zorg'
`Menselijke maat moet weer terug in de zorg'
Toespraak, 29 mei 2008
De menselijke maat moet weer terug in de zorg. Meer aandacht voor
mensen en wat minder aandacht voor de regels. Want veilige zorg is
belangrijk, maar de kwaliteit van het leven zélf is dat net zo goed.
Dat zei staatssecretaris Jet Bussemaker tijdens het congres `Zorg met
passie, passie voor zorg' in Zwolle. De tekst van haar toespraak is
hieronder afgedrukt.
Dames en heren,
Om te beginnen hartelijk dank voor de bundel `U zit hier mooi'. Omdat
ik de drukproef mocht inzien, weet ik dat de daarin afgedrukte
cursiefjes een even mooi als divers beeld geven van de alledaagse
werkelijkheid in de langdurige zorg. Uit die verhaaltjes blijkt hoe
mensen die structureel afhankelijk zijn van zorg, hun dagelijkse leven
en de zorg die ze krijgen ervaren. Zowel de positieve als de minder
positieve zaken komen aan bod.
De cursiefjes vormen daarmee een mooie spiegel van de werkelijkheid.
Ik complimenteer de samenstellers Lineke Verkooijen en Bas van der
Sijde dan ook graag met deze bundel. Ik kan `m iedereen die in de
langdurige zorg werkt van harte aanbevelen. En ik denk ook dat de
inhoud van de bundel goed past bij waar het vandaag tijdens dit
congres over gaat: humane zorg. Oftewel: zorg waarin de menselijke
maat voorop staat. Zowel voor degenen die de zorg ontvangen als voor
degenen die de zorg leveren.
Ik heb het dan over zaken als aandacht, respect en waardering voor
elkaar. Dat betekent onder meer: een gelijkwaardige relatie tussen
zorgverlener en cliënt, een goed gesprek kunnen voeren met elkaar en
de cliënt zo veel mogelijk de regie over zijn of haar leven laten
voeren. Dus uitgaan van wat iemand nog wél kan en niet van wat iemand
niét meer kan.
Het zijn allemaal heel basale, bijna vanzelfsprekende zaken. Maar wel
zaken die in de loop der tijd zijn ondergesneeuwd bij wat ik maar noem
de meer technische kant van de zorgverlening. Ik doel dan op
bijvoorbeeld de prestatie-indicatoren, de registratie-cultuur, de
indicatiestelling, de nadruk op het terugdringen van bijvoorbeeld
decubitus of de aandacht voor valpreventie.
Allemaal belangrijke zaken die bijdragen aan een betere kwaliteit van
de zorg. En waar terecht veel aandacht voor is en energie in wordt
gestopt. Maar de slinger van de klok is soms wel iets te ver
doorgeslagen naar die richting van het zorgproces. Ik denk dat we het
daar allemaal wel over eens zijn. Ik vind het daarom heel goed dat dit
congres in het teken staat van de humane waarden die net zo goed
belangrijk zijn voor de kwaliteit van de zorg.
We zijn met z'n allen de afgelopen jaren een beetje uit het oog
verloren dat het in de zorg gaat om mensen. Voor die mensen - of ze nu
in een instelling wonen of nog thuis - is niet alleen de fysieke
veiligheid belangrijk, dus of ze de goede medicijnen krijgen, niet uit
bed vallen, genoeg eten en drinken krijgen of geen last hebben van
doorligwonden. Voor ouderen, gehandicapten, chronisch zieken - in
feite iedereen die afhankelijk is van zorg - gaat het ook om die
andere dingen die ik al noemde: aandacht, respect, autonomie.
Wat ik maar wil zeggen is: het gaat om de kwaliteit van het bestaan.
Dat is ook, zoals u wellicht weet, de ondertitel van het plan dat ik
vorig jaar heb gepresenteerd na afloop van de 100-dagentour van dit
kabinet. In dat plan heb ik onder meer geschreven dat ik er van
overtuigd ben dat goede zorg voor ouderen vorm krijgt in een relatie
tussen klant en professional die is gebaseerd op vertrouwen. En ook
dat meer tijd voor daadwerkelijk contact tussen cliënt en professional
heel veel kan bijdragen aan de kwaliteit van de zorg.
Daarom wil ik investeren in die relatie tussen zorgverlener en cliënt.
Ik doe er dan ook alles aan om ervoor te zorgen dat verpleegkundigen
en verzorgenden meer tijd en aandacht aan hun cliënten kunnen
besteden. Dat doe ik onder meer door geld uit te trekken om 6000 extra
medewerkers in de zorg aan te kunnen stellen. En ook door te kijken
waar er overbodige regels kunnen worden geschrapt die het werk van de
zorgverleners soms belemmeren.
Ik ben ervan overtuigd dat juist die dialoog tussen cliënten en
zorgverleners cruciaal is voor de kwaliteit van de zorg. En daarom
moeten de professionals ook de ruimte en de tijd krijgen om die
dialoog aan te gaan. Want alleen dán kom je erachter wat iemand wil en
kun je daar ook je zorgverlening op afstemmen.
Ik heb tijdens mijn werkbezoeken wel gemerkt dat er doorgaans met veel
inzet en passie wordt gewerkt, maar dat de resultaten toch
verschillend zijn. De ene instelling doet het echt beter dan de
andere. Soms ligt dat aan de logistiek, soms aan de mentaliteit, soms
aan ingesleten patronen. Dingen gebeuren soms zoals ze gebeuren omdat
het al twintig jaar zo wordt gedaan.
Ik bedoel: waarom moet alle bewoners van een instelling allemaal om
zeven uur worden gewekt, zodat ze om tien uur gewassen en gestreken in
de recreatiezaal zitten? En waarom moeten allemaal voor negen uur 's
avonds naar bed? Ik chargeer misschien een beetje, maar het komt nog
steeds voor. En ik weet ook dat het anders kan. Er is een, gelukkig,
toenemend aantal verpleeg- en verzorgingshuizen waar de zorg veel meer
is afgestemd op het levensritme van de mensen. Niet iedereen wil nu
eenmaal vroeg op en vroeg naar bed. Waarom niet iemand pas om negen
uur gewekt als hij of zij dit prettig vindt?
Tijdens een werkbezoek hoorde ik het verhaal van een demente mijnheer
die 's nachts vaak ronddwaalde, toch om zeven uur werd gewekt en de
rest van de dag een rothumeur had. Ja logisch. Waarom laat je zo
iemand niet tot desnoods 12 uur slapen? Daar voelt die man zich veel
prettiger bij en het personeel van die instelling waarschijnlijk ook,
omdat hun cliënt dan veel prettiger in de omgang is.
Ik ken instellingen waar al op zo'n mensgerichte manier wordt gewerkt.
Zo wonen de bewoners van verpleeghuis De Strijp-Waterhof in Den Haag
in zogeheten leefstijlgroepen. Er is onder meer een Indische groep,
die - u raadt het al - elke dag Indisch kookt. Zij eten nasi of bami,
terwijl de andere bewoners aardappels met speklapjes eten. Ook dát is
een goed voorbeeld van zorg waarbij rekening wordt gehouden met wat
mensen prettig vinden. Geen confectie, maar maatwerk.
En in de praktijk blijkt dat dat soort individuele of op een groep
afgestemde wensen eigenlijk altijd goed zijn in te passen in de
dagelijkse gang van zaken. Natuurlijk vergt dat in het begin enige
aanpassing, maar ik heb nog nooit gehoord dat het ten koste ging van
bijvoorbeeld de aandacht voor andere cliënten. Je kunt wel voor
iedereen het gemiddelde willen aanhouden, maar dan krijgt eigenlijk
niemand wat hem of haar toekomt. De één heeft nu eenmaal meer aandacht
of hulp nodig dan de ander. Waarom moet dan iedereen precies even veel
krijgen?
Ik vind het belangrijk dat daar in instellingen over wordt gepraat.
Met de bewoners natuurlijk, maar ook tussen de zorgverleners onderling
en met de leiding van de instelling. Om dat te stimuleren heb ik
kennisorganisatie Vilans gevraagd om, in samenwerking met
beroepsorganisatie Sting en brancheorganisatie Actiz, een programma te
ontwikkelen. Dat programma heet `Het goede gesprek' en moet de dialoog
tussen alle partijen in de instellingen voor langdurige zorg op gang
brengen. Daar stel ik zo'n half miljoen euro per jaar voor
beschikbaar.
Dames en heren,
Ik rond af. Ik denk dat mijn boodschap wel duidelijk is: de menselijke
maat moet weer terug in de zorg. Meer aandacht voor mensen en wat
minder aandacht voor de regels. Want kwaliteit van zorg is niet alleen
af te meten aan het aantal gevallen van decubitus of het aantal mensen
dat uit bed valt. Veilige zorg is belangrijk, maar de kwaliteit van
het leven zélf is dat net zo goed.
Hoe dat in de zorgpraktijk van alledag gestalte moet krijgen, daarover
gaat het vandaag. `Zorg met passie - Passie voor Zorg' is dan ook een
goed gekozen titel van dit congres. Ik zou `m willen uitbreiden met:
`Passie voor Mensen'. Want passie gaat over mensen en niet over
regels.
Een mooi voorbeeld daarvan kwam ik tegen in het boekje dat ik net in
ontvangst heb genomen. In één van de cursiefjes vragen twee
medewerkers van een zorginstelling aan een broer en een zus hoe ze het
hun moeder beter naar de zin kunnen maken. De zus vertelt dat moeder
een avondmens is en dat ze vroeger altijd om een uur of acht ontbijt
op bed kreeg van haar man. Ik citeer nu de zus:
`Maar we snappen wel dat dat hier natuurlijk niet kan. En weet je wat
die zuster toen zei? We zullen eens kijken of uw moeder dat nu ook nog
leuk vindt. We maken haar meestal 's ochtends wakker, maar dat is ook
wel eens om zeven uur. En soms wil ze dan helemaal niks. Misschien is
dat ook gewoon veel te vroeg voor haar. En die andere zuster zei: we
zouden uw moeder om ongeveer acht uur ook eerst ontbijt op bed kunnen
brengen. Wat denkt u, zou ze dat leuk vinden? Wij denken dat ze dat
prachtig zal vinden, je weet het natuurlijk nooit zeker, maar toch.
Mijn broer en ik zeiden later nog tegen elkaar: zie je wel, ze zijn
daar echt goed voor moeder'.
Ik dank u voor uw aandacht en ik wens u nog een boeiend, informatief
en interessant vervolg toe van dit congres.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport