Maandag 02-06-2008
Raad
voor de Journalistiek: NOVA heeft onjuist en tendentieus bericht omtrent vermeende radicalisering NMO
De Raad voor de
Journalistiek heeft op vrijdag 30 mei 2008 zijn beslissing inzake de klacht van de Nederlandse Moslim Omroep tegen NOVA aan partijen bekend gemaakt. De klacht betrof de NOVA-reportages van 11 oktober 2007 en 8 februari 2008, gewijd aan de NMO, waarin NOVA berichtte dat de NMO in handen zou zijn gevallen van radicale moslims respectievelijk in een bestuurlijke crisis zou verkeren.
De RvdJ oordeelt dat de NOVA-reportages
ten onrechte de indruk wekken dat de NMO als gevolg van de vermeende radicalisering geen liberale programma's meer uitzendt. Hier speelt een belangrijke rol dat de maker van de reportages, Arnob Chakrabarty, van 2003 tot en met 2007 voor de NMO heeft gewerkt en dus bekend kan worden verondersteld met de NMO-organisatie en -programmering. Nader onderzoek, bijvoorbeeld naar het optreden van de NMO-programmaraad, was op zijn plaats geweest. In plaats daarvan worden er in de reportages alleen personen aan het woord gelaten die met de NMO in conflict zijn. Aldus is de kijker eenzijdig en inadequaat geïnformeerd en heeft NOVA de grenzen overschreden van hetgeen - gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid - maatschappelijk aanvaardbaar is.
Voorts heeft de RvdJ
overwogen dat NOVA (te) kort door de bocht heeft bericht over de (complexe) organisatorische veranderingen rondom de NMO. NOVA had in de berichtgeving omtrent het buiten het bestuur van de overkoepelende Stichting Verzorging Islamitische Zendtijd houden van de Alevitische en Ahmadiyya-moslims meer zorgvuldigheid kunnen betrachten. Dit betekent volgens de RvdJ echter niet dat NOVA aldus de grenzen van de journalistieke zorgvuldigheid heeft overschreden.
Tenslotte oordeelt de RvdJ
dat het beginsel van hoor en wederhoor door NOVA adequaat is toegepast.
De beslissing van de RvdJ
zal worden meegenomen in de bij de rechtbank Amsterdam lopende procedure.