Trimbos-instituut

PERSBERICHT

Jaarbericht 2007 Nationale Drug Monitor

DALING HULPVRAAG OPIAATGEBRUIKERS

Utrecht, 28 mei 2008. De vraag naar hulp bij gebruikers van opiaten zoals heroïne en methadon neemt af, terwijl het aantal gebruikers van cannabis en amfetamine dat hulp zoekt bij de verslavingszorg blijft toenemen. Dit blijkt uit het Jaarbericht 2007 van de Nationale Drug Monitor. Het aantal rokers is iets afgenomen. De sterfte door roken blijft echter omvangrijk al tekent zich een lichte daling af. Het aantal jongeren onder de 16 dat in het ziekenhuis werd opgenomen met een alcoholprobleem steeg. Het aantal personen verdacht van een Opiumwetdelict stabiliseerde. Het aandeel softdrugsdelicten nam toe.

Opiaten: steeds minder gebruikers in ziekenhuizen en verslavingszorg

Nederland telt naar schatting tussen 24 duizend en 46 duizend probleemgebruikers van opiaten. Daarvan stonden er in 2006 13 duizend geregistreerd bij de verslavingszorg, bijna een kwart minder dan in 2001 (18 duizend). Het aandeel jonge opiaatcliënten (15-29 jaar) bij de verslavingszorg daalde van 39 procent in 1994 naar 6 procent in 2005 en stabiliseerde op dit percentage in 2006. Het aantal opnames in algemene ziekenhuizen waarbij opiaatproblematiek als nevendiagnose is gesteld nam eveneens af, van 594 opnames in 2005 naar 476 opnames in 2006. Ongeveer tien procent injecteert drugs, wat een belangrijke risicofactor blijft voor besmetting met hepatitis C. Nieuwe hiv infecties worden echter zelden meer gemeld. De sterfte door een overdosis harddrugs blijft relatief beperkt: 112 gevallen in 2006, waarvan 44 gevallen specifiek aan opiaten kan worden toegeschreven.

Cannabis: hulpvraag blijft toenemen

In tegenstelling tot de daling in het aantal opiaatcliënten blijft het aantal mensen dat voor een primair cannabisprobleem hulp zoekt bij de verslavingszorg gestaag groeien, van 1 951 in 1994 naar 6 544 in 2006. Van 2005 naar 2006 ging het om een toename van zeven procent (van 6 100 naar 6 544). Ook het aantal ziekenhuisopnames waarbij cannabismisbruik en -afhankelijkheid als nevendiagnose werd gesteld steeg, van 299 in 2005 naar 377 in 2006 (+26%). Deze stoornissen komen echter weinig voor als hoofddiagnose (54 opnames in 2006). De toename in de hulpvraag kan wijzen op een toename van het aantal probleemgebruikers van cannabis, maar eveneens op een verbetering van het hulpverleningsaanbod voor cannabisproblematiek, of een toenemende bewustwording van de verslavende eigenschappen van cannabis, waardoor gebruikers wellicht sneller hulp zoeken.

Cocaïne: geen verdere toename van de hulpvraag

Uit lokale studies blijkt het percentage actuele cocaïnegebruikers (overwegend snuiven) onder uitgaande jongeren en jongvolwassenen te variëren tussen de 3 en 19 procent. Cocaïne, in de rookbare en daardoor meer verslavende variant crack, komt veel voor onder opiaatverslaafden. Het aantal probleemgebruikers van cocaïne is niet bekend. Wel registreerde de verslavingszorg tot 2004 een sterke groei van het aantal primaire cocaïnecliënten, van 2 500 in 1994 naar tienduizend in 2004. Deze trend heeft zich in 2005 en 2006 niet voortgezet. Van 2005 naar 2006 daalde het aantal cocaïnecliënten met twee procent naar 9 599 cliënten, voornamelijk vanwege een afname van het aantal cliënten met een primair crackprobleem.

Amfetamine: beroep op verslavingszorg stijgt maar blijft beperkt

Het aantal mensen dat zich aanmeldt bij de verslavingszorg met een amfetamineprobleem is relatief beperkt (4% van alle drugscliënten in 2006) maar er is wel een stijgende lijn waarneembaar. In 2001 stonden er 482 mensen met een primair amfetamineprobleem geregistreerd, in 2006 waren dat er 1 215. Van 2005 naar 2006 ging het om een toename van negen procent. Niet bekend is of deze trend wijst op een toename in het probleemgebruik. Sleutelfiguren in het uitgaansleven signaleren wel een stijging van het gebruik in bepaalde delen van het land (noorden en zuiden) en in bepaalde groepen jongeren, die amfetamine soms als goedkope vervanging van cocaïne gebruiken.

Alcohol: toename ziekenhuisopnames

Zwaar drinken (consumptie van minstens 6 glazen alcohol op één of meer dagen per week) komt het meest voor onder mannen van 18-24 jaar. In 2007 was bij 38 procent van de mannen en 14 procent van de vrouwen in deze leeftijdsgroep sprake van zwaar drinken. Dat is minder dan in 2002 (42% voor de mannen en 18% voor de vrouwen van 18-24 jaar) maar iets meer dan in 2006 (36% voor de mannen en 10% voor de vrouwen van 18-24 jaar). Tussen 2001 en 2006 steeg het aantal ziekenhuis opnames met een alcoholaandoening als hoofddiagnose van bijna 3900 naar 4855. Van 2006 naar 2007 ging het om een toename van 7 procent. Het aantal jongeren en kinderen van 16 jaar of jonger met een alcoholgerelateerde opname steeg tussen 2001 en 2006 van 263 naar 482.

Roken: geringe daling aantal (zware) rokers

Het percentage rokers van 15 jaar en ouder schommelt tussen 2004 en 2007 rond de 28 procent. In 2007 ging het om 27,5 procent. In de bevolking van 12 jaar en ouder daalde het percentage zware rokers (20 of meer sigaretten per dag) van 7,2 procent in 2006 naar 6,7 procent in 2007. Roken is in Nederland nog steeds de belangrijkste oorzaak van voortijdige sterfte, al lijkt zich een lichte daling af te tekenen. In 2006 overleden 19 366 mensen van 20 jaar en ouder aan de directe gevolgen van roken, zeven procent minder dan in 2000.

Opiumwetdelicten: stijging aandeel softdrugsdelicten

In 2006 zijn ruim 22 duizend personen verdacht van een Opiumwetdelict. Na een toename vanaf 2000 stabiliseert dit aantal sinds 2004. Het aandeel softdrugsdelicten neemt de laatste jaren toe, terwijl het aandeel harddrugsdelicten afneemt. Waarschijnlijk is dit een gevolg van de meer intensieve aanpak van de wietteelt. Harddrugsdelicten vormen nog wel de meerderheid.

Opiumwetdelinquenten hebben een relatief grote kans om voor de rechter gebracht te worden en veroordeeld te worden tot een verhoudingsgewijs lange vrijheidsstraf, zeker als het gaat om harddrugs.

Driekwart van de 333 opsporingsonderzoeken in 2006 naar ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit is gericht op de handel in of productie van drugs. Meestal gaat het om harddrugs: cocaïne, synthetische drugs en heroïne. Bij softdrugsonderzoeken gaat het vooral om de teelt van en de handel in nederwiet.

Problematisch gebruik onder gedetineerden

Een groot deel van de gedetineerdenpopulatie (60%) heeft in het jaar voorafgaand aan detentie problemen met alcohol, drugs of gokken; 30 procent is problematisch alcoholgebruiker, 33 procent is problematisch gebruiker van cannabis, 24 procent heeft problemen met het gebruik van harddrugs - vooral cocaïne en heroïne, en 6 procent is een problematische gokker. Ze pleegden vooral vermogensdelicten, delicten tegen de Opiumwet en geweldsdelicten.

De Nationale Drug Monitor (NDM) werd opgericht in 1999 door de minister van VWS. Ook de minister van Justitie steunt de monitor. De monitor werkt samen met in Nederland lopende onderzoeken (peilingen, registraties) over gebruik van drugs, alcohol en tabak en evalueert en vat de resultaten hiervan jaarlijks samen. Het Trimbos-instituut verzorgt het secretariaat van de monitor.

Nationale Drug Monitor Jaarbericht 2007. Uitgave Trimbos-instituut, 2008. Artikelnummer AF0809. Te bestellen via bestel@trimbos.nl of via tel. 030 - 297 11 80 onder vermelding van het artikelnummer.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Anke Wammes (030 - 297 11 07) of Marjan Heuving (030 - 297 11 38), voorlichters van het Trimbos-instituut.