29 mei 2008
De SER wil dat de overheid krachtig bevordert dat Nederlandse
ondernemers en werknemers maximaal kunnen blijven profiteren van de
globalisering, in een duurzame balans tussen de belangen van
bedrijven, mensen en milieu (people, planet, profit). Juist nu in
Nederland nog steeds nervositeit bestaat over de uiteindelijke
effecten van de globalisering, benadrukt de SER dat ook in een
globaliserende wereld overheden ruime mogelijkheden hebben en houden
voor eigen beleidskeuzes, zowel op nationaal als bovennationaal
(Europees) niveau. Verder komt de SER met een eigen initiatief dat het
internationaal maatschappelijk verantwoord ketenbeheer door
Nederlandse bedrijven moet bevorderen.
Wat kan de globalisering voor Nederland betekenen en wat kan Nederland
betekenen voor de globalisering? Dat zijn in grote lijnen de vragen
die aan de orde komen in het ontwerpadvies Duurzaam globaliseren: een
wereld te winnen, dat in de afgelopen maanden is voorbereid door een
SER-commissie onder leiding van SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan
en dat in juni door de raad zal worden vastgesteld.
Het globaliseringsproces is een nieuwe fase ingegaan
Het advies benadrukt dat globalisering geen nieuw fenomeen is. Het is
een proces van toenemende economische, politieke en culturele
verwevenheid op wereldniveau dat al geruime tijd aan de gang is, maar
dat op dit moment zowel een verbreding als een verdieping ondergaat.
Die verbreding komt door het toenemende aantal landen dat een
belangrijke rol speelt in de wereldeconomie (met name China en India).
Oorzaak van de verdieping is de groei van het aantal bedrijfsprocessen
- of zelfs delen daarvan - dat uitbesteed wordt naar het buitenland.
Deze steeds ingrijpender wereldwijde taakverdeling betekent concreet
dat meer beroepsgroepen de gevolgen van globalisering kunnen gaan
ondervinden. Dit dwingt Nederland tot een scherper profiel in de
kennisintensieve productie en dienstverlening.
Open Nederlandse economie profiteert van globalisering
Ondanks dat de globalisering voor individuele burgers en bedrijven
ingrijpende gevolgen kan hebben (met name op de korte termijn), lijkt
de Nederlandse samenleving als geheel er tot dusver per saldo voordeel
van te hebben. Consumenten profiteren van lagere prijzen en van een
grotere variëteit van aanbod. De werkgelegenheid die door uitbesteding
verloren gaat, wordt voorlopig ruim gecompenseerd door nieuwe banen in
distributie en dienstverlening. Dat kan wel veranderen als de
productie in de nieuwe groei-economieën zich meer op producten en
diensten met een hogere toegevoegde waarde gaat richten.
Overheid moet beleid intensiveren om burgers en bedrijven weerbaar te
maken
Het Nederlandse beleid moet er dan ook op gericht zijn om zoveel
mogelijk te profiteren van de kansen die de globalisering biedt en om
de nadelige gevolgen zo goed mogelijk op te vangen. De SER pleit er
dan ook voor om te bouwen aan een sociaal-economisch bestel dat
ondernemend, weerbaar en responsief is. Concreet betekent dit: het
versterken van het innovatievermogen, het ruimte bieden aan
ondernemerschap, het ondersteunen van de inzetbaarheid van werknemers,
het mobiliseren van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt en het goed
laten functioneren van de overlegeconomie. Het advies pleit ervoor om
deze beleidsagenda, die de SER ook al voorgesteld heeft in het
middellangetermijnadvies van eind 2006, op een aantal punten nader uit
te werken en te intensiveren.
* - Investeren in kennis en mensen. De raad stelt een verhoging van
de publieke R&D- uitgaven voor met een miljard euro extra op
jaarbasis, en wil een verbetering van de effectiviteit van de
bestaande innovatiestimuleringsmaatregelen met minder
fragmentering en verkokering. Verder bepleit de raad een
verbetering van het regelgevend kader voor innovatie en meer
aandacht voor sociale innovatie en een leven lang leren.
* - Een aantrekkelijker vestigingsklimaat. Onderdeel hiervan is een
effectiever beleid gericht op het bevorderen van internationaal
ondernemen. De raad adviseert om meer samenhang te bewerkstelligen
tussen het Nederlands beleid op de terreinen van innovatie,
acquisitie van buitenlandse investeerders en internationaal
ondernemen.
* Fiscale herijking. De raad bepleit een brede herijking van de
inkomstenbelasting om de toekomstbestendigheid van het fiscale
stelsel veilig te stellen. Met een dergelijke herijking wil de
raad zowel bijdragen aan een hogere arbeidsparticipatie als aan
het waarborgen van de internationale positie van Nederland als
vestigingsplaats.
* Het verbeteren van de bestuurlijke slagvaardigheid. De raad
bepleit het terugdringen van de remmende werking van de
administratieve lasten en detailregulering, het tegengaan van de
verkokering in het overheidsbeleid en een daadkrachtige aanpak van
de ruimtelijke infrastructuur door een ruimtelijk toekomstplan
voor Nederland. Gezien de lange tijd die in Nederland nog steeds
nodig is voor besluitvorming bij ruimtelijke investeringen, vindt
de raad dat het ruimtelijk toekomstplan uiterlijk 2009 moet worden
opgesteld.
Het Europees beleid lijkt het juiste antwoord op het
globaliseringsproces
Voor een sterkere Nederlandse concurrentiepositie en een beter
vestigingsklimaat is de Europese inbedding onontbeerlijk. Het advies
pleit ervoor dat de EU zich nog meer gaat richten op een versterking
van de interne markt en een uitbouw van de Europese kenniseconomie.
Voor dat laatste is het nodig dat de EU een groter deel van zijn
budget uitgeeft aan kennis en innovatie. Er moeten ook meer
mogelijkheden komen voor kennismigratie. Het advies steunt het door de
Europese Commissie geformuleerde Europese klimaat- en milieubeleid.
Wegen naar duurzame mondiale globalisering
Het advies gaat niet alleen in op de gevolgen van globalisering voor
Nederland, maar kijkt ook naar de mogelijkheden van ons land om -
vooral langs de Europese lijn - bij te dragen aan een duurzaam
globaliseringsproces elders. Het advies onderscheidt daarbij meerdere
acties:
* Via de internationale arbeidsorganisatie (ILO) moet de Nederlandse
overheid de druk op andere landen opvoeren om zich te houden aan
belangrijke afspraken die in ILO-verband gemaakt zijn over
vakbondsvrijheid, antidiscriminatie, gedwongen arbeid en
kinderarbeid. Ook kan Nederland de ILO helpen bij het stimuleren
van de Decent Work Agenda, waarbij naast de fundamentele
arbeidsnormen ook het bevorderen van de werkgelegenheid, sociale
bescherming en de sociale dialoog centraal staan.
* De raad steunt het streven van het kabinet om meer transparantie
aan te brengen in de talrijke keurmerken, certificaten en andere
vormen van informatievoorziening over duurzaam produceren en
consumeren.
* De raad vindt dat er terughoudend moet worden omgegaan met de
inzet van handelspolitieke instrumenten. Dit in verband met de
mogelijke effecten op de wereldhandel, het wereldhandelsstelsel en
de exportmogelijkheden van ontwikkelingslanden. De SER steunt wel
het initiatief van het kabinet om een verbod op de producten die
gemaakt zijn met de ergste vormen van kinderarbeid, op Europees
niveau aan de orde te stellen.
* Het verbeteren van de toegang van producten uit
ontwikkelingslanden tot de markten van de ontwikkelde landen en
het (geleidelijk) openstellen van de markten van de
ontwikkelingslanden voor investeringen uit de ontwikkelde landen,
dienen bevorderd te worden. De bijdrage die Nederland hieraan kan
leveren, loopt vooral via de bemoeienis met het handels- en
landbouwbeleid van de Europese Unie.
* Om het maatschappelijk verantwoord ondernemen van Nederlandse
bedrijven in het buitenland te bevorderen, komt de SER met een
eigen initiatief voor internationaal maatschappelijk verantwoord
ketenbeheer.
Het SER-initiatief internationaal maatschappelijk verantwoord
ketenbeheer
Door het verdergaande opknippen van bedrijfsprocessen en de
verplaatsing daarvan naar andere landen, is er meer aandacht gekomen
voor de ketenverantwoordelijkheid van ondernemingen. Daarbij gaat het
om de vraag in hoeverre ze verantwoordelijk te stellen zijn voor het
beleid van hun toeleveranciers en de toeleveranciers van die
toeleveranciers. Door openheid over haar inspanningen op dit lastige
terrein kan een onderneming vertrouwen winnen bij haar stakeholders,
haar reputatie versterken en mensen aan zich binden.
De SER verzoekt de Raad voor de Jaarverslaggeving om vóór juli 2009
aanbevelingen op te stellen over hoe individuele bedrijven en sectoren
het beste over hun internationale ketenbeheer kunnen rapporteren. De
SER zelf zal dit najaar het in het advies geschetste normatief kader
voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen nader
uitwerken. De partijen in de SER zullen zich namens hun leden aan dit
document committeren. Ook zal de SER jaarlijks een algemene rapportage
opstellen over onder meer de voortgang en de inhoud van de
verslaggeving, best practices, knelpunten en problemen. De speciale
commissie die de SER zal oprichten om dit proces te volgen, komt
minimaal twee keer per jaar met een open agenda bijeen.
Medio 2011 zal de SER starten met een evaluatie van deze aanpak die
uiterlijk op 1 juli 2012 moet zijn afgerond. In het vertrouwen dat er
tussen nu en de genoemde datum de nodige vooruitgang zal worden
geboekt, acht de SER in de tussenliggende periode een
wetgevingsvoorstel op dit terrein onnodig
---
Sociaal-Economische Raad