ook
geen inbreuk op de vrije apotheekkeuze van de patiënt.
Vraag 3
Deelt u de mening dat onduidelijkheid voor de patiënt ontstaat en de
patiëntveiligheid in het geding is doordat de patiënt zijn medicatie
zo via twee apotheken krijgt: de herhaalmedicatie via de Centrale
Apotheek en de eerste prescripties via de eigen apotheek?
Antwoord 3
Ik ben niet bang dat er onduidelijkheid bestaat bij de patiënt als hij
medicatie krijgt uit twee verschillende apotheken. Hij maakt immers
een bewuste keuze om zijn herhaalmedicatie van een landelijk werkende
apotheek te betrekken. Overigens is het afnemen van geneesmiddelen van
meer dan één apotheek niet nieuw. Zo constateerde de IGZ in 2004 dat
5% van de patiënten hun medicatie van verschillende apotheken
betrokken . Hiermee komt de keuzevrijheid van de patiënt tot
uitdrukking. Ook voor de patiëntveiligheid zie ik in beginsel geen
problemen omdat elke afleverende apotheek zich op de hoogte moet
stellen van de meest actuele medicatiegegevens van de patiënt. Zie ook
het antwoord op vraag 6.
Vraag 4
Deelt u de mening van de Centrale Apotheek dat de vergoeding terecht
zou zijn omdat de huisarts logistiek bij de aflevering van de
medicijnen wordt betrokken en als `postkantoor' fungeert? Betekent dit
dat er in de huisartsenpraktijk mogelijk een voorraad geneesmiddelen
aanwezig is (niet afgehaalde medicatie, mogelijk ook opiaten)? Is dat
wettelijk toegestaan?
Antwoord 4
Apotheken die geneesmiddelen bezorgen of doen bezorgen en daarbij
gebruik maken van logistieke dienstenverleners betalen die
dienstverleners voor hun diensten. Een koeriersdienst zal zijn
diensten immers niet voor niets aanbieden en als de apotheek "zelf"
bezorgt heeft de apotheek kosten. Naast bezorging via de post,
koeriersdienst of een eigen bezorgdienst van de desbetreffende
apotheek, wordt ook gebruik gemaakt van uitdeelposten waar, onder
verantwoordelijkheid van een (beherend) apotheker, geneesmiddelen
feitelijk aan de patiënt worden overhandigd of uit een kluisje door
hem kunnen worden opgehaald. De IGZ ziet dergelijke uitdeelposten als
een "aard- en nagelvaste bezorgdienst". Voorzover in een uitdeelpost
geneesmiddelen aanwezig zijn, merkt de IGZ deze geneesmiddelen niet
aan als geneesmiddelen in voorraad omdat het hier gaat om afgescheiden
en geïndividualiseerde geneesmiddelen die op naam van de
desbetreffende patiënt zijn gesteld in afwachting van de feitelijke
aflevering. Als deze uitdeelposten geen "eigendom" zijn of deel
uitmaken van de desbetreffende apotheek, dan ligt het in de rede dat
voor de dienstverlening via een dergelijke "aard- en nagelvaste
uitdeelpost" wordt betaald.
Indien een huisartsenpraktijk wordt gebruikt als uitdeelpost komt
evenwel ook het verbod op financiële belangenverstrengeling van
artikel 11 van het Besluit Geneesmiddelenwet aan de orde. Op grond van
dit verbod mag de huisartsenpraktijk geen vergoeding krijgen voor het
doorsturen van herhaalrecepten naar de Centrale Apotheek. Het artikel
verbiedt beroepsbeoefenaren om samenwerkingsrelaties aan te gaan die
tot gevolg hebben of kunnen hebben dat ter hand stellen van op recept
voorgeschreven geneesmiddelen aan patiënten wordt beïnvloed door
andere motieven dan die van een goede geneesmiddelenvoorziening.
Voorzover een huisartsenpraktijk uitsluitend in een logistieke
capaciteit wordt betrokken bij het (doen) overhandigen van
geneesmiddelen en patiënten voor die distributiewijze hebben gekozen
(en er dus geen sprake is van - verboden - zelfstandige ter
handstelling van geneesmiddelen door de huisartsenpraktijk) lijkt een
goede geneesmiddelenvoorziening niet zonder meer te worden aangetast.
Daarmee is een reële financiële vergoeding voor de logistieke
dienstverlening m.i. niet op voorhand uitgesloten, maar er zal zeer
kritisch moeten worden gekeken naar de invulling en de maatvoering
daarvan.
Vraag 5
Kan invulling worden gegeven aan de eisen van de Wet op de
Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO), aangezien in deze
werkwijze geen persoonlijk contact met een apotheker mogelijk is?
Antwoord 5
De Centrale Apotheek is een landelijk werkende apotheek die gebruik
maakt van de mogelijkheden van internet. Daarnaast is deze apotheek
voorzien van een robot zoals tal van apotheken in Nederland.
"Internet-apotheken" spelen in op een behoefte bij patiënten met
chronische medicatie. Enerzijds is het chronisch gebruik planbaar,
anderzijds heeft deze patiënt niet altijd behoefte aan (extra)
informatie van de apotheker ten opzichte van de informatie in de
bijsluiter omdat deze informatie hem bijvoorbeeld al bekend is. Wat de
invulling van de eisen van de Wet op de Geneeskundige
Behandelingsovereenkomst (WGBO) betreft, merk ik op dat in deze
werkwijze op zich zelf wel persoonlijk contact met een apotheker
mogelijk is (iedere apotheek moet een voor het publiek toegankelijk
ruimte hebben) maar dat het niet voor de hand ligt dat patiënten die
voor hun chronische medicatie hebben gekozen voor een landelijk
werkende apotheek daar veel behoefte aan zullen hebben. Overigens is
persoonlijk contact geen vereiste uit de Geneesmiddelenwet maar moet
contact mogelijk zijn. Dat kan op meerdere manieren geregeld zijn,
zoals bijvoorbeeld via e-mail of een informatie(telefoon)lijn.
Vraag 6
Hoe kan via de formule van de Centrale Apotheek invulling worden
gegeven aan het voorkomen van geneesmiddeleninteracties?
Antwoord 6
Zoals ik in antwoord op vragen van de Tweede Kamerleden Gerkens en
Kant over de Nationale apotheek al heb aangegeven gelden voor alle
apotheken dezelfde kwaliteitseisen, ongeacht of zij gebruik maken van
de mogelijkheden van internet of landelijk werken .
De IGZ houdt toezicht op alle apotheken om de veiligheid en de
kwaliteit van de geneesmiddelenvoorziening te bewaken. Elke
afleverende apotheek zal zich op de hoogte moeten stellen van de meest
actuele medicatiegegevens van de patiënt. Apotheken moeten deze
medicatiegegevens uitwisselen en aanvullen mede op basis van hun eigen
gedragsnormen zoals opgenomen in de Nederlandse Apotheek Norm.
Uit onderzoek van de IGZ in 2006 bleek dat de gegevensverstrekking
door landelijk werkende apotheken aan de "vaste" apotheek over het
algemeen in orde was (antwoord op Kamervragen over de
geneesmiddelendistributie ).
Vraag 7
Bent u bereid de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) grondig onderzoek te
laten verrichten naar de formule van de Centrale Apotheek en de nodige
maatregelen te nemen om de kwaliteit en veiligheid te waarborgen?
Antwoord 7
In het desbetreffende artikel in het Pharmaceutisch Weekblad van 7
maart jl. stelt de Centrale apotheek dat er geen sprake is van een
vergoeding voor de huisartsenpraktijk, maar dat wel gekeken wordt of
onkosten kunnen worden vergoed. Zoals ook in het hiervoor aangehaalde
kort geding aan de orde is gekomen heeft de Centrale apotheek in dit
verband contact opgenomen met de Nederlandse Zorgautoriteit om te
bezien of en in hoeverre extra kosten aan de kant van huisartsen
gegenereerd worden en of die kosten met in achtneming van de geldende
wet-en regelgeving voor vergoeding in aanmerking komen.
De IGZ is de aangewezen instantie om kwaliteit en de veiligheid van de
geneesmiddelen-voorziening te beoordelen en om te bezien of sprake is
van verboden belangenverstrengeling. Ook de IGZ heeft inmiddels
contact gehad met de Centrale Apotheek en overlegt op korte termijn
met de NZa. Ik zal u van de uitkomsten van dat overleg op de hoogte
stellen.