!!! EMBARGO TOT DONDERDAG 29 MEI 20.00 UUR NEDERLANDSE TIJD !!!
Persbericht van de Universiteit Utrecht
Faculteit Bètawetenschappen
28 mei 2008
Utrechtse onderzoekers publiceren in Science:
Hoogteveranderingen Antarctische ijskap vooral veroorzaakt door variabele sneeuwval
Variaties in sneeuwval - en niet alleen de stroomsnelheid van gletsjers - hebben aanzienlijke effecten op de hoogte van de Antarctische ijskap. Dit blijkt uit onderzoek van wetenschappers van het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek Utrecht (IMAU) van de Universiteit Utrecht, in samenwerking met het KNMI en Amerikaanse en Australische collega's. De onderzoekers simuleerden de dikte en de dichtheid van de bovenste laag van de ijskap over een periode van 25 jaar en gebruikten hun resultaten om satellietwaarnemingen te corrigeren. Het onderzoek wordt op 29 mei online gepubliceerd in Science Express.
De hoogte van de Antarctische ijskap wordt beïnvloed door zowel variaties in de stroomsnelheid van gletsjers als door variaties in de hoeveelheid sneeuwval. Dit gecombineerde effect wordt gemeten door satellieten. Deze metingen spelen een belangrijke rol bij het bepalen van veranderingen in de hoeveelheid ijs op Antarctica en de daarmee samenhangende verandering van de zeespiegel. Echter, de verhouding tussen deze twee effecten was tot voor kort onbekend. Aangezien sneeuwval sterk varieert, en de dichtheid van sneeuw drie keer kleiner is dan de dichtheid van ijs, compliceert dat de interpretatie van de satellietmetingen.
Firn
De bovenste 50-100 m van de Antarctische ijskap bestaat uit sneeuw die onder invloed van het eigen gewicht steeds compacter wordt; een proces dat mede wordt beïnvloed door de temperatuur. Deze overgangsvorm tussen sneeuw en ijs heet firn. Met behulp van gegevens uit een meteorologisch model dat door de onderzoekers is aangepast om Antarctische weersomstandigheden goed te simuleren, werd het mogelijk om de dikte en de dichtheid van de firnlaag uit te rekenen. Het blijkt dat afwijkingen van de langjarig gemiddelde sneeuwval direct gevolgen hebben voor de dikte van de firnlaag, terwijl variaties in temperatuur van ondergeschikt belang zijn.
Satellietwaarnemingen
Tot nu toe werden hoogteveranderingen uit satellietwaarnemingen doorgaans direct geïnterpreteerd als massaveranderingen van de ijskap en zeespiegelverandering, zonder gedetailleerde kennis over de dichtheid van de sneeuw of de invloed van onregelmatige sneeuwval. De reconstructie van firndiktes laat volgens de onderzoekers zien dat de periode van satellietwaarnemingen (~15 jaar) eigenlijk nog te kort is om de invloed van variaties in de sneeuwval te verwaarlozen.
Daling exacter verklaard
Recent is de stroomsnelheid van gletsjers in West Antarctica toegenomen, waardoor het oppervlak tot ver landinwaarts daalde. Dit onderzoek wijst uit dat deze daling in de satellietwaarnemingen deels gemaskeerd is door een bovengemiddelde hoeveelheid sneeuwval in dit gebied. Door nu rekening te houden met de lage dichtheid van deze sneeuw, komt een extra massaverlies door ijsstroming aan het licht. De waargenomen stijging van het oppervlak in Oost Antarctica kan echter niet worden verklaard door alleen de variaties in sneeuwval tijdens de gesimuleerde periode, 25 jaar is hiervoor te kort. Om deze toename te verklaren moet de sneeuwval al enkele tientallen jaren of langer hoger zijn geweest dan het langjarig gemiddelde.
Dit onderzoek is gefinancierd door de Universiteit Utrecht en het Nederlands Polair Programma, van NWO-Gebied Aard- en Levenswetenschappen.
Artikel
Michiel M. Helsen, Michiel R. van den Broeke, Roderik S.W. van de Wal, Willem Jan van de Berg, Erik van Meijgaard, Curt H. Davis, Yonghong Li, Ian Goodwin. Elevation changes in Antarctica mainly determined by accumulation variability. Science, online gepubliceerd op 29 mei 2008.
Meer informatie
Wietske de Lange, persvoorlichter Universiteit Utrecht, (030) 253 4073,
Universiteit Utrecht