Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
ostbus 20017
P
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van
uni 2008
2 j DCE/10013
Onderwerp
Oprichting Nationaal Historisch Museum
Op 25 februari jongstleden heb ik de Tweede Kamer per brief (kamerstukken II, 2007-2008, 31200)
geïnformeerd over mijn voornemen om een stichting Nationaal Historisch Museum op te richten. Bij
dezen zend ik u de concept-statuten van de stichting toe.
Conform het kader voor stichtingen dat de minister van Financiën op 11 december 2006 aan de Tweede
Kamer heeft aangeboden (kamerstukken II, 2006-2007, 25268, nr. 42), heeft overleg plaatsgevonden
met het DG MOS van het ministerie van BZK en het DG Rijksbegroting van het ministerie van
Financiën. Met de Algemene Rekenkamer heeft overleg plaatsgevonden, zoals voorgeschreven in
artikel 96, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001. Ter toelichting ga ik hieronder in op het doel en
de opzet van de stichting en de subsidierelatie. Tenslotte licht ik u in over de beloning van de leden van
de raad van toezicht.
doel en opzet van de stichting
De stichting gaat werken volgens het raad-van-toezicht-model dat gebruikelijk is voor de
rijksgesubsidieerde musea. Hierbij wordt de code cultural governance gehanteerd.
De stichting Nationaal Historisch Museum heeft ten doel het bevorderen van het historisch besef en de
kennis van de geschiedenis van Nederland. De stichting beoogt haar doel te bereiken onder meer door
het realiseren en exploiteren van een voor het publiek toegankelijk gebouw in Arnhem, door
samenwerking aan te gaan met organisaties op het gebied van in ieder geval cultureel erfgoed,
geschiedenis, media, onderzoek en onderwijs en door te fungeren als een podium voor debat.
subsidierelatie
Ik ben voornemens de stichting Nationaal Historisch Museum subsidie te verlenen op grond van de
AWB, de herziene Wet op het specifiek cultuurbeleid, het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en de
Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen.
5
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 2/2
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 2007 heb ik reeds aangegeven dat het Nationaal
Historisch Museum net als de andere rijksgesubsidieerde musea een instelling wordt met een
zelfstandige en onafhankelijke status. Ook voor wat betreft de plek van het Nationaal Historisch
Museum in het bestel, sluit ik aan bij de andere rijksgesubsidieerde musea. Het Nationaal Historisch
Museum wordt een aangewezen instelling met een langjarig subsidieperspectief. Dit doe ik op grond
van de criteria voor aanwijzing in artikel 4b van de herziene Wet op het specifiek cultuurbeleid,
waaronder het specifieke belang van de activiteiten van de te subsidiëren instellingen voor de cultuur
van Nederland.
beloning van de leden van de raad van toezicht
Van de leden van de stuurgroep c.q. de raad van toezicht van het museum in ontwikkeling wordt een
grotere inspanning gevraagd dan gebruikelijk is voor de leden van raad van toezicht van een museum
in bedrijf. De leden van de raad van toezicht kunnen daarom tot aan de opening van het museum voor
hun functie vacatiegeld ontvangen conform het Vacatiegeldenbesluit 1988. Deze vergoeding wordt bij
KB geregeld. De beloning van de voorzitter is reeds geregeld bij KB. De vergoedingen worden in de
jaarrekening zichtbaar gemaakt en nader toegelicht.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl