Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

97ste Internationale Arbeidsconferentie (IAC)
Genève, 28 mei -13 juni 2008

Richtlijnen voor de delegatie naar de jaarlijkse conferentie van de
Internationale Arbeidsorganisatie (IAC)

Richtlijnen

A. Richtlijnen ten behoeve van de agendapunten

I Rapporten van de Voorzitter van de Raad van Beheer en van de Directeur- Generaal:
I a - Rapport van de Directeur-Generaal
I b - Global Report in het kader van de follow-up van de Declaratie over fundamentele principes en rechten op het werk; thema 2008:
vrijheid van vakvereniging inde praktijk: lessons learned

II Programma- en budgetvoorstellen en andere aangelegenheden

III Informatie en rapporten inzake de toepassing en naleving van verdragen en Aanbevelingen:
III a - Rapport van het Comité van Deskundigen dat toeziet op de naleving van Verdragen en Aanbevelingen
III b - Rapport met algemeen onderzoek naar arbeidvoorwaarden in de publieke sector III c - Rapport met informatie over ratificaties en normgerelateerde activiteiten

IV Bevordering van werkgelegenheid op het platteland ten behoeve van Armoedevermindering (een algemene discussie gebaseerd op een geïntegreerde benadering)

V Vaardigheden ten behoeve van verbeterde productiviteit, werkgelegenheidsgroei en ontwikkeling (een algemene discussie)

VI Het versterken van de capaciteit van de IAO in het assisteren van de Leden bij het bereiken van hun doelstellingen in de context van globalisering (SIAC; vervolg van de discussie en mogelijke beschouwing van een leidend document, in de vorm van een Verklaring of een ander geschikt instrument, samen met een toepasselijke follow-up, en de vorm hiervan)

B. Richtlijnen voor algemene en politieke kwesties

I Algemeen
II Geloofsbrieven
III Lidmaatschapsaanvragen
IV Kaderinstructie voor gespecialiseerde VN-organisaties

C. Bijlagen

I Samenstelling Koninkrijksdelegatie
II Agenda 98e Internationale Arbeidsconferentie (IAC)
2

A. Richtlijnen ten behoeve van de agendapunten

I Rapporten van de Voorzitter van de Raad van Beheer en van de Directeur-Generaal

a) Rapport van de Directeur-Generaal
Op het moment dat de richtlijnen voor de delegatie naar de Internationale Arbeidsconferentie (hierna: Conferentie) van 2008 werden vastgesteld, waren de onder dit agendapunt te behandelen rapporten nog niet beschikbaar. Specifieke richtlijnen konden daardoor niet worden opgesteld. Indien de rapporten hiertoe aanleiding geven zal aan de Rijksministerraad een aanvullende instructie worden voorgelegd.

b) Global Report in het kader van de follow-up van de Verklaring over fundamentele principes en rechten op het werk; thema 2008: vrijheid van vakvereniging in de praktijk: lessons learned

Algemeen
Het follow-up mechanisme van de in 1998 door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) aangenomen Verklaring over fundamentele principes en rechten op het werk bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de bespreking tijdens iedere maartzitting van de Raad van Beheer van de IAO van de jaarlijkse rapportage van de landen die niet alle fundamentele arbeidsnormen hebben geratificeerd. Het tweede deel van de follow-up is het zogenoemde Global Report. De Directeur-Generaal van de IAO presenteert ieder jaar tijdens de Conferentie een rapport over een van de vier categorieën van fundamentele rechten. Deze categorieën zijn:
1) de fundamentele vakbondsrechten (laatst besproken in 2004; opnieuw in 2008);
2) gedwongen arbeid en slavernij (2005; 2009);

3) kinderarbeid (2006; 2010);

4) discriminatie op het werk (2007; 2011).

Dit jaar wordt in het Global Report een wereldwijd beeld geschetst van de ontwikkelingen in de praktijk betreffende de vrijheid van vakvereniging. Het rapport behandelt de stand van zaken in alle lidstaten van de IAO. Hierbij maakt het niet uit of een lidstaat de fundamentele verdragen 87 en 98 op het terrein van vrijheid van vakvereniging en collectief onderhandelen al dan niet heeft geratificeerd.

Het Global Report dient als basis voor:

· het vaststellen van de effectiviteit van de door de IAO verleende ondersteuning aan een lidstaat;

· het vaststellen van prioriteiten en actieplannen voor technische samenwerking voor de periode van vier jaar volgend op de bespreking in de Conferentie.

Nederland is onverminderd pleitbezorger van het belang van de naleving van de fundamentele arbeidsnormen.

Het Global Report biedt een uitgebreid overzicht van de wijze waarop het recht van vereniging en collectief onderhandelen op dit moment in de wereld wordt toegepast. Volgens de relevante IAO-verdragen hebben werknemers en werkgever het recht om zich te verenigen om hun belangen te behartigen en om collectieve afspraken te maken. Dit recht is een fundamenteel basisrecht dat een noodzakelijke voorwaarde is voor fatsoenlijke 3

arbeidsomstandigheden. Nationale overheden dienen zorg te dragen voor een klimaat waarin werknemers en werknemers van dit recht gebruik kunnen maken. De IAO-Verdragen 87 en 98 die staten verplichten het recht van vereniging en collectief onderhandelen te implementeren zijn nog niet door alle landen geratificeerd. Ook in landen die de verdragen wel hebben geratificeerd is het recht van vereniging en collectief onderhandelen helaas geen vanzelfsprekendheid. Het rapport biedt een uitgebreid overzicht van de stand van zaken en de veranderende context (globalisering, nieuwe soorten werk, veranderende arbeidsovereenkomsten en nieuwe uitdagingen op het gebied van technologie en gezondheid) waarin het recht van vereniging en collectief onderhandelen zich moet ontwikkelen. Het recht van vereniging en van collectief onderhandelen wordt steeds vaker internationaal geregeld door middel van 'International Framework Agreements', 'Development Finance Institutions' en bilaterale en multilaterale vrije handelsverdragen. Deze ontwikkelingen spelen een belangrijke rol in het promoten van goede arbeidsverhoudingen.
Het rapport biedt bovendien inzicht in de ontwikkelingen in specifieke sectoren (landbouw, publieke sector, onderwijs, gezondheidszorg, olie & gas industrie, retail en transport), specifieke gebieden (export processing zones) en voor specifieke groepen (migranten en informele arbeiders) en geeft aan hoe hierop moet worden voortgebouwd. Inspanningen zullen vooral worden gedaan op de gebieden: 1. Ratificatie en implementatie van de IAO-Verdragen. 2. Ondersteuning bieden aan lidstaten. 3. Verbeteren van de kennis binnen de IAO. Nederland onderschrijft het belang van de inspanningen van de IAO op dit gebied en onderschrijft de noodzaak om op te blijven komen voor het recht van vereniging en collectief onderhandelen. Nederland is zeer verheugd met dit zeer gedegen rapport en ziet hierin een goede basis om de komende jaren verder te werken aan het wereldwijd promoten van het fundamentele recht van vereniging en collectief onderhandelen.

4

II Informatie betreffende het Programma en Budget en andere financiële en administratieve vraagstukken

Op het moment dat de richtlijnen voor de delegatie naar de IAC van 2008 werden vastgesteld, waren er nog geen documenten beschikbaar. Specifieke richtlijnen konden daardoor niet worden opgesteld; de Nederlandse inbreng zal in ieder geval in nauw overleg met de IMEC- partners (Industrialized Market Economy Countries, waaronder de EU-Lidstaten) geschieden.

Op basis van bespreking tijdens de Beheersraad van maart 2008 en navraag bij het Bureau van de IAO zullen de volgende zaken aan de orde komen in het financiële comité.
1. Verzoek van lidstaten om te mogen stemmen in de IAC op basis van art. 13-4 van de constitutie van de IAO,

2. Status van de door lidstaten betaalde contributies,

3. Financieel rapport en audit verklaringen voor 2006-07,

4. Net Premium (overschot voornamelijk als gevolg van wisselkoersschommelingen),
5. Behandeling contributies van een nieuwe lidstaat

6. Statuten van het administratieve tribunaal van de IAO

Hiervoor gelden vooralsnog de volgende algemene uitgangspunten:

· Contributies zijn een verdragsverplichtig, waarbij Nederland erop staat dat contributies tijdig, volledig en zonder voorwaarden worden voldaan (art. 19 van het UN Charter maar ook VN resolutie 54/237 C). Lidstaten die hun bijdrage niet (op tijd) betalen en tegelijkertijd de organisatie aanvallen op slechte "performance" meten met dubbele maten, omdat zij zelf mede verantwoordelijk zijn voor het onderpresteren van de IAO. Verzoeken van lidstaten tot een vrijstelling, verlaging of speciale betalingsregelingen voor contributies moeten grondig op hun merites beoordeeld worden, en mogen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden ingewilligd.
· In principe dienen lidstaten van wie het stemrecht is komen te vervallen omdat zij twee of meer jaren achterlopen in de betaling van hun contributie niet te mogen stemmen. Afwijking van deze regel op basis van art. 13-4 van de constitutie van de IAO is mogelijk en dient in individuele gevallen te worden bezien, maar dient terughoudend te worden benaderd.

· Vast te stellen contributies van nieuwe lidstaten dienen zo veel mogelijk plaats te vinden op basis van de UN scale assessment.

· Het net premium betreft een overschot dat voornamelijk is ontstaan als gevolg van wisselkoersen en bij wijze van uitzondering als gevolg van de noodzaak tot renovatie van het IAO hoofdkantoor kan worden overgeheveld naar het gebouwenfonds. Het is hierbij van belang dat proportionaliteit in de bijdragen van de lidstaten aan de renovatie zo veel mogelijk wordt bewaard.
· Meer in het algemeen is Nederland bezorgd over het feit dat van de vooralsnog voorziene kosten van de renovatie t.w.v. CHF 180 mln, ten minste CHF 80 mln alsnog niet zijn gedekt en er nog geen capital master plan voorligt.
· Nederland kan instemmen met wijzigingen in de statuten van het Administratieve Tribunaal van de IAO die het Tribunaal zelf laten bepalen in welke gevallen partijen mondeling gehoord dienen te worden en in welke gevallen schriftelijk horen afdoende is.


5

III Informatie en rapporten inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen

a) Algemeen
Kenmerkend voor de IAO is dat de IAC niet alleen vrijwel jaarlijks verdragen en aanbevelingen aanneemt, maar tevens beschikt over een toezichtmechanisme dat bestaat uit een stelsel van voortgangsrapportage en bijpassende procedures. Elke lidstaat dient in dit kader te voldoen aan de verplichting om:

· alle verdragen en aanbevelingen in beginsel binnen een periode van twaalf maanden voor te leggen aan het bevoegd gezag (het Parlement) met voorstellen voor wetgeving of anderszins. Aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB) moet worden gerapporteerd wat op dit punt is gebeurd, op welk tijdstip en met welk resultaat;
· ten aanzien van verdragen die zijn bekrachtigd periodiek te rapporteren over de naleving daarvan;

· ten aanzien van verdragen die niet zijn bekrachtigd en ten aanzien van aanbevelingen periodiek te rapporteren over de situatie terzake, indien de Raad van Beheer hiertoe besluit.

Over de naleving van bovengenoemde verplichtingen wordt jaarlijks door het Comité van Deskundigen een rapport uitgebracht.

Deel 1A van dit rapport bevat een juridische toets van de wijze waarop lidstaten voldoen aan de verplichting tot naleving van de door hen bekrachtigde verdragen. Aan de hand van dit rapport wordt een aantal gevallen van niet-naleving van verplichtingen geselecteerd en besproken in de Commissie voor de Toepassing van Verdragen en Aanbevelingen (de Conferentiecommissie; deze is tripartiet samengesteld). Betrokken lidstaten worden uitgenodigd tijdens de IAC hetzij schriftelijk, hetzij mondeling informatie en uitleg te geven.

Deel 1B van het rapport bevat een algemeen onderzoek (General Survey) naar de voortgang in de bekrachtiging van enkele specifieke verdragen en de knelpunten die daarbij optreden. Dit deel van het rapport wordt in een algemene discussie in de Conferentiecommissie besproken.

Deel 2 van het rapport tenslotte bevat informatie over de verplichting tot tijdige voorlegging van instrumenten aan het Parlement en over de rapportageverplichting aan de IAO.

De Conferentiecommissie brengt verslag uit aan de plenaire zitting van de IAC. Indien lidstaten ernstig tekortkomen in de naleving van verplichtingen kan dit in een aparte paragraaf worden vermeld. Lidstaten kunnen, indien zij de interpretatie van het Comité van Deskundigen betwisten, tegen het oordeel van het Comité van Deskundigen dan wel van de Conferentiecommissie uiteindelijk in beroep gaan bij het Internationaal Hof van Justitie.

b) Stand van zaken IAC 2008

III (1A): Rapport van het Comité van Deskundigen dat toeziet op de naleving van Verdragen en Aanbevelingen
Dit rapport bevat een gedetailleerd overzicht van de juridische toets op de naleving van de bekrachtigde verdragen door de individuele lidstaten. Op basis van dit rapport wordt jaarlijks een lijst van ongeveer 25 individuele overtreders samengesteld die tijdens de IAC wordt
6

gesproken. Deze lijst wordt pas tijdens de IAC vastgesteld. Nederlandse inzet zal in het algemeen waar mogelijk via EU of IMEC (geïndustrialiseerde landengroep) worden ingebracht.

In het rapport ontbreken opnieuw een aantal notoire schenders van de fundamentele verdragen niet, zoals de schending van Verdrag nr. 29 (verbod op dwangarbeid) door Birma/Myanmar/Myanmar en de schending van de fundamentele verdragen inzake vakbondsvrijheid (nr. 87) en collectief onderhandelen (nr. 98) door Wit-Rusland. Omdat de Deskundigen in november/december 2007 over de inhoud van het rapport vergaderden, zijn de meest recente ontwikkelingen van de Raad van Beheer in maart 2008 niet in het rapport meegenomen. Waar mogelijk wordt daar in deze instructie wel op ingegaan.

Birma/Myanmar:
De Beheersraad boog zich in maart 2008 wederom over de naleving door Birma/Myanmar van IAO Verdrag nr. 29. Een IAO missie bezocht Birma/Myanmar in februari. Enige beperkte vooruitgang werd gesignaleerd, maar er bestond nog steeds ernstige zorg. Birma/Myanmar werd wederom opgeroepen de samenwerking met de IAO Liaison Officer te versterken, het klachtenmechanisme moest worden vertaald en verspreid, en de IAO Liaison Officer moest meer bewegingsvrijheid worden toegestaan. De oproep tot een ondubbelzinnige verklaring door de Birmese autoriteiten, waarin dwangarbeid werd afgewezen, werd (gelijk november 2007) herhaald. De Beheersraad stemde in met een jaar verlenging tot eind februari 2009 van het zgn. Aanvullend Accoord (Supplementary Understanding) .

Nederland zal zich, zoveel mogelijk in EU-verband, blijven inspannen om schendingen van Verdrag nr. 29 door Birma/Myanmar te bestrijden.

Wit-Rusland:
Tijdens de Raad van Beheer van maart 2008 liet Wit-Rusland beperkte vooruitgang zien voor wat betreft het naleven van IAO Verdragen nrs. 87 en 98. De EU uitte haar zorg wederom, en riep Wit-Rusland opnieuw op tot nauw en effectief samenwerken met IAO. Overheden en sociale partners riepen eensgezind Wit-Rusland op vrijheid van vakbonden te garanderen, en registratie van bonden mogelijk te maken. Daarnaast werd Wit-Rusland opgeroepen het concept wetsvoorstel over vakbonden van tafel te halen, bestaande wetgeving te herzien en in consultatie met de sociale partners te zorgen voor wetten die ook in de praktijk vrijheid voor vakbonden en naleving van voornoemde verdragen mogelijk maken.
De conclusies van de Beheersraad concentreerden zich op drie elementen: 1) vaststelling dat ondanks de bepalingen van de onderzoekscommissie er schendingen van vrijheid van vereniging blijven bestaan, 2) betreuren dat er geen enkele vooruitgang werd geboekt sinds november 2007 en 3) verzoek om concrete tripartiete actie/vooruitgang inzake de aanbevelingen, voor juni 2008, zodat de IAC de zaak opnieuw kan evalueren.

Nederland zal vasthouden aan de lijn, zoals eerder door het EU-standpunt uitgedragen, om ernstige zorgen uit te spreken over de situatie in Wit-Rusland en de regering op te roepen gehoor te geven aan de aanbevelingen van de Onderzoekscommissie.

Nederland:
Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden verzoekt het Comité van Deskundigen de regering voornamelijk om in de volgende rapportages nadere gedetailleerde informatie te verschaffen.

7

III (1B): Algemene Discussie
De algemene discussie zal dit jaar zijn gewijd aan het onderzoek naar arbeidsvoorwaarden in de publieke sector. De IAO heeft onderzoek gedaan naar verdrag nr. 94 en de bijbehorende aanbeveling nr. 84. Het verdrag en de aanbeveling hebben betrekking op openbare aanbesteding door de landelijke overheid. Het verdrag beoogt de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van werknemers die werkzaamheden voor de opdrachtnemer uitvoeren te beschermen. Concurrentie op arbeidskosten en een neerwaartse druk op niveau van arbeidsvoorwaarden als gevolg van aanbesteding wil de IAO met dit verdrag voorkomen. Van overheden wordt daarbij een voorbeeldfunctie verwacht. Lidstaten die het verdrag hebben geratificeerd zijn gehouden om in hun contracten arbeidsclausules op te nemen die de werknemers recht geven op "beloning, arbeidstijden en andere arbeidsvoorwaarden" die niet minder zijn dan bij CAO of wettelijk overeengekomen voor dergelijk werk in de branche en de regio waar het werk wordt uitgevoerd.

Verdrag nr. 94 is opgesteld in 1949 en is bekrachtigd door 60 lidstaten. Nederland heeft het verdrag in 1952 geratificeerd. Het merendeel van de ratificaties van Verdrag nr. 94 vond plaats in de eerste jaren na opstelling van het verdrag. Recentelijk zijn er nauwelijks ratificaties van lidstaten bij gekomen. In het IAO onderzoek wordt geconstateerd dat slechts een kwart van de landen die het verdrag hebben bekrachtigd dit ook daadwerkelijk implementeren.

De Deskundigen wijzen erop dat er belangrijke ontwikkelingen op het gebied van openbare aanbesteding plaats vinden. Allerlei internationale regelgeving, bijvoorbeeld van de EU, en voorwaarden van financiële organisaties als de Wereldbank bepalen de condities van openbare aanbesteding. Het lijkt daarbij enerzijds vooral te gaan om ruimte te geven aan marktwerking, maar daarnaast worden in het kader van beleid voor duurzaamheid steeds vaker voorwaarden gesteld aan bescherming van milieu en arbeid. Steeds vaker worden de fundamentele arbeidsnormen van de IAO overgenomen. Het verbaast de Deskundigen dat hierbij nauwelijks gewezen wordt op IAO-Verdrag nr. 94, terwijl dit verdrag toch zoveel potentie heeft om een belangrijke rol in de discussie te spelen.
Overigens constateert de IAO dat voorwaarden ten aanzien van beloning, arbeidsomstandigheden en arbeidstijden veel minder vaak voorkomen, terwijl het gevaar van sociale dumping en uitholling van arbeidsvoorwaarden bij de huidige praktijken van aanbesteding en in de geglobaliseerde markt nu groter is dan bij het tot stand komen van verdrag nr. 94. Het verdrag lijkt actueler dan ooit. Dit wordt bevestigd met reacties vanuit werknemerszijde.

Er zijn enkele EU-landen die zich afvragen of Verdrag nr. 94 in strijd is met de EU-richtlijnen voor openbare aanbesteding en marktwerking. Het IAO-onderzoek geeft een overzicht van de opvattingen van de Europese Commissie en concludeert dat er geen strijd is, zolang lidstaten er voor zorgen dat hun contractvoorwaarden niet direct of indirect discriminerend zijn. (pag. 85-86) De Europese Commissie geeft expliciet ruimte voor het stellen van voorwaarden voor het uitvoeren van werkzaamheden door zwakke groepen op de arbeidsmarkt. (pag. 84 ­ 85)

Dit zijn voor Nederland nuttige onderzoeksresultaten in het kader van het beleid voor duurzaam inkopen en de daarbij horende ontwikkeling van sociale criteria. Nederland kan bij de Algemene Discussie het beleid voor duurzaam inkopen en de keuzes rondom sociale criteria presenteren. Daarbij zou Nederland kunnen pleiten voor een interpretatie of aanpassing van het verdrag die recht doet aan de geglobaliseerde productie van goederen en
8

diensten. De voorbeeldrol van overheden is nog steeds actueel, maar kan nu ook betrekking hebben op het voorkomen van kinderarbeid in ontwikkelingslanden. SZW kan uitdragen dat de Nederlandse overheid duurzaam gaat inkopen. Dit betekent dat zij in haar eigen inkoopbeleid voorwaarden in de vorm van inspanningsverplichtingen aan leveranciers gaat stellen rondom het onderschrijven en handhaven van de fundamentele arbeidsnormen van de IAO in productieketens. Vanwege de verifieerbaarheid zal de nadruk gelegd worden op het voorkomen van kinderarbeid en dwangarbeid. Maar voor de uitvoering van dit beleid zou de IAO meer technische ondersteuning kunnen organiseren, met name ter ondersteuning van audits van onafhankelijke derden waarmee leveranciers aan de overheid moeten rapporteren over hun inspanningen. De technische ondersteuning zou betrekking moeten hebben op het beschikbaar stellen van gegevens over het beschermingsniveau van werknemers in landen wereldwijd. Verder zou de nationale overheid de bewustwording kunnen bevorderen dat Nederland op grond van IAO-Verdrag nr. 94 gehouden is bij openbare aanbesteding niet op arbeidskosten en arbeidsvoorwaarden te concurreren.

III (2): Informatie over bekrachtigingen en normgerelateerde activiteiten

Deel I: algemene informatie over recente ontwikkelingen op het gebied van internationale arbeidsnormen

Recente ontwikkelingen:
Dit bevat een overzicht van informatie over:

· discussies in de Raad van Beheer over verbeteringen in de IAO's normgerelateerde activiteiten en een toekomstige strategie;

· het actieplan t.b.v. snelle en grootschalige ratificatie van het Maritieme Arbeidsverdrag 2006;

· nieuwe standaarden die tijdens de 96e IAC (2007) zijn besproken, waaronder het Verdrag over arbeidvoorwaarden in de visserijsector (Verdrag nr. 188), de algemene discussie over de versterking van de capaciteit van de IAO en de algemene discussie over maatschappelijk verantwoord ondernemen;

· de agendering van een discussie over een Aanbeveling over HIV/AIDS op het werk tijdens de 98e IAC (2009); en

Constitutionele en andere procedures:
Dit bevat een overzicht van:

· informatie over maatregelen op grond van artikel 33 van het IAO-Statuut: niet- naleving van Verdrag nr. 29 (verbod op dwangarbeid) door Birma/Myanmar;
· overzicht van klachten ingediend onder artikel 24 van het IAO-Statuut (in te dienen door sociale partners tegen een lidstaat wegen het niet-naleven van een door die lidstaat bekrachtigd verdrag). De klacht tegen Nederland door een Turkse vakbond, tegen het niet naleven van - het inmiddels door Nederland opgezegde- Verdrag nr. 118 (gelijke behandeling, sociale zekerheid, 1962) is tijdens de Raad van Beheer in maart 2007 afgerond. De conclusies zijn openbaar en ter informatie aan het Parlement gestuurd.

· overzicht van klachten ingediend onder artikel 26 van het IAO-Statuut (in te dienen door mede-lidstaten wegens het niet-naleven van een door een andere lidstaat bekrachtigd verdrag): op dit moment lopen twee klachten: een tegen Wit-Rusland wegens het niet-naleven van Verdrag nr. 87 (vakbondsvrijheid) en Verdrag nr. 98
9

(collectief onderhandelen) en een tegen Venezuela wegens het niet-naleven van dezelfde verdragen;

· overzicht van procedures aanhangig bij het Committee on Freedom of Association ( CFA): op dit moment zijn meer dan 191 zaken aanhangig bij het CFA, betrekking hebbend op 60 landen uit alle delen van de wereld. Sinds december 2006 zijn bovendien meer dan 94 nieuwe zaken aanhangig gemaakt. Het CFA heeft bij het Comité van Deskundigen speciale aandacht gevraagd voor wetgevende aspecten van enkele van deze zaken.

Overige informatie:
Het rapport bevat ook een overzicht van de technische samenwerking uitgevoerd door de IAO en van samenwerking op het terrein van internationale arbeidsnormen door de IAO met andere internationale organisaties.

Instrument voor wijziging van de IAO Constitutie:
In dit overzicht is opgenomen dat Nederland op 29 maart 2007 de wijziging van de IAO Constitutie heeft geaccepteerd.

Deel II: bevat een overzicht met informatie over bekrachtigingen van de Verdragen en Protocollen

Deel III: bevat "country profiles", d.w.z. informatie per individuele lidstaat over bekrachtigingen, toepassing van verdragen en het voorleggen van instrumenten aan het Parlement.

Voorlegging instrumenten aan Parlement:
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft volgens de IAO de instrumenten die tijdens de 94e en 95e sessie van de IAC zijn aanvaard niet (tijdig; d.w.z. binnen uiterlijk 18 maanden) aan het Parlement voorgelegd.

Tijdens de 94e sessie (2006) is het Maritieme Arbeidsverdrag (MAV) aanvaard. Op 21 februari 2008 is een voorlopig standpunt (in principe bekrachtiging) aan het Parlement gestuurd. Omdat het Comité van Deskundigen in november 2007 heeft vergaderd, is deze informatie niet in het overzicht opgenomen.

Tijdens de 95e sessie (2006) van de IAC zijn twee instrumenten aanvaard: IAO Verdrag nr. 187 (inzake een promotioneel kader voor arbeidsomstandigheden) en IAO Aanbeveling nr. 198 (inzake de arbeidsrelatie). Beide instrumenten zijn nog niet met een standpunt over bekrachtiging aan het Parlement voorgelegd. De regering streeft ernaar IAO Verdrag nr. 187, samen met IAO Verdragen nrs. 139, 148, 167, 170 en 184 (alle inzake
arbeidsomstandigheden) met een geconsolideerd standpunt in 2008 aan de Kamer aan te bieden. Aanbeveling nr. 198 zal eveneens in 2008 aan het Parlement worden aangeboden.

Rapportageverplichtingen:
Nederland en Aruba hebben alle (18 resp. 9) gevraagde rapportages op tijd ingediend. De Nederlandse Antillen hebben alle gevraagde 15 rapportages aan de Directeur van de International Labour Standards Department doen toekomen.

c) Richtlijnen voor de delegatie

10

De delegatie zal in gevallen waarin getracht wordt de grondslagen van de IAO op het gebied van het toezichthoudende systeem te ondergraven, duidelijk stelling nemen ten gunste van het behoud van het systeem van arbeidsnormen en het daarmee samenhangende
toezichtmechanisme.

Het toezicht en de voortgangscontrole op de naleving van verdragen in de IAO heeft een unieke plaats in de internationale organisaties en heeft aangetoond een effectief middel te zijn ter controle van lidstaten die vrijwillig verdragen hebben bekrachtigd en statutaire verplichtingen zijn aangegaan. Elke verzwakking van deze procedures moet worden vermeden. De delegatie zal zich, in nauw overleg met de overige EU, IMEC (Industrialized and Market Economy Countries) of andere gelijkgezinde landen, actief opstellen, met name ten aanzien van de niet-naleving van de fundamentele arbeidsnormen. De fundamentele arbeidsnormen zijn opgenomen in Verdrag nr. 87 en nr. 98 (vakverenigingsvrijheid), Verdrag nr. 100 en nr. 111 (verbod op discriminatie in arbeid en beroep), Verdrag nr. 29 en nr.105 (verbod op dwangarbeid) en Verdrag nr. 138 en nr. 182 (verbod op kinderarbeid).


11

IV Bevordering van werkgelegenheid op het platteland ten behoeve van
armoedevermindering (een algemene discussie gebaseerd op een geïntegreerde benadering)

Het rapport dient als basis voor een algemene discussie tijdens de IAC. Doel van het rapport is te komen tot: een inventarisatie van de aard, omvang en veranderende patronen van rurale werkgelegenheid in de wereld, met een nadruk op ontwikkelingslanden; een omvattende strategie om werkgelegenheid en decent work in rurale gebieden te bevorderen; en een actieplan voor de IAO om deze strategie te implementeren. Het rapport eindigt met een zeven-tal suggested points for discussion die als basis dienen voor de discussie tijdens de IAC en de NLse inzet.

Voor wat betreft de inhoud kan het volgende worden opgemerkt:

· Het rapport leest makkelijk maar het blijft bij een zeer algemene beschrijving en diepgang ontbreekt. Er is geen heldere focus.

· De nadruk ligt veel op landbouw terwijl rurale werkgelegenheid een veel breder begrip is. Men kan hierbij ook denken aan dienstverlening, toerisme, bouw, etcetera.
· De link met werkgelegenheid is niet altijd duidelijk, terwijl de titel dat wel suggereert.
· Duidelijke conclusies ontbreken, terwijl deze juist als basis zouden moeten dienen voor een plan of action.

· Terwijl promotie van werkgelegenheid en armoedebestrijding erg landen- /contextspecifiek zijn, blijven de beschrijving en aangedragen oplossingen erg algemeen.
· Een conceptueel kader ontbreekt alsmede een analyse van verschillen tussen landen en regio's die als basis zouden kunnen dienen voor een indeling in profielen waarvoor verschillende strategieën toepasbaar zijn.

· Er is (te) weinig aandacht voor het belang van werkgelegenheidsstrategieën als onderdeel van nationale ontwikkelingsstrategieën (PRSPs).

· In hoofdstuk 7 wordt decentralisatie gekoppeld aan good governance. Nadruk zou hier meer moeten liggen op de effecten van decentralisatie op werkgelegenheidscreatie en armoedebestrijding én op een eerlijke verdeling (equity).

· Naast aandacht voor de aanbodzijde is het belangrijk aandacht te schenken aan de marktvraag.

In algemene zin kan gezegd worden dat het een erg algemeen document is, waardoor de mogelijkheden voor discussie worden beperkt. Er worden geen heldere conclusies geformuleerd waardoor het lastig is een gedegen plan of action op te stellen. Het strekt dan ook tot aanbeveling meer focus aan te brengen en meer aandacht te besteden aan rurale (is niet alleen landbouw) werkgelegenheidscreatie. De toegevoegde waarde van het document kan gevonden worden in het vergroten van de bewustwording van het belang van rurale werkgelegenheidscreatie als middel in de strijd tegen armoede. Echter om als basis te dienen voor het ontwikkelen van een actieplan zou nog een slag gemaakt moeten worden, nl. heldere conclusies, een conceptueel kader, prioriteitsstelling en doelstellingen.

Suggested points for discussion
In het laatste hoofdstuk worden een zevental zgn. suggested points for discussion gepresenteerd. De eerste vijf refereren aan de vier pijlers van de Decent Work Agenda, terwijl de laatste twee refereren aan de rol van de tripartite leden van de IAO en het Bureau.

Ten aanzien van de suggested point for discussion en de NLse inzet kan het volgende
12

worden opgemerkt:


1. Welke strategieën kunnen worden gebruikt om werkgelegenheid in rurale gebieden te promoten, en om armoede te verminderen?

o Zoals reeds vermeld is het lastig een algemene strategie te ontwikkelen voor werkgelegenheidscreatie in rurale gebieden, omdat de mogelijkheden voor werkgelegenheidscreatie en armoedevermindering voor een groot deel afhangen van de landen- of regiospecifieke situatie. Een aantal elementen die wel generiek zijn, en waar dus aandacht aan moet worden besteed in een werkgelegenheidsstrategie, zijn sociale dialoog, het vergroten van de toegang tot markten, de toegang tot educatie en het ontwikkelen van vaardigheden. Nadruk zou dan ook moeten liggen op deze generieke elementen óf men zou zich moeten richten op landen-/regiospecifieke werkgelegenheidsstrategieën die recht doen aan de lokale omstandigheden. Bovendien is bij armoedebestrijding inkomensverdeling een belangrijk thema. Een
werkgelegenheidsstrategie die gericht is op armoedebestrijding zou zich daarom (onder andere) moeten richten op de allerarmsten en de mensen die moeilijk aan een baan komen.


2. What conditions are needed to foster an enabling environment for sustainable rural enterprise development?

o In het rapport worden enkele zaken genoemd die hierbij van belang zijn zoals goed bestuur, vrede, politieke stabiliteit, toegang tot markten, goede infrastructuur, gekwalificeerde arbeidskrachten, etcetera. Veel van deze thema's liggen niet direct binnen het werkveld van de IAO, maar zijn er wel mee verbonden. Hierdoor wordt een gerichte discussie met duidelijke uitkomsten ernstig bemoeilijkt.

o Onderwerpen waarop de IAO zich zou kunnen richten ter bevordering van de `enabling environment' zijn het stimuleren van sociale dialoog, ontwikkeling van vaardigheden (gekwalificeerde arbeidskrachten) en bekrachtiging en naleving van (fundamentele) arbeidsnormen. Omdat een groot deel van de `enabling environment' buiten het directe werkveld ligt van de IAO is ook samenwerking met andere organisaties zoals de Wereldbank, IMF, VN-instellingen, nationale en lokale overheden, werkgever- en werknemerorganisaties, etcetera van groot belang.


3. How can rights at work be extended, implemented and enforced in rural areas?
o In rurale gebieden in ontwikkelingslanden is vaak sprake van zwakke instituties, terwijl deze van groot belang zijn bij het ontwikkelen en naleven van rechten op het werk. Nadruk zou daarom moeten liggen op het versterken van deze (lokale) instituties.
o Omdat sociale dialoog de zwakte van (lokale) instituties gedeeltelijk kan ondervangen is het belangrijk hieraan voldoende aandacht te schenken.

o Wat betreft de naleving van rechten op het werk is een belangrijke rol weggelegd voor inspectiediensten. Daarom is het van belang deze te versterken. Naleving door inspectiediensten hangt nauw samen met de na te leven regelgeving. Het promoten van het bekrachtigen van (fundamentele) IAO-verdragen speelt daarom ook een grote rol om rechten op het werk in rurale gebieden te vergroten en verbeteren.


4. How can social security protection and social inclusion be extended and improved in rural areas?

o Van belang om social inclusion van mensen in rurale gebieden te bevorderen is door deze gebieden beter te integreren in het grotere geheel (regio, nationaal, wereld). Het gaat hierbij dan zowel om fysieke, economische, sociale en politieke integratie.
13


o Aangaande social protection kan gedacht worden aan nationale programma's die basale voorzieningen treffen op gebieden als ouderdom, gezondheid en arbeidsongeschiktheid. Er worden in het rapport al enkele voorbeelden gegeven van hoe dit zou kunnen zoals de conditional cash transfers (CCTs) in Latijns Amerika en community-based health insurance schemes (CBHI) in Afrika en Azië. Ook moet bij social protection gedacht worden aan de huidige discussie binnen de IAO over een wereldwijde `sociale vloer', welke als doel heeft bescherming te bieden aan brede lagen van de bevolking, ook in rurale gebieden..

o Ook moet weer het belang van sociale dialoog worden onderstreept ter promotie van social inclusion en social protection.

5. How can better governance and social dialogue be promoted in rural areas?
o Decentralisatie kan een grote rol spelen bij het promoten van goed bestuur in rurale gebieden. Als de lokale overheid verantwoordelijke kan worden gehouden voor haar beleid in de regio, zal deze meer geneigd zijn zich in te zetten voor de belangen van de lokale bevolking. Dit betekent dat zij in staat moeten worden gesteld lokaal beleid te ontwikkelen en uit te voeren én dat er transparant over wordt gecommuniceerd zodat er controle kan worden uitgeoefend door de lokale bevolking. Transparantie speelt hierbij dus een grote rol.

o Ook sociale dialoog speelt een grote rol in het promoten van goed bestuur. Via sociale dialoog worden de belangen van werkgevers en werknemers meegenomen en wordt er draagvlak gecreëerd voor het gekozen beleid.

o Het promoten van sociale dialoog in rurale gebieden kan o.a. geschieden door het stimuleren van bekrachtiging en naleving van de Verdragen inzake vakbondsvrijheid en onderhandeling. Daarnaast is het ondersteunen van werkgevers- en werknemersorganisaties in rurale gebieden door bijvoorbeeld training en financiële steun een nuttig middel om sociale dialoog te stimuleren.

6. How can national and local governments, and employers' and workers' organisations best contribute to decent rural employment and poverty reduction? Een belangrijke bijdrage kan worden geleverd door het stimuleren van sociale dialoog en gezamenlijk tot oplossingen te komen voor werkgelegenheidscreatie en
armoedevermindering. Om dit te bewerkstelligen is een regionale/territoriale benadering onontbeerlijk. In het huidige rapport ligt de nadruk teveel op een algemene oplossing terwijl werkgelegenheidscreatie en armoedevermindering bij uitstek problemen zijn om op lokaal niveau aan te pakken en op te lossen.

7. Building on the IAO's comparative advantage, what should be the key components of a plan of action for the Office, including in terms of promoting policy coordination and coherence?
Erg belangrijk in de plan of action is focus. Focus op een werkgelegenheidscreatie en focus op een aantal landen/regio's waar de problemen het grootst zijn. Het huidige rapport geeft een te algemene beschrijving voor een gerichte plan of action. Dus alvorens een plan of action op te stellen is het belangrijk duidelijke analyse te maken van de problemen en heldere doelstellingen en prioriteiten te stellen om deze problemen aan te pakken. Voor wat betreft beleidscoherentie is het aan te bevelen intensief samen te werken met organisaties als de Wereldbank, het IMF, andere relevante VN instellingen, donoren, NGOs, etc, omdat, zoals eerder vermeld, veel problemen die verband houden met werkgelegenheid en armoedebestrijding buiten het primaire werkveld van de IAO vallen.

14


15

V Vaardigheden ten behoeve van verbeterde productiviteit, werkgelegenheidsgroei en ontwikkeling (een algemene discussie)

Tijdens de IAC zal een algemene discussie over het onderwerp vaardigheden worden gehouden. Het rapport dat hiervoor als basis dient gaat in op de vraag hoe landen de vaardigheden van hun inwoners kunnen ontwikkelen om op die manier de arbeidsparticipatie én de arbeidsproductiviteit te verhogen. Het rapport benadert deze vraag vanuit het perspectief van de Decent Work Agenda van de IAO en ziet effectieve stelsels om vaardigheden te ontwikkelen ­ stelsels die onderwijs, praktische training, toegang tot de arbeidsmarkt, leren op de werkplek en een leven lang leren combineren ­ als een belangrijke sleutel tot economische groei die kan leiden tot meer en betere banen. Het rapport benadert vaardigheden als een breed concept, waar (beroeps-)onderwijs een integraal deel van uitmaakt. De IAO benadering van vaardigheden binnen de Decent Work Agenda vertoont veel gelijkenissen met de Lissabonstrategie van de EU. In de Europese strategie worden de rol van onderwijs, de ontwikkeling van beroepsvaardigheden, de erkenning van vaardigheden en concepten als "een leven lang leren" benadrukt als een belangrijke motor voor economische groei.

In het IAO rapport worden de beleidsuitdagingen voor landen in verschillende fases van ontwikkeling geschetst, variërend van de minst ontwikkelde tot de OECD landen. Daarnaast gaat het rapport in op een aantal specifieke doelgroepen, zoals jongeren en gehandicapten en wordt een aantal specifieke thema's die samenhangen met globalisering nader uitgewerkt (te weten technologie, handel en klimaatverandering). De impact hiervan op de ontwikkeling van (beroeps-)vaardigheden wordt in het rapport kort besproken.

Aan het eind van het rapport wordt een aantal beleidsaanbevelingen gedaan. Ook worden discussiepunten aangedragen die met deze beleidsaanbevelingen samenhangen. Met name deze discussiepunten zullen als basis dienen voor de Nederlandse inzet tijdens de algemene behandeling van dit rapport, waarbij ook Nederlandse en Europese good practices belicht kunnen worden.

Vanwege de late verschijningsdatum van het rapport zal de instructie over dit onderwerp nog nader aangevuld worden.


16

VI Het versterken van de capaciteit van de IAO in het assisteren van de Leden bij het bereiken van hun doelstellingen in de context van globalisering (SILC; vervolg van de discussie en mogelijke beschouwing van een leidend document, in de vorm van een Verklaring of een ander geschikt instrument, samen met een toepasselijke follow-up, en de vorm hiervan)

I - Doel: de leden steunen om te komen tot een coherent Decent Work beleid. De leden dienen hierbij de vier strategische doelen van de IAO in acht te nemen:
1. Fundamentele arbeidsnormen

2. Werkgelegenheid

3. Sociale bescherming

4. Sociale dialoog
Voor de inspanningen van de leden om deze doelen te bereiken, stelt de IAO de volgende voorwaarden:

- De strategische doelen zijn universeel geldend, ongeacht de status van de `werkers'. Ze vullen elkaar aan en zijn onderling afhankelijk van elkaar. Ze dienen daarom ook alle tegelijk gepromoot te worden, met het oog op de synergie die tussen de vier heerst en ook met duurzame economische groei.

- De leden mogen zelf het tempo bepalen om naar de doelen toe te werken en ook mogen ze zelf de toekenning van het gewicht aan elk van de afzonderlijke doelen bepalen, op basis van hun eigen nationale mogelijkheden en voorkeur.

- De leden dienen hierin te allen tijde solidair te zijn met de andere leden.
- Er moeten voldoende ratificaties zijn en/of implementatie van de belangrijke IAO instrumenten.

II - Concrete stappen naar beleid voor Decent Work
De IAO wil zelf de volgende stappen ondernemen:

- Periodieke beoordelingen van de daadwerkelijke behoeften van de leden als een vast item op de agenda van de IAC. Hierbij rekeninghoudend met de vier strategische doelen, om tot belangrijke prioriteiten voor toekomstige acties te komen en om tevens de waarde en impact van de bijdrage van de IAO aan de inspanningen van de leden te optimaliseren.
- De IAO wil coherentie bevorderen in het streven naar de realisatie van Decent Work doelen en economische doelen door:

1. Analyses te maken en het uitwisselen van `best practices' tijdens de Raad van Beheer;
2. Technische samenwerkingsinspanningen te stroomlijnen, ten behoeve van een consistente benadering van de promotie van de strategische doelen en de ontwikkeling van een geïntegreerd Decent Work beleid.

3. Samenwerking met andere internationale organisaties

- Ondersteunen van gemeenschappelijke inspanningen en samenwerking tussen leden in het verwezenlijken van de Decent Work doelen.

- Ontwikkelen van nieuwe partnerschappen met relevante non-state entities.

De IAO stelt de volgende stappen voor, te nemen door de leden op vrijblijvende basis:
- Ontwikkelen (en regelmatig aanpassen) van een nationaal Decent Work strategie.
- Indicatoren ontwikkelen om voortgang en impact van dit beleid vast te kunnen stellen
- Nemen van de nodige stappen om adequate coherentie te verzekeren tussen het vastgestelde beleid en dat wat de vertegenwoordigers van de leden in internationale fora uitdragen.

- Herbezien van de nationale situatie qua ratificatie van IAO instrumenten, met het oog op het bereiken van een minimum van elk van de strategische doelen.

17


- Ondersteunen van andere landen in het bereiken van de strategische doelen op bilaterale, regionale of multilaterale basis, voor zover hiertoe de middelen bestaan

III - Follow up

- Verspreiden door de IAO van het document na aanname.

- Introductie van cyclische rapporten over elk van de strategische doelen.
- Bevorderen van coherentie binnen het Bureau van de IAO.

- Bevorderen van de kennis en expertise van de IAO, alsook effectieve beheersstructuren.
- Bevorderen van operationele partnerschappen met VN organisaties en andere relevante actoren

- Ondersteunen van leden in hun nationale strategie om de strategische doelen te bereiken.
- Ontwikkeling van een mechanisme voor het uitwisselen van best practices met betrekking tot de implementatie van het Decent Work beleid

Instructie

· Nederland verwelkomt de voortzetting van de discussie in de IAO om te komen tot een versterking van de capaciteit van de IAO om haar leden bij te staan in het bereiken van hun doelen in het licht van de gevolgen van de globalisering waarmee haar leden worden geconfronteerd.

· Nederland ziet meerwaarde in het vastleggen van deze doelen en de onderlinge afhankelijkheid daarvan in een gezaghebbend document, mogelijk een verklaring.
· Nederland ziet tevens toegevoegde waarde in cyclische rapporten waarin de behoeften van de leden in het bereiken van deze strategische doelen worden vastgesteld.
· Het is essentieel dat de IAO in de vaststelling van haar prioriteiten aansluit bij de daadwerkelijke behoeften van haar leden (vraagsturing) in plaats van bij de mogelijkheden die het Bureau biedt (aanbodsturing).

· Met betrekking tot de vereiste input van deze analyses is Nederland van oordeel dat dit niet mag leiden tot verzwaring van de administratieve lasten van de lidstaten in de vorm van nieuwe rapportageverplichtingen aan de IAO. De bestaande verdragsrapportages zijn een belangrijke bron voor en dienen de basis te vormen van een nieuw review mechanisme.

· Deze analyses moeten leidend zijn voor de vaststelling van de prioriteiten in de beleidsvorming van de IAO, die plaatsvindt in de Conferentie, het belangrijkste beleidsvormende orgaan van de IAO. De agendering voor Conferenties moet op basis van deze analyses worden bepaald. De wijze waarop thans de vaststelling van de agenda van een Conferentie plaatsvindt, is niet transparant (hoog tombola-karakter).
· Het is echter van cruciaal belang dat de IAO ook beschikt over de nodige kennis en expertise, alsook de effectieve bestuurs- en beheerstructuren die nodig zijn om deze analyses uit te voeren en hier adequaat opvolging aan te geven. Het is essentieel dat de IAO werkt aan versterking hiervan.

· In dit verband acht Nederland het van belang eveneens gebruik te maken van andere bestaande informatiebronnen om de analyses ten behoeve van het decent work policy review te kunnen uitvoeren en het betrekken van de expertise van andere (VN-) organisaties in deze. Het is van belang dat analyses worden uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen buiten de IAO.

· Een ander belangrijk element in de discussie over governance in de IAO is volgens Nederland de samenwerking van de IAO met andere internationale organisaties. System wide coherence is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een goede
18

global governance door de IAO én andere relevante internationale organisaties (o.a. Wereldbank, IMF, OESO, UNDP).

· Nederland is van mening dat een goede samenwerking van de IAO en andere internationale organisaties een belangrijke voorwaarde is voor een effectieve global governance. Alleen dan kunnen politiek de juiste antwoorden worden gevonden op de negatieve gevolgen van de economische globalisering.


19

B. Richtlijnen voor algemene en politieke kwesties

I Algemeen

a. Nederland stelt zich op het standpunt dat de IAO zich dient te onthouden van de behandeling van (politieke) onderwerpen die niet direct binnen het mandaat van de organisatie vallen. Dit standpunt is gestoeld op principiële overwegingen, maar dient ook om een vlot verloop van de eigenlijke werkzaamheden te bevorderen.

b. Waar nodig zal de delegatie uitdrukkelijk stelling nemen tegen pogingen de grondslagen van de IAO op het gebied van het toezichthoudende systeem aan te tasten. De delegatie zal zich waar nodig uitspreken voor behoud en eventuele modernisering van het systeem van arbeidsnormen en het toezicht op de uitvoering ervan.

c. Indien zich onvoorziene politieke gevoelige kwesties voordoen, zal de delegatie handelen naar bevind van zaken en zo nodig nadere instructies vragen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en/of aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

d. Met betrekking tot daarvoor in aanmerking komende kwesties zal de delegatie zich inzetten voor coördinatie met gelijkgezinde landen. In het bijzonder zal deze coördinatie IMEC, het overlegorgaan van de Industrialized Market Economy Countries. Waar het politieke kwesties betreft zal nauw overleg dienen plaats te hebben met de EU-partners, teneinde zo mogelijk tot een gemeenschappelijke standpunt te komen.

e. Bij stemmingen tijdens de Conferentie geldt een quorum, waarbij de stemuitslag ongeldig is wanneer het totale aantal stemmen minder dan de helft van het aantal stemgerechtigde gedelegeerden bedraagt (artikel 17, derde lid van het Statuut en artikel 20 van het Conferentiereglement). Dit betekent dat het in sommige situaties effectiever kan zijn zich van stemming te onthouden dan tegen te stemmen om een voorstel te verwerpen.

II Geloofsbrieven

Het Comité tot onderzoek van geloofsbrieven heeft tot taak na te gaan of geloofsbrieven door de daartoe bevoegde autoriteit(en) zijn ondertekend. Voorts zal zij een onderzoek instellen in het geval van een klacht tegen de opname van een bepaalde persoon in de delegatie. Het Comité is niet bevoegd enig politiek oordeel te vellen over de regering die de geloofsbrieven heeft uitgegeven. Dit gegeven en het Statuut zullen de leidraad vormen indien het Comité niet tot een eensluidend oordeel kan komen en een stemming in de plenaire zitting vereist is. Zo nodig zal de delegatie een steminstructie vragen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en/of aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

III Lidmaatschapsaanvragen

De delegatie zal in voorkomende gevallen haar steun geven aan lidmaatschapsaanvragen door staten tegen de achtergrond van het universaliteitsbeginsel dat aan de Verenigde Naties en de Gespecialiseerde Organisaties ten grondslag ligt en dat door Nederland wordt ondersteund.


20

IV Kaderinstructie ten behoeve van delegaties naar Uitvoerende Raden van de Gespecialiseerde Organisaties en de kleinere VN-fondsen en ­programma's.

Algemeen
De delegatie zal het standpunt uitdragen dat de IAO zich, net als andere gespecialiseerde VN- organisaties, in beginsel moet beperken tot onderwerpen die tot haar mandaat horen. Uitgangspunt moet zijn dat iedere organisatie zich beperkt tot die onderwerpen, waarop sprake is van een duidelijk comparatief voordeel. Oftewel een taakverdeling o.b.v. "wie doet wat het beste". De delegatie zal geen medewerking verlenen aan zuiver politieke resoluties die buiten het mandaat van de IAO vallen. Indien politieke thema's aan de orde worden gesteld (zoals Midden-Oosten of Taiwan), dan wel voorwerp zijn van ontwerp-resoluties, zal dit aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken (DVF) worden voorgelegd.

Bij onderwerpen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking hecht Nederland grote waarde aan de onderlinge samenhang van de activiteiten van de verschillende VN- programma's, -fondsen en -organisaties en internationale financiële instellingen. De ontwikkelingsactiviteiten van de IAO dienen onverminderd bij te dragen aan de realisatie van de Millennium Development Goals (MDG's). Ook dienen de activiteiten van de IAO aan te sluiten bij de ontwikkelingsplannen van de ontvangende landen zelf (m.n. Poverty Reduction Strategy Papers). Tenslotte moet voorkomen worden dat de activiteiten aanbodgestuurd zijn.

VN-hervormingen op ontwikkelingsterrein/One UN
Nederland is uitgesproken voorstander van het stroomlijnen van de Verenigde Naties, om zo ontwikkelingssamenwerking via de VN effectiever en efficiënter te laten verlopen en de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG's) in 2015 te kunnen behalen. Nederland benadrukt dat de VN in alle landen volgens het Eén VN concept dient te gaan werken. Dit betekent dat de VN-organisaties in het veld voortaan volgens de zogenaamde `four ones' samengebracht worden met één leider, één budget, één gezamenlijk programma (dat in nauwe samenwerking met het land zelf wordt opgesteld) en waar mogelijk in één kantoor. Begin 2007 hebben acht landen (Albanië, Uruguay, Tanzania, Mozambique, Kaapverdië, Rwanda, Pakistan en Vietnam) zich vrijwillig aangemeld om als One-UN PIAOt land de implementatie van de `four ones' te testen.

Tot nu toe lijkt invoering van de One UN de volgende resultaten op te leveren:
1) veel sterker nationaal ownership en betere alignment met nationale prioriteiten;
2) meer coherentie, en minder fragmentatie en duplicatie;

3) lagere transactie -en administratieve kosten.

Nederland verwacht van de VN-organisaties dat zij constructief meewerken aan een snelle harmonisatie van werkwijzen ("business practices"). Daarnaast moet de VN de eigen financiële en administratieve processen beter laten aansluiten bij nationale processen en budgetcycli van de ontvangende landen. Tenslotte moet de Resident Coordinator voldoende bevoegdheden krijgen om als een daadwerkelijke leider van de VN op landenniveau te kunnen optreden en moeten alle VN-landendirecteuren ter plaatse zodanige beslissingsbevoegdheden krijgen dat zij daadwerkelijk effectief kunnen meedoen aan de pIAOts (inclusief de bevoegdheid om af te wijken van bepaalde standaard procedures van het hoofdkantoor, in het belang van onderlinge harmonisatie).

De delegatie verzoekt de IAO er alles aan te doen om gevolg te geven aan het schriftelijke verzoek van de SGVN dat alle VN-organisaties proactief maatregelen treffen om de
21

benodigde hervormingen op ontwikkelingsterrein mogelijk te maken. De SGVN verwijst in zijn brief naar de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 2007 (TCPR- resolutie). Hierin zijn de afspraken vastgelegd over het samenwerken van de VN-organisaties op landenniveau. Tenslotte verzoekt de delegatie aan de IAO (eveneens cfm de brief van de SGVN) over de volledige implementatie van deze resolutie te rapporteren aan de ECOSOC (juli 2008).


22

Bijlage I

Samenstelling van de overheidsdelegatie van het Koninkrijk der Nederlanden

Regeringsgedelegeerden
Dhr. Drs. L.C. Beets (delegatieleider), directeur Internationale Zaken, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Dhr. Mr. B.J. van Eenennaam, Buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur, PV Genève

Plv. regeringsgedelegeerden
Dhr. Mr. Drs. W. Bel, (plv. delegatieleider), afdelingshoofd Directie Internationale Zaken, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Dhr. Drs. E. Driessen, PV Genève

Regeringsadviseurs
Dhr. Drs. W. van Dijk, directie Internationale Zaken, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Mw. C.M. Grilk, directie Internationale Zaken, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Mw. mr. C.C. van der Louw, directie Internationale Zaken, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Dhr. Drs. J. Runhaar, Directie DVF/CI, Ministerie van Buitenlandse Zaken Dhr. Drs. R. de Vos, directie Internationale Zaken, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Overige deelnemers
Minister Donner, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Mw. A. Versteeg, directie Communicatie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tevens zal een delegatie van werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers deelnemen aan de IAC en zeer waarschijnlijk een delegatie uit de Nederlandse Antillen en Aruba. In de tweede week zullen Kamerleden uit de Eerste- en Tweede Kamer de IAC bezoeken.


23

Bijlage II

AGENDA INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE 2009

I Rapporten van de Voorzitter van de Raad van Beheer en van de Directeur- Generaal:
I a - Rapport van de Directeur-Generaal
I b - Global Report in het kader van de follow-up van de Declaratie over fundamentele principes en rechten op het werk; thema 2009: gedwongen arbeid en slavernij

II Programma- en budgetvoorstellen en andere aangelegenheden

III Informatie en rapporten inzake de toepassing en naleving van verdragen en Aanbevelingen:
III a - Rapport van het Comité van Deskundigen dat toeziet op de naleving van Verdragen en Aanbevelingen
III b - Rapport m.b.t. algemeen onderzoek over de Verdragen inzake dwangarbeid III c - Rapport met informatie over ratificaties en normgerelateerde activiteiten

IV HIV/AIDS en de wereld van werk

V Eventueel: Cyclische reviews in het kader van SIAC


24