ChristenUnie
Inbreng spoeddebat tekort aan kraamverzorgenden
Inbreng spoeddebat tekort aan kraamverzorgenden
woensdag 28 mei 2008 16:38
Kraamverzorgenden
Aan de orde is het spoeddebat over het tekort aan kraamverzorgenden.
Mevrouw Langkamp (SP):
Voorzitter. De vijf uur extra kraamzorg uit het regeerakkoord blijkt
een fopspeen. Alweer kan er een belofte uit het regeerakkoord niet
worden waargemaakt. De 49 uur kraamzorg die nodig is, kan niet worden
geleverd, omdat er een tekort aan kraamverzorgenden is. De kraamzorg
wordt gerantsoeneerd. Er zijn zelfs zo weinig kraamverzorgenden dat
sommige moeders en pasgeborenen helemaal geen zorg krijgen. Hoe kan
dit?
"De steeds grotere werkdruk van de verzorgenden. Het gaan van het ene
naar het andere gezin. Nooit het idee hebben dat je de mensen de zorg
kunt geven die nodig is. Gezinnen moeten vertellen dat er op de dag
van thuiskomst uit het ziekenhuis geen zorg is, maar pas de volgende
middag, is echt vreselijk. Je niet eens kunnen houden aan de landelijk
geïndiceerde uren. Kraamverzorgenden lopen op de toppen van hun
kunnen, er is hoog ziekteverzuim, massale leegloop van goede
kraamverzorgenden die allemaal op zoek zijn naar minder stress en die
opgebrand zijn door soms wel acht of negen verschillende gezinnen in
één week tijd en door het draaien van extra wachtdiensten om de
thuisbevalling in ere te kunnen houden. Ik ben een zorgmens in hart en
nieren, maar ik ben ermee gestopt, ik kon niet meer omgaan met het
feit dat ik én ontevreden kraamverzorgenden had én gezinnen geen zorg
meer kon geven, terwijl zij daar wel premie voor hadden betaald". Het
is een citaat van een van de vele kraamverzorgenden die gestopt is met
dit waardevolle werk.
Het kleine salaris (duizend euro netto op basis van een
fulltimebetrekking, terwijl de meeste kraamverzorgenden parttime
werken), de te hoge werkdruk door het beknibbelen op het aantal uren,
maar vooral het gevoel niet de zorg te kunnen leveren die nodig is.
Dat alles heeft ervoor gezorgd dat het aantal kraamverzorgenden in een
paar jaar tijd is teruggelopen van 12.000 naar 9000. Momenteel zijn er
maar liefst 1000 vacatures.
De kraamzorg staat op springen. De zorgverzekeraars hebben de noodklok
geluid, want zij kunnen zich niet houden aan de wettelijke zorgplicht.
Er worden verschillende noodgrepen voorgesteld, die geen van alle
echte oplossingen zijn voor het probleem. Er worden te dure
verloskundigen ingezet. Er wordt huishoudelijke zorg ingezet, hetgeen
een verschraling is ten opzichte van de kraamzorg. De zwangere moeders
krijgen van hun zorgverzekeraar het geld om het zelf maar uit te
zoeken of hun familie in te schakelen. Dit kan toch niet de bedoeling
zijn? Moeders en baby's lopen hierdoor onnodig risico.
Welke maatregelen gaat de minister treffen om ervoor te zorgen dat er
geen gezinnen zonder kraamzorg komen te zitten? Hoe gaat de minister
ervoor zorgen dat ieder gezin ook het aantal uren kraamzorg krijgt dat
nodig is? Wat gaat de minister doen om de kraamverzorgenden die
gestopt zijn, weer te stimuleren om dit mooie werk te hervatten,
desnoods tijdelijk? Is de minister bereid de ruim 30 mln. die is
vrijgemaakt voor de extra vijf uren kraamzorg, te investeren in het
tekort aan kraamverzorgenden? Wat gaat de minister doen om jongeren te
stimuleren om voor een opleiding tot kraamverzorgende te kiezen? Wat
gaat de minister doen om het beroep van kraamverzorgende weer
aantrekkelijk te maken?
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. De kraamtijd kunnen moeder en kind niet overdoen. Terwijl
de regering in haar wittebroodsweken mooie beloftes deed voor juist
meer uren kraamzorg, mogen wij nu hopen dat een kraamvrouw na de
bevalling nog het wettelijk minimum van 24 uren kraamzorg krijgt en
niet de door de regering beloofde 49 uur. De zoveelste belofte die de
regering breekt! Of er nu tijdelijk schoonmakers of
oud-kraamverzorgenden worden opgeroepen of dat je tijdelijk een
kraamverzorgende zelf mag kiezen of dat verloskundigen moeten
bijspringen in de kraamzorg, het lost natuurlijk de problemen niet op.
Ook hier sloopte de aanbesteding een mooi beroep, door een
inschrijving met een maximumtarief te introduceren waaruit ook de
opleidingen betaald moesten worden. Het is logisch dat de opleidingen
het onderspit delfden. Weldra is een tekort ontstaan en zijn er 1000
vacatures.
De voorganger van deze minister, de heer Hoogervorst, stelde dat de
arbeidsmarktproblematiek in de kraamzorg "weerbarstig" is en dat de
verantwoordelijkheid voor de opleidingen in het veld ligt.
Wie bedacht die kraamzorgveilingen? Bij een overcapaciteit wordt lager
ingeschreven en wordt minder opgeleid. Het gevolg is minder
capaciteit. Dan maar hoger inschrijven en minder kans maken in de
veiling? Daardoor ontstaat voortdurend onrust, terwijl de minister in
zijn schriftelijke beantwoording afgelopen november nog terecht stelde
dat in de praktijk is gebleken dat meer uren kraamzorg van belang zijn
voor de rust in een kraamgezin. De minister is een onruststoker.
Vindt de minister dat de regering een blunder heeft begaan door de
onderbesteding op het gebied van de kraamzorg in 2005 van 37 mln. en
in 2006 van 52 mln. aan de algemene begroting te laten vervallen en
was als dit niet was gebeurd het tekort er nu niet geweest? Wij kunnen
in de verantwoording over 2007 lezen dat er een meevaller is op
kraamzorg en verloskunde van 52 mln. Is de minister nu zo verstandig
dit bedrag voor deze dames, die door weer en wind dit moedige en mooie
werk doen, veilig te stellen? Is hij ook bereid de scheefstand in de
prestaties die verloskundigen al jaren moeten leveren te verhelpen?
Zij doen 120 bevallingen voor een modaal loon, terwijl gerekend in
uren 90 bevallingen voor een modaal loon zouden moeten volstaan. Ik
hoor graag de reactie van de minister hierop.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Op 14 mei dit jaar heeft het programma Netwerk aandacht
besteed aan het tekort aan kraamverzorgenden. Het programma ging
vooral over het feit dat een aantal zorgverzekeraars een brief aan de
KNOV heeft gestuurd met de vraag of de verloskundigen bij kunnen
springen in de zomermaanden. Het lijkt om een tijdelijk probleem te
gaan dat even wat extra inzet vergt, waarna het is opgelost. Is dat
ook zo? Hebben wij hier niet te maken met een groot probleem dat al
jaren speelt?
Sinds ik in de Kamer ben, hebben wij hierover verschillende keren
gedebatteerd. Het lijkt dat de kraamzorg nog verder is afgezakt in
plaats dat deze verbeterd is. De kraamzorg wordt geveild. De tarieven
zijn omlaaggegaan. Driekwart van de zorgverzekeraars betaalt de intake
van de kraamzorg niet eens. Kraamverzorgenden moeten van het ene gezin
naar het andere hollen. De kraamzorg wordt al jarenlang uitgehold. Ik
begrijp het echt niet meer.
De minister zegt de babysterfte te willen terugdringen en de
borstvoeding te willen stimuleren. De minister voor Jeugd en Gezin
vindt dat vroegtijdig in gezinnen moet worden geïntervenieerd. De
verloskundigen en kraamverzorgenden zijn echter de eersten die in de
gezinnen komen. Hoe kan het dat juist deze beroepsgroepen aan hun lot
worden overgelaten? Ik hoor graag van de minister hoe hij dit probleem
wil aanpakken, want ik kan het niet meer uitleggen. Misschien kan hij
dat vandaag wel.
Vrouwen kunnen niet meer rekenen op kraamzorg. Als zij al kraamzorg
krijgen, moeten zij het met een minimum aantal uren doen en vervolgens
afwachten wie aan hun bed staat. Wat vindt de minister van al die
ontwikkelingen die al jarenlang aan de gang zijn? Waar ligt het
volgens hem aan? Is het een kwestie van geld, van verkeerde
inschattingen, van het afschuiven van verantwoordelijkheden of van
nonchalance? Of heeft het te maken met het feit dat de beroepsgroep
uit vrouwen bestaat die gewoon voor het vak gaan en niet voor zichzelf
lobbyen of aan de bel trekken? Deze vraag geldt ook voor de
verloskundigen.
Ik hoor vandaag graag van de minister een uitgebreid antwoord, ook of
het feit dat er een tekort is aan kraamverzorgenden te maken heeft met
het imago, de opleiding en het feit dat steeds minder aantrekkelijke,
want minder uren omvattende contracten worden aangeboden. Voor een
vrouw die een zelfstandig inkomen wil krijgen, is dat namelijk vrij
lastig.
Kraamzorg betekent niet even bij een net bevallen vrouw langsgaan, een
luier verschonen en naar de volgende vrouw gaan. Het betekent naast
zorg ook begeleiding en vroege signalering van problemen. De kraamzorg
is een belangrijke schakel in de hele keten van zorg voor moeder en
kind. Kraamzorg en verloskundigenzorg zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Kraamzorg vervangen door huishoudelijke hulp is dus geen
oplossing. Ook het idee van de minister om vrouwen geld te geven om
zelf kraamzorg in te kopen, verandert niets aan de situatie als er
geen kraamverzorgenden beschikbaar zijn. Dat antwoord kreeg ik vandaag
namelijk op mijn schriftelijke vragen. Wat moeten die vrouwen met dat
geld?
Wat gaat de minister op de korte termijn doen? Voordat het schip
zinkt, moet echt alles op alles worden gezet om ervoor te zorgen dat
vrouwen kraamzorg krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voor de lange termijn krijg ik graag van de minister het liefst voor
15 juni een plan van aanpak hoe hij de problemen die al jaren in de
kraamzorg spelen, wil aanpakken. Verder....
De voorzitter:
Dank u wel!
Mevrouw Arib (PvdA):
De voorzitter:
Dank u wel!!
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Het eerste bericht over een dreigend tekort aan
kraamverzorgenden kwam bij mij binnen in de vorm van een eenvoudig
emailtje van een moeder van twee kinderen die zwanger was van haar
derde. Wat staat haar in de zomer te wachten, als zij is uitgerekend?
In mijn bijdrage vandaag wil ik daar ook mee starten. Als wij het
hebben over dreigende tekorten in de kraamzorg gaat het niet om
gemiddelden -- landelijk gezien zou het gemiddeld gezien misschien wel
kunnen meevallen -- maar om de garantie waarop elke zwangere vrouw
persoonlijk moet aankunnen. "Ik krijg de zorg waar ik recht op heb
tijdens en na de bevalling, ik ben verzekerd van goede zorg."
Voor ons als ChristenUnie is het debat van vandaag extra wrang, omdat
de extra uren kraamzorg waarvoor wij altijd hebben gepleit en die in
het coalitieakkoord terecht zijn gekomen, waarna ze in het basispakket
zijn omgezet in extra uren, in de praktijk kennelijk niet altijd
kunnen worden vertaald in daadwerkelijke kraamzorg. Vorige week kreeg
ik de antwoorden op mijn schriftelijke vragen binnen, waarvoor dank.
Het antwoord van de minister op een vraag over de plicht van de
zorgverzekeraars, het tijdelijke karakter van de krapte en zijn
verwachting voor een flexibele inzet stelt mij nog niet gerust. In
hoeverre kan er nog meer flexibiliteit verwacht worden voor een sector
waar in de afgelopen jaren al zoveel flexibiliteit is gevraagd en waar
nu al sprake is van meer uren werken dan in het contract staat? Er
wordt bij twee, soms drie gezinnen per dag gewerkt, met daarbij ook
nog eens veel reistijd. Een belangrijke vraag is ook wat deze krapte
betekent voor het werk van verloskundigen. Hoeveel flexibiliteit mag
van deze beroepsgroep worden verwacht? Wat betekent dit alles voor de
veiligheid en goede zorg voor moeder en kind?
Zorgverzekeraars Nederland zou aan een oplossing werken. Hoever staat
het daarmee? Hoe beoordeelt de minister de noodoplossing van UVIT, het
extra paar handen of kraamzorg van een bekende? Wat betekent de krapte
voor het extra geld dat beschikbaar is gesteld? Er is 34 mln. extra in
de kraamzorg gestopt, maar volgens de beroepsorganisatie van
kraamvrouwen is er niet genoeg personeel om het geld aan uit te geven.
Op welke termijn verwacht de minister dat de kraamzorg op volle kracht
kan werken en alle uren zorg kan leveren waarop vrouwen recht hebben?
Om de percentages uit de borstvoedingsmotie, door mij ingediend
tijdens de begrotingsbehandeling, te halen heeft de minister de
kraamzorg hard nodig. De ChristenUnie verwacht dan ook van hem
maximale inzet om de krapte in de kraamzorg weg te werken.
Mevrouw Langkamp (SP):
Hoe staat u tegenover het idee van noodoplossingen?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voor mij is het belangrijkste dat er zorg wordt geleverd, het liefst
door de kraamverzorgenden zelf. Dat is immers de beroepsgroep die dat
het beste kan. Maar ik kan mij wel voorstellen dat de minister geen
blik open kan trekken, waarna het is geregeld. Ik kan mij daarom
voorstellen dat op heel korte termijn moet worden gekeken wat nog meer
mogelijk is aan uitwisseling, maar ook aan alternatieve vormen van
zorg. Maar op het moment dat je van een beroepsgroep extra inzet
vraagt, moet dat financieel worden vertaald.
Mevrouw Langkamp (SP):
Dat verbaast mij want kraamverzorger is een heel specifiek beroep waar
specifieke kennis voor nodig is. Die kijkt bijvoorbeeld of een
pasgeboren baby'tje goed groeit, of de borstvoeding goed gaat,
enzovoorts. Daar is een verloskundige niet voor opgeleid. Het verbaast
mij dus dat u dat acceptabel vindt.
Wat vindt mevrouw Wiegman ervan om alle kraamverzorgers die afgehaakt
zijn via een wervingscampagne te verzoeken om er weer bij te komen en
de nood te ledigen? Zij zijn er immers wel voor opgeleid en kunnen nu
bijspringen om het probleem tijdelijk op te lossen, in ieder geval
voor deze zomer. Daarnaast moeten natuurlijk structurele maatregelen
worden genomen om de tekorten weg te werken. Wat vindt zij van een
wervingscampagne?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Dat lijkt me heel goed. Het mooiste zou zijn als dit probleem binnen
de organisaties van kraamverzorgers zelf opgelost kan worden. Daar ben
ik een groot voorstander van. Als het echter na wervingscampagnes niet
lukt om het probleem op te lossen en je staat voor de keuze om tegen
een vrouw te zeggen dat er geen kraamzorg is of om met alle mogelijke
middelen een vorm van zorg proberen te bieden, dan kies ik voor het
laatste. Liever dat dan tegen mensen zeggen: bekijk het maar. Dat
kraamverzorger echter een specifiek beroep is en dat kraamzorg het
beste door deze beroepsgroep geleverd wordt, staat als een paal boven
water.
Mevrouw Langkamp (SP):
Mevrouw Wiegman is het dus met mij eens dat wij eerst alles op alles
moeten zetten om de kraamverzorgers die nu niet meer als zodanig
werkzaam zijn er weer bij te krijgen en daarna pas over
second best-oplossingen te gaan nadenken.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ja, het liefst zie ik kraamverzorgers. Misschien kan het geld dat nu
niet wordt ingezet voor extra uren kraamzorg, worden gebruikt om via
een verkorte opleiding in een korte tijd meer kraamverzorgers op te
leiden dan via de reguliere opleidingen? Eerst moet de focus op de
kraamverzorgers liggen. Naar alternatieven mag alleen gekeken worden
onder de voorwaarde dat er financieel wat tegenover staat, zodat er
echt goede zorg geleverd kan worden.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik ben het met mevrouw Wiegman eens dat alles op alles moet worden
gezet om kraamverzorgers terug te winnen voor het beroep en dat
verloskundigen bij moeten kunnen springen. De minister houdt in zijn
antwoord op mijn schriftelijke vragen ook de mogelijkheid open om
vrouwen een budget te geven zodat zij zelf kraamhulp kunnen regelen.
Die hulp kan ook van de buurvrouw of van de familie zijn. Wat vindt
mevrouw Wiegman daarvan?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Dat moet dan ook echt een mogelijkheid zijn. De vrouwen die nu om
kraamzorg vragen verwachten ook echt kraamzorg en geen zakje met geld
om zelf zorg te gaan inkopen. Daar zijn zij immers voor verzekerd,
zeggen zij. Wat dat betreft ben ik benieuwd of daar vanavond meer over
gezegd kan worden. Met een zak geld voor de mensen zelf wordt het
probleem immers niet opgelost.
Mevrouw Schermers (CDA):
Mevrouw Wiegman zei zo-even dat het niet-gebruikte geld, bestemd voor
de vijf uur extra, gebruikt kan worden voor een korte cursus. Benadert
zij het beroep van kraamverzorgende daarmee niet wat negatief? Is dat
met een korte cursus of een cursusje te leren?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik heb niet gesproken van een korte cursus of een cursusje. Ik doel
erop dat in een kort tijdsbestek wellicht een volwaardige opleiding
kan worden aangeboden in plaats van de reguliere, langdurige
opleiding. Ik heb begrepen dat die mogelijkheden er zijn. Dat zou
deels een mooie oplossing zijn van het probleem.
De heer Dibi (GroenLinks):
Er blijft nu geld op de plank liggen omdat er gewoonweg niet genoeg
kraamverzorgers zijn. De Kamer wil nu in meerderheid oude
kraamverzorgers weer inschakelen. Zou het niet-gebruikte geld niet ook
gebruikt kunnen worden om deze mensen wat meer te geven als zij bereid
zijn opnieuw hun beroep te op te pakken? Zij krijgen dan extra
betaald.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik weet niet of ik degene ben die vanavond moet spreken over meer
geven. Het is ontzettend belangrijk dat binnen de beroepsorganisaties
oplossingen worden gezocht en dat daar keuzes worden gemaakt over de
beste inzet van geld dat niet via de reguliere weg weggezet kan
worden.
Mevrouw Schermers (CDA):
Voorzitter. Kraamzorg is een puur Nederlands fenomeen en heel
belangrijk in de verloskundige keten. Het werk van een
kraamverzorgende lijkt zo gemakkelijk, maar dat is het niet. Het
vereist specifieke kennis en kunde en kan niet zomaar worden
overgenomen, ook en zelfs niet door verloskundigen. Kraamverzorgenden
en verloskundigen hebben ieder een eigen, specifieke taak in de
verloskundige keten. Beiden zijn belangrijk en op beiden moeten wij
heel zuinig zijn.
De aanleiding voor dit debat is een uitzending van Netwerk in reactie
op brieven van zorgverzekeraars aan verloskundigen, waarin zij
aandacht vragen voor het tekort aan kraamverzorgenden. Uit de
uitzending zou kunnen worden afgeleid, dat verzekeraars in die brieven
aan de verloskundigen vragen om een deel van het werk van de
kraamverzorgenden inhoudelijk over te nemen. Mijn fractie leest dat er
niet in. Aan de verloskundigen wordt wel gevraagd om rekening te
houden met een tekort. Verder worden oplossingen aangedragen voor de
korte termijn. De kraamverzorgende die in de uitzending haar verhaal
vertelt, klaagt over de hoge werkdruk. Er wordt tijdens de uitzending
echter niet duidelijk dat het capaciteitsprobleem met name de komende
zomerperiode betreft. Wij hebben te maken met een probleem, waarvan de
omvang, de spreiding over het land en vooral de duur niet duidelijk
zijn. Het probleem is mogelijk een blijvend relatief tekort aan
kraamverzorgenden, waardoor de werkdruk hoog is, en in ieder geval
voor de zomer in verschillende regio's een tekort waarvoor een
oplossing moet worden gezocht. Goede kraamzorg is immers onontbeerlijk
voor een veilige kraamperiode en de verzekerde heeft daar recht op.
Gelukkig hebben betrokken partijen aangegeven dat geen zwangere zonder
kraamzorg komt te zitten en dat in ieder geval minimaal 24 uur
kraamzorg wordt gegeven. Deelt de minister de mening van de
CDA-fractie dat die 24 uur moeten bestaan uit specifieke
kraamzorgtaken en niet uit huishoudelijke kraamzorgtaken?
De zorgverzekeraars spelen een belangrijke rol bij de aanpak van het
probleem. Zij hebben ook oplossingen aangedragen, bijvoorbeeld het
inzetten van extra huishoudelijke hulp voor dat gedeelte van het werk
van een kraamverzorgende dat huishoudelijk van aard is en het voor de
geïndiceerde kraamzorguren mogen inzetten van een kraamverzorgende uit
de eigen omgeving van de patiënt. Hoe kijkt de minister aan tegen de
mogelijkheid om tijdelijk een pgb ter beschikking te stellen voor de
huishoudelijke kraamzorgtaken?
Voor de langere termijn moet er duidelijkheid komen over de omvang van
het probleem en de eventuele oplossingen. Het grote verloskundedebat,
waarin het punt van de kraamperiode natuurlijk aan de orde komt, vindt
plaats na het zomerreces. De CDA-fractie wil dit debat voeren op grond
van feiten. Kan de minister die toezeggen en wanneer kan de Kamer die
dan verwachten? Verder ontvangt mijn fractie graag van de minister
zijn reactie op de noodzaak om meer mensen op te leiden en de
suggestie die is gedaan om het vak aantrekkelijker te maken, te weten
het toevoegen van vroegsignalering aan het vak of het combineren ervan
met andere banen, zoals kraamzorg, jeugdzorg en thuiszorg.
Mevrouw Agema (PVV):
Met enige stelligheid beweert deze dame van de CDA-fractie ...
Mevrouw Schermers (CDA):
Schermers is de naam.
Mevrouw Agema (PVV):
Mevrouw Schermers beweert dat er deze zomer geen tekorten in de
kraamzorg zullen zijn. Is zij bekend met de brief van Actis?
Mevrouw Schermers (CDA):
Ik geloof dat u mij verkeerd citeert, om even te interrumperen in uw
interruptie. Ik heb gezegd dat er juist een aantoonbaar tekort is voor
de komende zomerperiode. Zal ik het u nog een keer voorlezen?
Mevrouw Agema (PVV):
Nee hoor, dan is het mij duidelijk. Het is alleen dat wij hier alle
drie opspringen met een vraag.
Mevrouw Schermers (CDA):
Dan heb ik er al twee beantwoord. Dat gaat snel.
De heer Dibi (GroenLinks):
De aanleiding van dit debat is natuurlijk niet een uitzending van
netwerk, maar een bezuiniging van het vorige kabinet-Balkenende. Die
heeft ertoe geleid dat er een nog groter tekort is aan
kraamverzorgenden. Nu blijkt dat de meest kraamverzorgenden een
partner hebben die het hoofdinkomen verdient, omdat kraamverzorgenden
niet economisch zelfstandig zijn. Er blijft veel geld op de plank
liggen en er zijn nog veel kraamverzorgenden die mogelijk meer
gezinnen gaan helpen. Kunnen wij het geld dat nu op de plank blijft
liggen niet gebruiken om hun een bonus aan te bieden? Wij kunnen
zeggen: als u er wat werk bij neemt, dan krijgt u daarvoor een mooie
beloning.
Mevrouw Schermers (CDA):
Ik kan daarover duidelijk zijn. De echt inhoudelijk kraamzorgtaken
moeten door een professional worden verricht. Dat heb ik ook gezegd in
mijn inbreng.
Alles wat wij kunnen doen om onder die voorwaarde mensen aan het
kraambed te krijgen -- ik doel onder andere op het inschakelen van
voormalige kraamverzorgenden en duobanen -- daar ga ik mee akkoord. Ik
ga niet zeggen dat mensen bonussen moeten hebben. Mensen moeten worden
betaald voor het werk dat zij doen. Ik zou het ook niet terecht vinden
om mensen die naar de markt zijn teruggehaald een extra bonus te
geven, zodat zij uiteindelijk meer betaald worden dan de huidige
kraamverzorgenden.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik denk dat u mij niet helemaal goed hebt begrepen. Ik doelde op de
huidige kraamverzorgenden die al hard werken. Wij zien heel veel van
hen uitstromen omdat het in andere beroepen aantrekkelijker is om te
werken, bijvoorbeeld in de kinderopvang. Daar hebben mensen immers wel
fulltime werk. Kraamverzorgenden hebben vaak een partner die het
hoofdinkomen verdient. Zij zijn niet in staat om economisch
zelfstandig te zijn met het werk dat zij verrichten. Dan kunnen wij
toch best besluiten om hen een speciale beloning te geven als zij
bereid zijn om zich nog wat extra in te zetten, naast de gezinnen die
zij al helpen? Er is immers in de komende zomerperiode een ernstig
tekort. Vindt u niet dat het ook uw verantwoordelijkheid is, omdat er
in het vorige kabinet-Balkenende is bezuinigd? Het zou toch een heel
mooi gebaar zijn van onze kant?
Mevrouw Schermers (CDA):
Ik vind dat mensen die deze specifieke kraamzorgtaken verrichten,
moeten worden betaald voor het aantal uren dat zij werken. Volgens mij
verwart u oorzaak en aanleiding. De aanleiding voor dit spoeddebat was
wel degelijk een uitzending van Netwerk.
De heer Dibi (GroenLinks):
Dan is de oorzaak de bezuiniging. Wilt u toch nog ingaan op de
bezuinigingen die in de vorige kabinetsperiode hebben plaatsgevonden
die het probleem hebben verergerd en op het nijpende tekort in de
aankomende zomerperiode waardoor gezinnen mogelijk zonder
kraamverzorgende komen te staan? Bent u bereid om die bonus te geven
aan kraamverzorgenden?
Mevrouw Schermers (CDA):
Nee, ik heb dat net al gezegd. Ik vind dat mensen reëel moeten worden
betaald voor het werk dat zij doen. Alles wat wij kunnen doen, ook in
financieel opzicht, om zaken te stimuleren, daar sta ik achter. Ik wil
echter niet dat er rechtsongelijkheid bestaat tussen mensen die nu aan
het werk zijn en mensen die wij eventueel terug willen halen.
Mevrouw Langkamp (SP):
Ik begrijp het nog steeds niet helemaal. U erkent dat er in de komende
zomerperiode een probleem is en u zegt dat wij moeten proberen om dat
op te lossen. U twijfelt er echter aan of er sprake is van een
langetermijnprobleem, als ik het goed heb begrepen, en u wilt daar
meer duidelijkheid over van de minister.
Mevrouw Schermers (CDA):
Ja, dat klopt.
Mevrouw Langkamp (SP):
Hoe verhoudt zich dat bijvoorbeeld tot de afname van het aantal
werkende kraamverzorgenden van 12.000 naar 9000 in de afgelopen jaren
en de 1000 vacatures die op dit moment openstaan? Daaruit blijkt toch
dat er een structureel probleem is dat niet alleen maar met een piekje
in de zomer te maken heeft, maar dat om structurele oplossingen
vraagt?
Mevrouw Schermers (CDA):
Ik denk dat wij heel goed zicht moeten krijgen op de problemen die
zich op de langere termijn zullen voordoen. In de documentatie die ons
is toegestuurd, is te lezen dat er een zorgverzekeraar is die zegt dat
in elk geval voor zijn zorgverzekerden het probleem op 1 oktober
voorbij is en dat hij per 1 oktober stopt met de noodmaatregelen. Dat
is een zorgverzekeraar die heel creatief noodmaatregelen heeft
getroffen, ook financieel. Deze verzekeraar zegt dat per oktober het
probleem zodanig is opgelost dat deze maatregelen niet meer nodig
zijn. Ik wil zicht hebben op de problemen voor de langere termijn. Ik
zeg niet dat er wel of geen probleem is. Ik heb wel gezegd dat het
acute probleem zich in de zomer voordoet.
Mevrouw Langkamp (SP):
Dan concludeer ik dat u toch ontkent dat er een structureel probleem
is en dat u daar gewoon geen oog voor hebt.
Mevrouw Schermers (CDA):
Ik heb gezegd dat ik het niet weet. Ik krijg verschillende signalen
binnen. Ik heb één signaal genoemd dat uw stelling juist niet
ondersteund. Daarnaast heb ik ook signalen ontvangen die deze wel
ondersteunen. Ik heb gezegd dat ik er zicht op wil hebben.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de heer Zijlstra van de VVD-fractie. In deze
intieme omgeving mag ik wel zeggen dat hij een jonge vader in spe is.
De heer Zijlstra (VVD):
Voorzitter. Mijn vrouw moet bevallen in augustus in Utrecht. Dus waar
het gaat om problemen in de kraamzorg: wij zitten er middenin, want
Utrecht is een van de regio's die wordt genoemd.
De vraag is wat de oorzaken zijn van het probleem. Hoe kan het dat de
minister in antwoord op schriftelijke vragen van de SP-fractie begin
dit jaar nog schreef: "Uit het veld van de kraamzorg begrijp ik dat
zorgverzekeraars en kraamzorgaanbieders in staat zijn om de
geïndiceerde uren te leveren. Maatregelen zijn derhalve niet aan de
orde."
Dat is nog niet lang geleden, dus ik verneem het antwoord graag. Wat
kunnen wij doen om de nood voor de korte termijn te lenigen? De vraag
is overigens of het alleen nood is voor de korte termijn. Actis
schrijft in haar brief dat er momenteel veel mensen worden opgeleid en
dat de instroom nu hoger is dan de uitstroom. Dat neemt niet weg dat
er enkele regio's zijn met een structureel probleem. Wat is de
minister van plan te doen om dat probleem op te lossen? Het veld
oppert het idee om het geld dat op de plank ligt te gebruiken voor
scholing en het werken aan het imago. Is dat een mogelijkheid? Wij
zijn er voorstander van dat geld ook te besteden aan het stimuleren
van mensen om terug te gaan naar de kraamzorg indien zij naar de
thuiszorg of de kinderopvang zijn gegaan. Mensen die na hun opleiding
tot kraamverzorger in een andere sector terecht zijn gekomen, kunnen
worden gestimuleerd om hetzelfde te doen. Welke mogelijkheden ziet de
minister daartoe? Als die mogelijkheden er zijn, lijkt het ons goed om
die te benutten. Hoe kunnen wij verschuiving voorkomen? Onder
verschuiving versta ik het dichten van het gat in de kraamzorg en
daarmee bewerkstelligen dat er in een andere sector een gat ontstaat.
Wij moeten immers voorkomen dat wij over een maand een debat dienen te
voeren over de kinderopvang doordat iedereen vrolijk is overgestapt.
Er wordt geklaagd dat er in de kraamzorg geen fulltime banen zijn. Dat
probleem zou moeten worden opgelost door de extra tijd. Een andere
klacht die ik steeds hoor in relatie tot het tekort aan personeel in
de zorg is dat er veel parttime wordt gewerkt. Dat zou een keuze zijn
in plaats van dwang. Kan de minister zijn licht werpen op deze
tegenstelling? Als daarover meer duidelijkheid is, is de oplossing van
het probleem misschien nabij.
De heer Dibi (GroenLinks):
Voorzitter. Het schreeuwende tekort aan kraamverzorgers klinkt luider
dan het gehuil van de meest ongelukkige baby. Het is het volgende
tekort waarover de Kamer spreekt. Kan dat niet te maken hebben met de
mate van erkenning van mensen die het echte werk in de publieke sector
doen in vergelijking met de erkenning van de werknemers die hogere
functies vervullen? In 2006 heeft het kabinet-Balkenende III wederom
een bezuiniging in deze sector doorgevoerd. Dat heeft ertoe geleid dat
minder jonge studenten zich hebben aangemeld voor de opleiding tot
kraamverzorger. Als zij in dat vak werkzaam zouden zijn, konden zij
immers niet financieel zelfstandig zijn. Daarbij komt dat het vak als
het ware verzilvert. Wij staan dus voor de taak om voldoende
kraamverzorgers te vinden die moeders en pasgeboren baby's na de
bevalling kunnen helpen. Dat vraagt creativiteit en daadkracht van de
minister. Deze situatie leidt immers niet alleen tot grotere risico's
voor moeders en baby's maar de druk op verloskundigen, ziekenhuizen en
de jeugdzorg zal ook toenemen. Het is goed om voor huishoudelijke
taken tijdelijk hulp in te schakelen, maar die medewerker is
natuurlijk geen vervanger voor de kraamhulp. De minister verbaasde
zich enige tijd geleden over het feit dat veel vrouwen al na een maand
ophouden met het geven van borstvoeding. De reden daarvan is dat er
vier tot zes weken nodig zijn om de borstvoeding goed op gang te laten
komen. Dat gaat dus niet vanzelf. Veel vrouwen haken in de tweede of
de derde week al af omdat zij daarbij niet voldoende hulp hebben
gekregen. Vrouwen die bevallen zijn, moeten professionele hulp
krijgen. Zij kunnen die niet krijgen van hun schoonmoeder of partner.
Het kabinet is bezig met het tegenwerken van de informele
gastouderopvang, maar de informele kraamhulp zal wel worden
gefinancierd. Het structurele probleem van het tekort aan
kraamverzorgers dient op structurele wijze te worden opgelost.
Is de minister bereid om het aantal uren dat per gezin vergoed wordt,
verder op te schroeven zodat het echt aantrekkelijker wordt om het vak
van kraamverzorger uit te oefenen? Is hij bereid om zeker in de
Randstad, waar het tekort aan kraamverzorgenden nijpend is, een
wervingscampagne onder allochtonen te doen? Laatstgenoemden dringen in
de kraamzorg namelijk nog niet voldoende door.
Kraamzorgaanbieders moeten onder druk van zorgverzekeraars leveren.
Als er geen kraamverzorgers te vinden zijn, dan gaan zij andere opties
na. Dus worden veel zzp'ers, zelfstandigen zonder personeel, benaderd,
die er ook veel meer euro's voor krijgen. Hierdoor ontstaat een
ongelijke situatie tussen kraamverzorgers en deze zzp'ers die het
tekort opvullen. Is de minister hiervan op de hoogte, en is hij bereid
om hiernaar kritisch te kijken en met gepaste maatregelen te komen?
Als het tekort in de komende zomerperiode echt zo groot wordt, vind ik
dat wij kraamverzorgers extra geld moeten geven als zij extra werk
willen verzetten. Ik weet dat dit normaal gesproken in overleg tussen
werkgevers en werknemers wordt afgesproken, maar is de minister bereid
om hiernaar te kijken, omdat het echt gaat om een ernstig tekort in de
komende periode?
Het geld dat nu op de plank blijft liggen, mag niet ongebruikt
blijven. Het moet direct ingezet worden om de instroom van
kraamverzorgers te vergroten en de uitstroom te beperken.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Kraamzorg is voor vrouwen die net een kind hebben gekregen
een belangrijke en noodzakelijke manier om zelf weer te kunnen
aansterken en tegelijkertijd goede zorg te ontvangen voor hun
pasgeboren baby. Kraamverzorgenden hebben daarom een belangrijke
functie; wie zal het ontkennen? Niet voor niets heeft de SGP-fractie
zich er daarom bij de behandeling van de Zorgverzekeringswet met een
amendement voor ingezet om kraamzorg expliciet in de wet op te nemen.
Daarvan is het gelukkig ook gekomen.
Nu krijgen vrouwen te horen dat zij hun familie of vrienden maar
moeten vragen, en dat terwijl zij volgens de regels recht hebben op
veel meer dan het absolute minimum. Ook voor de kraamverzorgenden zelf
werkt dit negatief, omdat zij nogal eens kort bij gezinnen kunnen
zijn, twee of drie gezinnen op één dag moeten doen, en daarom niet de
kwaliteit kunnen leveren die zij graag willen. Nu is formeel het
aantal uren kraamzorg in het basispakket wel omhooggegaan van 44 naar
49 uur, wat toe te juichen is, maar als de kraamzorg dan op het
wettelijk minimumpakket van 24 uur gaat zitten, dan schiet niemand
daar wat mee op. Vindt de minister het acceptabel dat maar zo weinig
zorg wordt gegeven? Anders is het schermen met meer uren voor
kraamzorg toch, onverhoopt, slechts een cosmetische operatie?
Collega's spraken al over een ander gevolg: verloskundigen moeten
extra taken opvangen. De KNOV heeft al aangegeven dat de
verloskundigen daaraan niet zomaar toegeven en vervolgens de uren bij
de zorgverzekeraars als kraamzorg declareren. Is de minister bereid om
te zoeken naar mogelijkheden dat er alsnog een "noodopvang" komt,
bijvoorbeeld door ook huishoudelijke zorg te bieden?
Een urgente vraag is natuurlijk hoe de minister zal bereiken dat ook
de moeders die in juni, juli of augustus aanstaande een kind krijgen,
de zorg krijgen die zij werkelijk nodig hebben, dat wil zeggen zorg
die zo dicht mogelijk zit bij de norm van het basispakket. In november
jongstleden berichtte de minister ons nog dat er voldoende capaciteit
en flexibiliteit zou zijn om de extra uren te geven. Nu krijgen de
moeders juist minder. Wij mogen juist in een vaak kwetsbare en soms
moeilijke situatie moeders of aanstaande moeders niet opzadelen met de
problemen van een tekort aan personeel. Zij hebben wel wat anders aan
hun hoofd.
De minister stelde dat met de vijf uur extra kraamzorg in het
basispakket het beroep van kraamverzorgende aantrekkelijker wordt voor
mensen die graag fulltime willen werken. Dat blijkt nog niet echt.
Toch moet het wel de kant opgaan van het versterken van het imago van
het beroep van kraamverzorgende, want er is niet alleen een tijdelijk
probleem; ook met het oog op de toekomst is het nodig dat dit gebeurt.
Wat gaat de minister daarvoor doen?
Wij kregen een bericht van iemand die zich eens had gemeld als
herintreder in de kraamzorg. Dat bleek helemaal niet te kunnen vanwege
verouderde papieren. Geldt dit in het algemeen, zo vraag ik de
minister. Als de minister zou kiezen voor het inzetten van
oudgedienden, dan moet dit probleem in ieder geval worden opgelost.
De vergadering wordt van 20.11 uur tot 20.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik zie dat u allen het daar heel gezellig hebt. Ik denk dat het debat
zo en petit comité veel efficiënter zou gaan, maar ik wil toch maar de
normale setting van vak-K handhaven. Straks kan iedereen uitpuffen,
maar nu nog even niet. Mijnheer Zijlstra, ik weet dat u nu die cursus
kent.
Het woord is aan de minister.
Minister Klink:
: Voorzitter. Het debat van vanavond betreft een ernstig onderwerp en
ik zal mijn toon direct hervatten. U gebruikte het woord "uitpuffen"
waarschijnlijk niet voor niets.
De voorzitter:
Inderdaad.
Minister Klink:
Er is een ernstige toon, want ik deel de zorgen van alle Kamerleden
over de tekorten in de kraamzorg. In dit land is goede en voldoende
kraamzorg een groot goed, waar wij zuinig op moeten zijn. Het is ook
een uniek goed, begreep ik zojuist van mevrouw Schermers. Dat is een
extra reden om er zuinig op te zijn.
Ik neem de signalen over tekorten in de kraamzorg in sommige delen van
het land serieus. Ik ben het nadrukkelijk met mevrouw Schermers en ook
de heer Zijlstra eens dat het tekort speelt in sommige delen van het
land, want er zijn gelukkig ook gebieden zonder krapte. De situatie
verschilt regionaal en soms zelfs per kraamzorgorganisatie. Het
probleem spitst zich toe op de Randstad, Brabant en Gelderland.
Bovendien wil ik graag een onderscheid maken tussen een structurele en
een incidentele problematiek. De incidentele problematiek doet zich
vooral in de zomerperiode voor. Waar het aanvankelijk een periodiek
probleem leek, namelijk krapte in de zomer, wijzen de signalen er nu
op dat het wel degelijk een structureel probleem is. Dat is
opmerkelijk en dat is een extra reden op hier extra inspanningen te
plegen, temeer omdat -- ik deel de gevoelens van mevrouw Wiegman op
dit punt -- wij 34 mln. extra hebben geïnvesteerd in de kraamzorg
vanwege de uitbreiding van het aantal uren, dat ook is neergelegd in
het Landelijk Indicatieprotocol; dankzij de ChristenUnie is dat punt
in het coalitieakkoord terechtgekomen. De heer Van der Vlies zei
terecht dat op het moment dat je die uren toekent en vervolgens in de
wetgeving verankert, althans in die zin dat de wetgeving in feite
verwijst naar het Landelijk Indicatieprotocol, die 49 uur die
gemiddeld geboden moet worden ook wel daadwerkelijk geboden móét
worden.
Met het extra geld kan het basispakket voor kraamzorg met gemiddeld 5
uur per verzorging worden uitgebreid tot de genoemde 49 uur. Deze zijn
opgenomen in het Landelijk Indicatieprotocol. De heer Zijlstra vroeg
hoe ik in november, en ik geloof ook in januari naar aanleiding van
Kamervragen, toch wel vrij stellig kon melden dat de flexibele inzet
en de capaciteit toereikend zouden zijn om aan die 49 uur en aan het
indicatieprotocol te voldoen. Dat is een terechte vraag, maar ik heb
dat op gezag gedaan van de veldpartijen, namelijk Zorgverzekeraars
Nederland en ActiZ. Zij hebben mij dit gemeld nadat wij dat
uitdrukkelijk hadden gevraagd. Dat blijkt nu dus niet het geval te
zijn. Eerlijk gezegd verbaast mij dat dan ook zeer.
De krapte was immers niet nodig geweest als zorgverzekeraars in de
voorliggende periode meer ruimte hadden gegeven om te investeren in
werving, selectie, opleiding en scholing. In feite vloeit die
verplichting om te investeren ook voort uit -- precies wat ik zojuist
zei -- de Zorgverzekeringswet, waarin het recht op deze zorg is
verankerd. Tegenover dat recht staat wel een zorgplicht van de kant
van de verzekeraar die voldoende dient te contracteren, en vervolgens
een plicht van de kant van de dienstverleners om voldoende te doen aan
selectie, werving en scholing en daarna het binnenhalen van genoeg en
voldoende gekwalificeerd personeel.
Van hun kant hadden de zorgaanbieders eerder aan de bel moeten
trekken. Ik zei reeds dat ik in januari geen signalen heb gekregen dat
de uitbreiding van de kraamzorg niet kon worden geleverd, laat staan
dat ik het bericht heb gekregen dat de tekorten ernstig waren. Op het
moment dat wij het navroegen, zeiden verzekeraars dat zij contracten
voor de levering van zorg ook in de zomer hadden afgesloten en dat hen
betrekkelijk recent is gebleken dat deze niet kunnen worden nagekomen
door de aanbieders. Ik heb mij inmiddels ook in de achtergronden
verdiept: het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Mevrouw Arib
wees er terecht op dat het probleem in deze Kamer kennelijk al vele
malen aan de orde is geweest. Precies de piekperiode -- of de
dalperiode, om het maar zo te zeggen -- in de zomer met betrekking tot
het aantal beschikbare kraamverzorgenden is kennelijk een patroon.
Het gaat dan om een vervelend patroon dat kennelijk nogal hardnekkig
is en naar mijn stellige overtuiging doorbroken moet worden. De
zomerdip is niet nieuw. Men had het dus kunnen weten. Bij navraag door
ons in hoeverre er toereikende zorg geboden kan worden in het licht
van het indicatieprotocol dat het nota bene ophoogde, hebben wij dus
het antwoord gekregen dat er voldoende capaciteit was en voldoende
mogelijkheden voor flexibele inzet. Mede geïnstigeerd door uw vragen
maar verergerd door het informeren naar de achtergronden van de
ontstane situatie, treft u dus een wat geïrriteerde minister tegenover
u. Ik ben namelijk samen met de Kamer van mening dat het veld hier in
feite zijn verantwoordelijkheid moet oppakken. Het is nu eenmaal zo in
het huidige stelsel met de Zorgverzekeringswet dat er een zorgplicht
ligt bij de verzekeraars. Zij dienen zich te vergewissen van vraag en
aanbod, van de structurele ontwikkelingen daarvan en van wat
vervolgens de ontwikkeling van de arbeidscapaciteit is. Ik kom hierop
terug bij de behandeling van de structurele oplossingen. Er ligt hier
naar mijn gevoel een belangrijk ankerpunt. Ik wil mij er voortdurend
van vergewissen in hoeverre dat wordt opgepakt.
Nadat ik de signalen over de tekorten had ontvangen, heb ik contact
gezocht met de koepels van zorgverzekeraars en de
kraamzorgorganisaties en over deze ontwikkelingen mijn onvrede
uitgesproken. Ik ben blij dat uit mijn contacten met beide
organisaties blijkt dat alle betrokken partijen het nu als een
gezamenlijk probleem ervaren. Dat blijkt ook wel uit het persbericht
van vandaag en uit het stuk van ActiZ en de werknemersorganisaties.
Men is bereid om zowel voor de korte termijn als voor de meer
structurele problemen naar creatieve oplossingen te zoeken. Dat is ook
hard nodig, gegeven de plicht die uit de wet voortvloeit.
Die positieve houding van de partijen zal er natuurlijk niet toe
leiden dat de structurele oplossingen deze zomer al gerealiseerd zijn.
Wel hebben alle betrokken partijen, de kraamzorginstellingen, de
verloskundigen, kraamverzorgenden en zorgverzekeraars, de handen
ineengeslagen om alles in het werk te stellen de noodzakelijke zorg zo
veel mogelijk zeker te stellen. Men heeft hiervoor een aantal
oplossingen bedacht.
Een kortetermijnoplossing die men voor ogen heeft -- het gaat hierbij
met name over de regionale problematiek -- is het extra inzetten van
huishoudelijke hulp ter ontlasting van kraamverzorgenden. Ik teken
hierbij direct aan, ook naar aanleiding van de opmerking hierover van
mevrouw Schermers, dat de huishoudelijke hulp zich zal moeten wijden
aan huishoudelijke taken en niet aan kraamzorgtaken. Er treedt dan een
vorm van taakdifferentiatie op. Op deze manier kunnen
kraamverzorgenden zich vooral wijden aan de zorg voor moeder en kind.
Hieraan wil men gaan werken.
Een andere oplossing is dat de zorgverzekeraars aanbieden om, als zij
niet in staat zijn zorg te leveren, deze op restitutiebasis te
vergoeden, als de verzekerde zelf in staat is om in de zorg te
voorzien. De ouders krijgen dan een bepaald bedrag. Ook hierbij moet
er verschil worden gemaakt tussen aan de ene kant huishoudelijke hulp,
die dan als het ware het karakter van een pgb krijgt, en aan de andere
kant kraamhulp, waar gekwalificeerd personeel tegenover moet staan.
Het kan niet zo zijn dat iemand kraamhulp gaat verlenen die niet de
papieren c.q. de achtergrond en vaardigheden heeft. Dat is niet de
bedoeling.
Een derde oplossing is dat sommige verzekeraars c.q.
kraamzorgorganisaties kijken in hoeverre kraamverzorgenden gedurende
de zomerperiode een vakantiehuis kan worden aangeboden in die
werkgebieden waar schaarste is. In samenspraak met de zorgverzekeraar
wordt ook soms de zorgduur met een dag verkort. Dit is een maatregel
die kennelijk ook in het verleden al genomen is in de zomer.
Tot slot heb ik overlegd met kraamzorgorganisaties over de
mogelijkheid om uitgetreden kraamverzorgenden weer op te roepen. Ik
zag naderhand via teletekst dat ook de Kamer dit gesuggereerd heeft.
Uit dat overleg blijkt dat de branche dit zelf inmiddels geprobeerd
heeft, maar dat het tot minder resultaten leidt dan men aanvankelijk
hoopte. De reden daarvoor is dat veel kraamverzorgenden inmiddels
elders werk hebben gevonden. De heer Dibi verwees hier al naar. Ik
moet nog nagaan of de heer Van der Vlies gelijk heeft met zijn
opmerking dat men soms gewoonweg de papieren niet meer heeft om die
taak te kunnen uitoefenen. Als dat het geval is, lijkt mij een snelle
inhaalslag op dat domein van belang. Ik kom hier later nog op terug.
Ook bestaat natuurlijk de mogelijkheid van het uitbreiden van het
aantal uren. De heer Dibi verwees hier al naar. Dit kan wellicht
belangrijk zijn omdat heel veel kraamverzorgenden in feite in deeltijd
werken. Ik vind daarom dat op korte termijn met man en macht, of beter
gezegd in dit verband met "mens en macht", moet worden ingezet op het
daadwerkelijk effectueren van de kortetermijnmaatregelen. Zo kan er in
de zomer in ieder geval één ding gegarandeerd worden, namelijk
minimaal die 24 uur waarnaar de heer Van der Vlies vraagt.
Ik teken daarbij aan dat dit echt minimaal is vanwege het feit dat wij
niet voor niets extra hebben geïnvesteerd in de kraamhulp, dankzij de
fractie van mevrouw Wiegman, en het feit dat daarop het
indicatieprotocol is aangepast. Dat aantal van 24 uur is dus het
minimum en tegelijk een signaal dat dit nog niet toereikend is, dat
men zich daarbij niet mag neerleggen.
Mevrouw Langkamp (SP):
Ik begrijp de minister niet zo heel goed. Hij heeft gezegd dat de
kraamzorg expliciet door kraamverzorgenden moet worden geleverd. De
kraamzorg bestaat ook uit andere vormen van zorg, bijvoorbeeld uit
huishoudelijke zorg. Die kan naast de kraamzorg door huishoudelijke
hulpen worden geboden, maar als iemand geïndiceerd is voor kraamzorg,
dan is dat toch kraamzorg. Dan kan de minister toch niet zeggen, zoals
hij ook deed in antwoord op vraag zeven van mevrouw Arib, dat hij het
onacceptabel vindt dat de verzekerde de geïndiceerde zorg, de zorg
waarop zij recht heeft, niet kan ontvangen, terwijl hij even verderop
zegt dat in ieder geval het wettelijk vereiste minimum van 24 uur moet
worden geleverd. Dat rijmt toch niet met elkaar?
Minister Klink:
Nee, ik vind het in tweeërlei opzicht een noodconstructie. Ten eerste
geldt dit voor de differentiatie van huishoudelijke taken en
hulpverlening. Dat is kennelijk één pakket wanneer de reguliere
kraamverzorgenden hulp bieden, althans hun diensten aanbieden. Die
taakdifferentiatie is niet gelukkig, maar voorlopig vind ik het wel
een maatregel die er in elk geval toe kan leiden dat meer mensen aan
de familie, het gezin diensten verlenen dan anders het geval zou zijn,
want in dat andere geval zouden nog minder uren kunnen worden geboden.
Ten tweede heb ik zo-even al gezegd dat die 24 uur het absolute
minimum is, maar dat men wel voor meer geïndiceerd is. Ergo: er is
eigenlijk sprake van ontoereikende zorg. Daarom kan dit niet anders
dan een noodconstructie zijn. Ik wil deze situatie structureel
oplossen. Kennelijk doet deze situatie zich in de zomer al vele jaren
voor. Daarbij leg ik mij simpelweg niet neer.
Het landelijke indicatieprotocol maakt niet voor niets deel uit van de
aanspraken in de polis die mensen hebben afgesloten. Op wat daarin
staat hebben zij simpelweg recht, maar ik kan op dit moment geen ijzer
met handen breken en ik ben blij dat zowel de verzekeraars als de
zorgaanbieders er in ieder geval via de methode die ik zo-even heb
genoemd voor willen zorgen dat het minimum wel wordt geboden. Ik ben
echter met mevrouw Langkamp van mening dat er toereikende zorg dient
te zijn, dus een toereikend aanbod.
Mevrouw Langkamp (SP):
Ter verduidelijking: kraamzorg is kraamzorg. Het gaat dus vooral om de
tijd gedurende welke een kraamverzorgende in het gezin aanwezig is. De
situatie die de minister nu schetst is dus: de kraamverzorgende komt
binnen, doet de hoognodige zaken en is weer weg. Dat is toch geen
kraamzorg meer?
Minister Klink:
Het is in de zomer van tweeën een: als wij de taakdifferentiatie niet
toepassen, beschikken wij over nog minder kraamverzorgenden. Dan
bestaat dus de kans dat nog minder uren kunnen worden geboden. Dit is
inderdaad een hulpconstructie op grond waarvan men voor de taken die
af te splitsen zijn en die niet direct kraamzorg hoeven te heten, die
ook huishoudelijke hulp kunnen zijn, anderen inhuurt ten einde de
handen en de uren vrij te maken voor de daadwerkelijke kraamzorg.
Mevrouw Langkamp (SP):
Dan concludeer ik dat de minister zegt het niet te accepteren dat
minder uren worden geleverd dan geïndiceerd, maar toch accepteert dat
het gebeurt.
Minister Klink:
Ik kan niet anders dan accepteren dat in elk geval in de zomer hier en
daar met hulpconstructies zal moeten worden getracht om het aantal
uren te leveren dat is geïndiceerd. Wij mogen hopen dat dit een hoog
aantal uren is, maar om het aantal niet nog lager te krijgen, vind ik
die taakdifferentiatie belangrijk. Ik wil verder de garantie van een
minimum van 24 uur. Dit is echter niet conform het indicatieprotocol,
het is niet conform hetgeen is toegezegd over de capaciteit en de
flexibele inzet daarvan. Ik kan niet anders dan constateren dat de
zorgverzekeraar tekortschiet in relatie tot de zorgaanbieder en dat
dus alle zeilen zullen moeten worden bijgezet om structureel
oplossingen te realiseren, maar voor the time being vind ik
hulpconstructies altijd nog beter dan dat de zorg minimalistisch of te
minimalistisch wordt.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb zojuist van de minister een enthousiast voorstel vernomen over
vakantieparken. Wellicht haalt hij daarmee ook nog de kranten, maar in
diezelfde zin zei hij iets dat ik ook heb verstaan.
U zei met dezelfde zin dat het mogelijk is dat in de piektijden een
dag minder kraamzorg wordt gegeven. Dat kan natuurlijk niet. U heeft
beloofd dat alle kraamvrouwen in ons land in plaats van 44 uur 49 uur
kraamzorg krijgen, dus ook in de piekperiodes. Ik vind het prachtig
dat u voorstelt om vrouwen die dat willen naar vakantieparken te
sturen, maar tegelijkertijd kunt niet zeggen: u kunt in de
piekperiodes wel eens kans hebben op een dagje minder. Dat is vraag
één. Dan vraag twee.
Wat gebeurt als iemand is geïndiceerd voor 84 uur kraamzorg? Dan is de
bevalling heel zwaar geweest en is er een en ander aan de hand. Is het
mogelijk dat die mensen dan te maken krijgen met het wettelijk minimum
van 24 uur?
Minister Klink:
U zegt dat iedere kraamvrouw 49 uur kraamzorg krijgt, maar het aantal
uren kraamzorg is afhankelijk van de indicatie. Gemiddeld dient men 49
uur kraamzorg te krijgen. Ik vind dat men de op basis van de indicatie
toegerekende zorg dient te krijgen. Tegelijkertijd kan ik niet anders
dan constateren dat er een dusdanige schaarste is dat het gemiddelde
van 49 uur waarschijnlijk niet in alle regio's of over de hele linie
gehaald wordt. Met andere woorden, voor de kraamzorg zullen minder
uren beschikbaar kunnen zijn dan op basis van de indicatie moet worden
gegeven, maar 24 uur zal het absolute minimum zijn. Als de
zorgbehoefte met de indicatie hoog wordt ingeschat, zal men meer uren
kraamzorg krijgen dan het minimum. Ik mag ervan uitgaan dat men bij de
inzet van de kraamhulpen rekening houdt met de indicatie.
Overigens wil ik u op één punt corrigeren: ik ga helemaal niet mensen
naar vakantiehuizen sturen. Ik kijk wel uit. De zorgaanbieders kunnen
compleet vrijwillig zoiets aanbieden. Ik ben blij met inventiviteit en
creativiteit, al was het alleen maar vanwege het feit dat men hiermee
aangeeft dat men het gevoel van urgentie deelt. Of men op deze manier
voor een omvangrijk deel van de problematiek een oplossing aandraagt,
waag ik te betwijfelen, maar wie niet waagt, die niet wint.
Mevrouw Agema (PVV):
Wij delen in ieder geval de mening dat dit een bijzonder creatieve
oplossing is, maar ik wil nog even op het andere punt terugkomen. Het
kan natuurlijk niet zo zijn dat u 34 mln. extra vrijmaakt, dat u mooie
sier maakt met de belofte van gemiddeld 49 kraamzorguren per
kraamvrouw en dat u tegelijk zegt: in piektijden mag het gemiddelde
een dag minder zijn, dan mag dat ineens 41 uur zijn. Dat kan niet.
Voor zo'n uitspraak kunt u als minister niet staan. U moet voor iets
anders staan. U moet de zekerheid geven dat als 84 uur kraamhulp wordt
geïndiceerd de mensen die 84 uur hulp ook krijgen en dat niet de
gezinnen die extra zorg nodig hebben, ook met het wettelijk minimum te
maken krijgen. Ik hoop daarom dat u mij toezegt dat als de mensen met
de indicatie 84 uur kraamzorg is toegezegd, zij die 84 uur zorg
krijgen. Alle mensen moeten krijgen wat ze met de indicatie is
toegezegd.
Minister Klink:
Ik constateer dat u mijn betoog omzet in een heftig getoonzette vraag.
Alles wat u nu namelijk vraagt, heb ik zo-even betoogd, namelijk dat
uit de Zorgverzekeringwet de plicht voortvloeit om voldoende zorg te
contracteren, zodat men aan het indicatieprotocol kan voldoen. Op dit
punt ben ik het dus volstrekt met u eens. Op dit moment constateer ik
echter dat de schaarste te groot is om over de hele linie aan de eis
te voldoen. Tegelijkertijd constateer ik dat zorgaanbieders en
verzekeraars op de korte termijn oplossingen willen aandragen. Ik
juich het toe dat zij dat willen, want wij hebben te maken met een
schrijnende problematiek. Tegelijkertijd wil ik af van het probleem
van de tijdelijke tekorten door een en ander structureel in kaart te
laten brengen en door vervolgens structurele maatregelen te nemen. Die
maatregelen zal ik zo meteen toelichten, maar nu wijs ik op het
volgende: zoals ik reeds in eerdere debatten heb gezegd, één aspect
delen wij in elk geval en dat is het gevoel van urgentie en het beeld
van de analyse.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik wijs erop dat dat indicatieprotocol was bedoeld om op een goede
manier een afweging te kunnen maken voor de vraag om kraamzorg. Aan de
hand daarvan moest men kunnen nagaan wat echt nodig was. Nu wordt dat
indicatieprotocol eigenlijk gebruikt om kraamzorg te rantsoeneren,
waardoor vrouwen het minimum aan zorg krijgen. Ik ben bang dat de
vrouwen die kraamzorg hard nodig hebben, het minste aantal uren aan
kraamzorg zullen krijgen. De signalen wijzen daar ook op.
Minister Klink:
Voor veel van de aangedragen punten ben ik gevoelig en één ervan
stelde mevrouw Agema met haar vraag aan de orde. In feite herhaalt u
de desbetreffende vraag, namelijk de vraag: geldt dat minimum voor
iedereen of wordt rekeninggehouden met de aard en urgentie van de
zorgvraag? Ik vind dat van het laatste sprake moet zijn. Ik zal mij
ervan vergewissen of dat het geval is en dat het minimum niet in alle
gevallen geldt volgens de regel gelijke monniken, gelijke kappen,
terwijl er geen sprake hoeft te zijn van gelijke monniken.
Mevrouw Arib (PvdA):
Een van mijn schriftelijke vragen was: wat is de huidige capaciteit in
de verschillende regio's. De minister antwoordt daarop dat de
Randstad, Gelderland, Brabant, Groningen, Limburg en Friesland regio's
zijn die met problemen kampen. Hoe zit het met de rest van het land?
In de regio's die de minister noemt, wonen heel veel mensen. Wat is nu
precies de situatie? Dat blijft onduidelijk.
Die vraag blijft een beetje in de lucht hangen. Ik heb geen enkel
beeld hoe werkelijk dat tekort is, niet alleen in de regio's die de
minister noemt, maar ook in de rest van het land.
Minister Klink:
Deze regio's springen eruit. Ik heb mij ook laten informeren hoeveel
vacatures er zijn c.q. hoeveel mensen opgeleid zouden moeten worden om
daarin te voorzien. Dat zijn er zo'n 650. Ik kom er bij de structurele
oplossingen op terug hoe ik de werving, selectie en vervolgens de
opleidingen wil inbedden in een meer structurele oplossingsrichting.
Ik heb er bij de partijen op aangedrongen om snel met voorstellen te
komen om het probleem ook structureel op te lossen. Een van de punten
is dat het vak simpelweg aantrekkelijker moet worden; de heer Dibi
wees er volgens mij ook op. Dat kan ook door de aantrekkelijke kanten
meer voor het voetlicht te brengen. Mij trof deze week toen ik om half
negen in de auto zat een reportage op Radio 1 over een
kraamverzorgende. Die eindigde met de opmerking: dit is werkelijk een
prachtig vak. Dat komt waarschijnlijk toch te weinig voor het
voetlicht. Naast de reacties die ik hoor over de werkdruk die te hoog
is, wat ik zo aanneem, wordt het door velen een prachtig vak gevonden
en als zodanig ervaren.
Ik teken daar wel bij aan dat aan de werving iets vooraf gaat: het
structureel in kaart brengen van de behoefte en de vraag of er een
toereikend aanbod is en of er restcapaciteit is gedurende de
zomermaanden, als mensen op vakantie gaan. Mij bleek vandaag weer uit
het bericht van Actis, ABVAKABO, FNV, CNV, Publieke Zaken, Nu'91
enzovoort, dat men ook daar de vinger op die plek legt. Er is, zo
staat er, geen structurele gegevensverzameling met betrekking tot het
aanbod en de vraag naar kraamverzorgenden. Wil je een beetje
toereikend kunnen contracteren en boter bij de vis kunnen leveren, dan
moet je weten wat die structurele gegevens zijn. Het lijkt mij
buitengewoon belangrijk dat wij daarmee gaan beginnen en dat
betrokkenen ons via de jaarverslagen informeren, zodat wij voor
oktober een beeld krijgen hoe men daar structureel zicht op wil
krijgen, wat het huidige beeld is en hoe men daaraan tegemoet wil
komen.
De zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties hebben verklaard bezig te
zijn met een forse inhaalslag op het gebied van scholing en opleiding.
Ik vind dat de opleiding afgestemd dient te zijn op de inschatting
hoeveel mensen structureel nodig zijn om aan de vraag naar
kraamverzorgenden te voldoen. Ik vind dat de zorgverzekeraars en de
zorgaanbieders zich ook daarover dienen te verantwoorden en dat in
kaart dienen te brengen.
De heer Dibi (GroenLinks):
Zijn de kraamverzorgenden zelf betrokken bij het opstellen van het
landelijk indicatieprotocol in 2006? Naar mijn weten zijn zij daar
namelijk niet bij betrokken.
Ik vind het ook belangrijk om het imago van het beroep te verbeteren.
Dat dient overigens niet alleen te gebeuren bij de kraamzorg, maar ook
bij de thuiszorg en de jeugdzorg, kortom op heel veel terreinen. Maar
waarom zou een twintigjarige studente in 's hemelsnaam de kraamzorg in
gaan als je weet dat je daarmee niet je eigen kamer of appartementje
kunt betalen, als je weet dat je daarvan niet de boodschappen kunt
doen en dus niet op eigen benen kunt staan. Los van het imago willen
kraamverzorgenden zeggenschap en op eigen benen kunnen staan als zij
het beroep gaan vervullen. Denkt de minister ook aan dat soort
structurele maatregelen?
Minister Klink:
Een van de punten die de heer Dibi inbrengt, is natuurlijk dat er heel
veel in deeltijd wordt gewerkt, terwijl men tegelijkertijd vele
gezinnen van diensten moet voorzien. Eén van de voordelen van het
uitbreiden van de kraamzorg met de vijf uur die mevrouw Wiegman noemde
is natuurlijk wel, dat men langduriger in een bepaald gezin kan
blijven. Dat zou het beroep aantrekkelijker maken in vergelijking tot
het recente verleden. Dat geven kraamverzorgenden ook aan.
Wat de salariëring betreft, moge één ding duidelijk zijn: onder het
minimumloon zal die salariëring nooit komen. Daar kennen wij nu
eenmaal onze landelijke waarborgen voor. Daarom neem ik afstand van de
suggestie van de heer Dibi dat die mensen niet economisch zelfstandig
zouden kunnen zijn.
Een ander punt sprak mij wel aan. Als de werkdruk toeneemt , men
vervolgens schaarste signaleert en er zzp'ers worden ingekocht tegen
een hogere prijs, dan spannen wij inderdaad het paard achter de wagen.
Dan gaan wij mensen die niet structureel inzetbaar zijn op een hogere
salarisniveau inschalen en werven dan degenen die regulier instromen.
Die ontwikkeling, die wij overigens in 2001 over de hele linie tot en
met onderwijs, zorg, agenten enzovoort hebben gezien, moeten wij met
man en macht zien te vermijden. Anders krijgen wij het vreemdsoortige
fenomeen dat de werkdruk voor degene die regulier werkt te hoog is en
vervolgens extra financiële capaciteit moet worden ingezet om mensen
van buitenaf aan te trekken. Het is een reden te meer om ervoor te
zorgen dat de werving en selectie op orde komt.
De voorzitter:
Uw vervolgvraag.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik hoop toch echt dat u met nog meer structurele maatregelen komt om
het beroep aantrekkelijker te maken, want ik vind de beloning echt
slecht. Als zij ook nog eens geen zeggenschap hebben gehad bij het
landelijk indicatieprotocol, dan is dat een reden te meer om je niet
veilig te voelen in dat beroep.
De zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en de kraamzorgbureaus
moeten leveren. Als er geen kraamverzorgenden zijn, zullen zij ergens
anders individuen moeten vinden die de tekorten opvullen. Dat doen de
zzp'ers. Sterker nog, heel veel kraamverzorgenden stoppen en worden
zzp'er, omdat zij dan niet de plicht hebben om voor een gezin te
werken en omdat zij dan veel meer geld krijgen. U zegt dat u het met
man en macht gaat bestrijden. Waar denkt u dan aan?
Minister Klink:
Ik zal er in tweede termijn graag terugkomen op de vraag in hoeverre
kraamverzorgenden betrokken zijn geweest bij het indicatieprotocol,
dat onlangs is herzien. Ik vind dat op zichzelf een relevante vraag.
Wat het punt van de zzp'ers betreft, moet ik mijzelf herhalen. Het is
belangrijk om regulier in kaart brengen wat de behoefte is, wat het
aanbod is en wat de tekorten worden en vervolgens werven en
selecteren, zodanig dat er voldoende uitstroom is uit het reguliere
onderwijs in de richting van de kraamverzorgenden en de instellingen
die daarvoor staan. Dan kun je precies dat fenomeen vermijden dat u
illustreert, namelijk dat anders de werkdruk dusdanig hoog wordt en er
zo veel vacatures zijn dat het aantrekkelijk is om zich via de
U-bochtconstructie van de zzp'ers opnieuw te laten contracteren, maar
dan op een hoger prijsniveau. Nogmaals, dat fenomeen is niet nieuw. Ik
ken het uit 2001, toen met basisschooldirecteuren precies hetzelfde
gebeurde. Men verliet het werk en via een uitzendbureau of welke
organisatie dan ook liet men zich inhuren, maar op een veel hoger
prijspeil. Dan ben je per saldo nog meer geld kwijt. Dat is een reden
te meer om de werving, selectie enzovoort te verbeteren.
De voorzitter:
Ik ga u allemaal vragen om mee te werken, want half tien nadert nu
rap. Mijnheer Dibi, uw conclusie.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik ben blij dat u ernaar gaat kijken, maar ik zou toch nog iets meer
willen. Ik heb vandaag een mailtje gekregen waarin staat dat de grote
kraamzorgbureaus zzp'ers benaderen met het volgende aanbod: als je in
de zomermaanden exclusief voor ons werkt, dan krijg je een bonus van
EUR7,50 per uur bovenop je huidige tarief, dat tussen de EUR30 en
EUR33,50 ligt. Als het beroep van kraamverzorgende blijft zoals het nu
is, is het veel aantrekkelijker om zzp'er te worden. Als er een tekort
is, is het voor kraamzorgbureaus, omdat zij die plicht hebben, niet
meer dan logisch dat zij zzp'ers benaderen met dit soort aanbiedingen.
Wilt u hier een onderzoek naar doen? Wilt u er echt veel meer bovenop
zitten? Volgens mij is dit een van de grote problemen.
Minister Klink:
Dat laatste wil ik zonder meer toezeggen. "Er bovenop zitten" betekent
simpelweg dat ik de partijen, met name de zorgverzekeraars, houd aan
de zorgplicht die men heeft krachtens de polissen die men zelf
afsluit. Men is gehouden die af te sluiten, want dit hoort simpelweg
bij het basispakket. Ik ga er bovenop zitten, want ik maak mij er met
u buitengewoon veel zorgen over dat er bij structurele schaarste via
de U-bocht veel duurdere mensen moeten worden ingehuurd om überhaupt
aan die zorgplicht te voldoen. Ik ben met u van mening dat daar een
punt van zorg ligt. Ik vrees dat wij dit in de nabije toekomst op veel
fronten zullen zien vanwege de schaarste op de arbeidsmarkt. Ik geef
nog maar eens aan hoe belangrijk het is om over de hele linie -- dat
lossen wij op dit domein niet op -- te werken aan meer aanbod op de
arbeidsmarkt. Anders krijgen wij daar een enorm probleem. Maar dit
punt van u zal ik blijvend in de gaten houden. Op het moment dat men
zich verantwoordt over de vraag naar en het aanbod van
kraamverzorgenden, zal ik ook vragen dat men daarbij meeneemt welke
kraamverzorgenden worden ingezet, zzp'ers dan wel reguliere krachten
die onder een cao vallen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik wil nog ingaan op de flexibele inzet naast kraamverzorgenden van
wellicht ook huishoudelijke hulp. In hoeverre hebt u daarbij ook
lactatiedeskundigen op het oog? Mijn zorg is namelijk dat, als een
kraamverzorgende slechts een zeer beperkt deel in een gezin werkzaam
is, de reguliere zorg die steeds weer terugkomt in een kraamperiode --
aandacht geven aan borstvoeding -- heel moeilijk door een
huishoudelijk verzorgende kan worden gegeven. Wellicht moet dan het
inschakelen van een lactatiedeskundige mogelijk zijn.
Minister Klink:
Ik hoop en verwacht dat de hulpconstructies die nu gemaakt worden om
in die tijdelijke tekorten te voorzien, echt tijdelijk zullen zijn, en
dat kraamverzorgenden straks weer in de behoefte kunnen voorzien.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Is die lactatiedeskundige voor de lastige zomerperiode wel in beeld om
in te zetten?
Minister Klink:
Ik neem deze aanbeveling mee en zal bekijken in hoeverre zij kan
worden toegevoegd aan het rijtje dat van de zorgverzekeraars kwam.
De heer Van der Vlies (SGP):
De minister sprak eerder over de opleidingscapaciteit. Actis heeft
vandaag voorgerekend wat er extra gebeuren moet om in die 650 plaatsen
voor de eerstkomende twee jaar te voorzien. Dat mondt uit in twee
concrete verzoeken, een aan de zorgverzekeraars en een aan de
minister. De minister wordt gevraagd om te faciliteren. Daar heb ik
hem nog niet over gehoord.
Minister Klink:
Dat past ook bij de structurele maatregelen. Eerst moet regulier in
kaart worden gebracht wat de behoefte is en in hoeverre daar een
toereikend aanbod tegenover staat. Vervolgens moeten het beroep en de
werving verbeteren. De aantrekkelijke kanten moeten inzichtelijk
gemaakt worden. Daarenboven is natuurlijk een structurele
opleidingscapaciteit nodig om in die behoefte te voorzien. Bovendien
is nog een achterstand in te halen. Het restant van de 34 mln. dat nu
niet uitgegeven kan worden omdat er geen kraamverzorgenden zijn die
daarop aanspraak maken, wil ik inzetten voor extra
opleidingscapaciteit om in de tijdelijke piek te voorzien. Men heeft
mij voorgerekend dat dat zo'n 20 mln. kost. Ik ben nagegaan hoeveel
mensen je daarmee kunt opleiden. Men komt dan op ongeveer 2650: 1000,
1000 regulier plus de piek van 650. Voor de reguliere
opleidingscapaciteit is natuurlijk geld beschikbaar. Ik wil dus eerst
nagaan in hoeverre het echt 20 mln. moet kosten. Het deel dat nodig is
voor de extra opleidingscapaciteit wil ik uit de gereserveerde 34 mln.
halen om te kijken of wij er via een tijdelijke inspanning voor kunnen
zorgen dat er geen permanent slepend tekort is.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat lijkt mij een concrete toezegging. Te zijner tijd zullen wij er
naar ik aanneem iets over vernemen.
Minister Klink:
Ja.
Mevrouw Arib (PvdA):
In de tijdelijke maatregelen voor de zomerperiode ontbreekt het
voorstel om verloskundigen in te schakelen. De verloskundigen en de
zorgverzekeraars hebben daar voorstellen voor gedaan. De beloning moet
dan natuurlijk conform die van verloskundigen zijn. Ik hoor de
minister daar niet over.
Ik hoor veel voorstellen, maar op welke wijze kan de Kamer
gegarandeerd worden dat het ook gebeurt? Op welke manier zal de
minister de voorstellen in de praktijk toetsen?
Minister Klink:
Daarover zal ik u zo snel mogelijk inlichten. Ik wil op de hoogte
worden gehouden van een structurele inschatting van behoefte en
aanbod, van het verloop van de werving, van de vraag of de
uitgetrokken opleidingsmiddelen toereikend zijn en dusdanig worden
ingezet, dat wij aan de tijdelijke tekorten tegemoet kunnen komen. Ik
zal mij daarvan vergewissen en de Kamer daarover direct na de zomer
inlichten.
Mevrouw Schermers (CDA):
Het werk van verloskundigen en van kraamverzorgenden is niet onderling
vervangbaar. Wat mij betreft worden verloskundigen niet ingezet voor
het kraaminhoudelijke gedeelte van de kraamzorg.
Minister Klink:
Ik ben geneigd u daarin te volgen. Ik sprak zo-even al over de
taakdifferentiatie. Het kan niet zo zijn dat huishoudelijke hulpen
taken van kraamverzorgenden gaan overnemen. Het kan ook niet zo zijn
dat je op restitutiebasis middelen krijgt waarvoor je vervolgens
ongekwalificeerde mensen kunt inschakelen. Dat is niet goed voor de
zorg en het geld is daar ook niet voor bestemd. Verder heb ik grote
aarzelingen om verloskundigen in te zetten.
Wel kan het zijn, dat is soms ook de praktijk, dat de kraamzorg op
grond van de inschatting in uren gemeten wat ontoereikend is en er
soms een uur overblijft om in huis wat extra hulp te verlenen. Dat
heeft dan vaak het karakter van huishoudelijke hulp. Ik pleit er
echter niet direct voor om dit tot inzet te maken van de oplossingen,
ook niet tijdelijk.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister zijn beantwoording helemaal afrondt en
als daaraan behoefte is, nog een tweede termijn te houden.
Minister Klink:
Ik vat nog even een enkele opmerking samen, om daarna af te ronden.
Ik hoop dat de Kamer uit mijn woorden begrijpt dat ik het een serieus
vraagstuk vind. Partijen hebben gezegd hun verantwoordelijkheid te
nemen om de problemen op korte termijn zo veel mogelijk te verzachten
en op lange termijn structureel op te lossen. Daar ben ik blij mee,
want voorkomen moet worden dat wij met een jaarlijks opduikend
fenomeen te maken krijgen. Ik moet eigenlijk zeggen dat het jaarlijks
terugkerende fenomeen zo'n fenomeen blijft. Na mij in deze materie te
hebben verdiept, moet ik namelijk constateren dat het niet de eerste
keer is dat dit probleem speelt.
Ik ben van mening dat ik als minister in ieder geval het nodige heb
gedaan om de voorwaarden te scheppen voor een goed toegeruste
capaciteit in de kraamzorg, in die zin dat er voldoende financiële
middelen zijn. Ik heb zo-even al gezegd waar ik de vinger aan de pols
zal houden om te zorgen dat de partijen die daarvoor in eerste aanleg
verantwoordelijk zijn, die verantwoordelijkheid ook waarmaken.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb nog een tweede interruptie. Ik heb een duidelijke vraag gesteld
over de onderbestedingen in 2005 en 2006 van 37 mln. en 52 mln. die de
voorgangers van de minister hebben laten terugvloeien naar de algemene
middelen. Bevestigt hij dat dit een blunder is geweest? Zou het kunnen
zijn dat de problemen die wij nu kennen niet waren ontstaan als dat
niet was gebeurd? Is de minister bereid om de meevaller van 52 mln.
die in 2007 is geconstateerd te reserveren voor de beroepsgroepen in
de kraamzorg en de verloskunde?
Minister Klink:
Ik heb zo-even gezegd dat ik de delen die dit jaar vrijvallen en die
beoogd waren om te investeren in extra kraamhulp en extra uren, zal
gebruiken voor de opleidingen die de heer Van der Vlies op basis van
het bericht van Actis mij voorhield. Ik kan natuurlijk niet met
terugwerkende kracht de middelen terughalen die in 2005 en 2006 in de
begroting zaten, gereserveerd werden en voor andere doeleinden waren
bestemd. Dat is onmogelijk. Het is natuurlijk wel zo dat er minder
onderuitputting zou zijn geweest als men toen de problemen had
gesignaleerd en structureel middelen had gereserveerd voor werving en
opleiding.
Mevrouw Agema (PVV):
Bedankt. Dat is wat ik bedoel. Fijn dat de minister bevestigt dat er
op dat punt is geblunderd. Ik mag nu dus constateren dat de meevaller
van 52 mln. uit 2007 niet toevloeit naar de algemene middelen. Ik dank
de minister voor die toezegging.
Minister Klink:
Ik heb gezegd waaraan ik die middelen wil besteden, namelijk aan de
opleiding en de inhaalslag die daarvoor noodzakelijk is.
"Geblunderd" is een groot woord. Ik heb zo-even gezegd dat ik in
november en januari van de partijen in het veld te horen heb gekregen
dat er voldoende capaciteit en voldoende inzet waren. De Kamer zal uit
mijn mond niet horen in hoeverre mijn voorganger zich daarvan ook
heeft vergewist, want dat weet ik simpelweg niet. Achteraf is het
natuurlijk vrij makkelijk om te zeggen dat er toen onderuitputting was
en dat men dat had moeten besteden aan... Ik wil daar een beetje
buiten blijven, want ik weet simpelweg niet welke signalen er toen
waren.
Mevrouw Agema (PVV):
Dat had de minister wel moeten weten. Voor de normpraktijk voor
verloskundigen staan nu immers 120 bevallingen. Dat zouden eigenlijk
90 bevallingen moeten zijn voor een modaal inkomen. De minister weet
dus wel dat er al die tijd sprake is van onderbezetting en van
onderbetaling.
Minister Klink:
In november en januari werd mij verzekerd dat er voldoende capaciteit
was. Ik sluit volstrekt niet uit dat mijn voorganger diezelfde
signalen kreeg.
Mevrouw Langkamp (SP):
De minister heeft eerder gezegd dat het wettelijk minimum van 24 uur
kraamzorg aan een gezin moet worden geleverd. Maar wij krijgen
signalen binnen van gezinnen die helemaal geen kraamzorg krijgen en
niet worden ingeschreven, omdat er geen kraamverzorgenden zijn. Vindt
u dat acceptabel?
Minister Klink:
Ik heb gesproken over een minimum van 24 uur. Ik vind dat eigenlijk
niet acceptabel.
De voorzitter:
Vervolgvraag?
Mevrouw Langkamp (SP):
Mijn vervolgvraag is dan: wat gaat u daaraan doen.
Minister Klink:
Ik heb zoeven aangegeven dat ik van het veld verwacht dat men die 24
uur minimaal weet te bieden.
De voorzitter:
Slotconclusie?
Mevrouw Langkamp (SP):
Tegen de mensen die het vooruitzicht hebben dat zij geen kraamzorg
krijgen, zegt u dat dat onjuist is en dat zij die kraamzorg zullen
krijgen.
Minister Klink:
Ik hecht eraan de verantwoordelijkheden zo te preciseren dat de
zorgverzekeraars gehouden zijn om toereikende zorg in te kopen. Dat is
de zorgplicht die uit de polisvoorwaarden voortvloeit.
De heer Zijlstra (VVD):
U hebt net gezegd dat u 24 uur niet acceptabel vindt. De vervolgvraag
is dan, hoe u ervoor gaat zorgen dat wij in de toekomst niet worden
geconfronteerd met 24 uur als minimum. U zegt feitelijk dat die norm
omhoog moet, maar hoe gaat u dat doen?
Minister Klink:
De norm is al omhoog gegaan: wij kennen op dit moment een gemiddelde
van 49 uur, vanwege de ophoging met vijf uur. Dat is een gemiddelde,
en op basis van de indicaties kan dat variëren rondom dat gemiddelde.
Daar ligt de eerste zorgplicht van de verzekeraar. Op het moment dat
men inschattingen maakt van vraag en aanbod dient men dat als
referentiepunt te nemen. Ik heb zoeven gezegd dat in deze situatie van
schaarste 24 uur een minimum is.
De voorzitter:
Vervolgvraag.
De heer Zijlstra (VVD):
Ik ben het met de minister eens dat wij met een noodsituatie zitten.
Maar u zegt net dat 24 uur als minimum feitelijk onvoldoende is, en u
vond dat niet acceptabel.
Minister Klink:
Ik vind het niet acceptabel dat men daaronder komt, dit in reactie op
een vraag van mevrouw Langkamp. Kunt u zich voorstellen dat mensen
helemaal geen kraamzorg krijgen op grond van het feit dat verzekeraar
c.q. aanbieder moet constateren dat er te weinig mensen zijn? Ik kan
die mensen niet naar boven toveren, maar zorgverzekeraars en
-aanbieders moeten, als zij de schaarse middelen moeten verdelen,
rekening houden met de 24 uur die als ondergrens geldt.
De voorzitter:
Slotvraag.
De heer Zijlstra (VVD):
Daarover zijn wij het onmiddellijk eens. Dat wij het probleem niet in
een dag kunnen oplossen, snappen wij ook. Maar de minister geeft wel
helder aan dat waar 24 uur wordt geboden, sprake is van minimale, maar
wel voldoende zorg, even meenemend het terechte verzoek van mevrouw
Agema om te indiceren naar behoeften qua medische indicatie.
Minister Klink:
Klopt.
Mevrouw Langkamp (SP):
Voorzitter. De minister erkent dat er een probleem is, maar vervolgens
geeft hij de zorgverzekeraars en -aanbieders de schuld, aangezien zij
onjuiste schattingen hebben gemaakt. Verder heeft de branche al vele
wervingspogingen gedaan, wat te weinig oplevert. Maar ik heb de
advertenties nog niet gezien, dus klopt dat wel?
De minister vindt het onacceptabel dat de geïndiceerde zorg niet wordt
gegeven, maar vervolgens accepteert hij wel dat er maar 24 uur wordt
geleverd. Minder dan 24 uur vindt hij niet acceptabel, maar het is
niet zijn probleem om dat op te lossen. Ik kan niet anders dan
constateren dat deze minister onvoldoende zijn verantwoordelijkheid
neemt. Hij is wel degelijk eindverantwoordelijke en
systeemverantwoordelijke. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een tekort aan kraamverzorgenden is;
van mening dat het gewenst is dat ieder gezin de zorg krijgt die het
nodig heeft;
verzoekt de regering, een plan van aanpak voor het tekort aan
kraamverzorgenden te ontwikkelen, waaronder een wervingscampagne onder
oud-kraamverzorgenden, de onderbesteding van de extra middelen voor de
extra uren kraamzorg hierin te investeren en de Kamer daar uiterlijk
voor 15 juni 2008 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Langkamp, Zijlstra en Dibi.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 58 (29282).
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Dank voor de toezegging om de onderbesteding uit 2007 te
besteden aan opleidingsfondsen. De motie op dat punt zal ik dus niet
indienen.
Dit debat klopt niet. Ook nu zegt de minister dat de schuld voor het
tekort aan kraamverzorgenden vooral bij het veld ligt. Het systeem van
de kraamzorgveiligingen is hier bedacht. Bij een overcapaciteit krijg
je een lagere inschrijving en minder opleidingen. Het gevolg is minder
capaciteit. Bij een hogere inschrijving heb je minder kans in de
veilingen.
Ook de belofte die de minister heeft gedaan van 49 uur gemiddeld aan
kraamhulp klopt niet. 49 uur gemiddeld is 49 uur. Wij kunnen geen uur
minder accepteren, ook niet in piektijden. Daarom dien ik de volgende
motie in.
De voorzitter:
Eerst is het woord aan de heer Zijlstra.
De heer Zijlstra (VVD):
Mevrouw Agema zegt: als je hoger inschrijft bij de veiling maak je
minder kans. Op dit moment maak je echter een enorme kans. Er is
immers een schreeuwend tekort aan kraamhulp. Uw verhaal klopt dus
gewoon niet. De volgende vraag stel ik eigenlijk aan de minister. Hoe
kan het dat de veiling in deze situatie niet tot stijgende prijzen
leidt? Dat zou immers moeten gebeuren.
De voorzitter:
Het is niet gebruikelijk om in tweede termijn een nieuw onderwerp aan
te snijden, mijnheer Zijlstra. Dat had u in de eerste termijn moeten
verzinnen.
Mevrouw Agema (PVV):
Het is zo klaar als een klontje. Toen er een overcapaciteit was, werd
er lager ingeschreven en werden er dus minder opleidingsplaatsen
gecreëerd. Het gevolg daarvan was minder capaciteit. Nu kan er dan wel
hoger ingeschreven worden, maar de kansen bij de veiling worden
hierdoor verkleind. Tegelijkertijd zijn de opleidingsplaatsen niet
ingevuld en zijn de kraamverzorgers er dus niet. Daarom staan wij hier
vanavond.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering haar belofte voor gemiddeld 49 uur kraamzorg per
kraamvrouw en geen uur minder te bewerkstelligen, ook niet ten tijde
van piekperioden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 59 (29282).
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik bedank de minister voor zijn belangrijke toezeggingen. Hij heeft
een aantal maatregelen voor de korte termijn aangekondigd. Daar ben ik
erg blij mee, maar ik wil wel geïnformeerd worden over de voortgang.
Hij zei dat hij in de zomer een brief naar de Kamer stuurt waarin hij
ons informeert over hoe die maatregelen in de praktijk gaan uitpakken.
De minister schuift de schuld steeds af op het veld. Dat vind ik niet
helemaal terecht. Wij krijgen namelijk al jaren signalen over deze
problemen. De minister moet niet wachten tot het uit de hand loopt,
maar zich vaak laten informeren over wat er in het veld speelt.
Iedereen weet dat daar problemen waren, dus afschuiven is niet
helemaal terecht. De minister zegt ook dat zorgverzekeraars een
zorgplicht hebben. Vrouwen die geïndiceerd zijn, hebben dus recht op
zorg. Dat is echter een formele opstelling. De overheid heeft ook een
verantwoordelijkheid, namelijk een toegankelijke en beschikbare
kraamzorg.
Een vraag is niet beantwoord door de minister. Ik doel op de
betrokkenheid van de kraamzorg bij een stuurgroep waar de minister ...
De voorzitter:
Uw tijd is om.
Mevrouw Arib (PvdA):
OK. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kraamzorg een onmisbare en belangrijke schakel vormt
in de zorg van moeder en kind;
overwegende dat de problemen in de kraamzorg al sinds lange tijd
bestaan;
verzoekt de regering, de Kamer voor 15 september 2008 een
inventarisatie van problemen in de kraamzorg te sturen en daarbij aan
te geven welke doelen gesteld worden en wanneer en op welke wijze deze
zullen worden gerealiseerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Arib, Schermers en Wiegman-van
Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 60 (29282).
Mevrouw Schermers (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en voor zijn
uitspraak dat hij de zorgen van de Kamer deelt. Ik ben blij dat hij
evenals ik een verschil maakt tussen de inhoudelijke kraamzorgtaken en
de huishoudelijke kraamzorgtaken. Ik denk dat daar een deel van de
oplossing ligt. De inhoudelijke kraamzorgtaken moeten door de
professional gedaan worden, terwijl de andere taken ook door anderen
gedaan kunnen worden.
Ik heb de minister wel gevraagd of hij van mening is dat het bij het
minimum van 24 uur om inhoudelijke kraamzorgtaken zou moeten gaan.
Daar wil ik nog graag een antwoord op krijgen.
Zoals bekend heb ik ook sterk ingezet op de toekomst. Ik wil feiten
zien om een goed debat over de structurele oplossing in de toekomst te
kunnen voeren. Daarom heb ik de motie van mevrouw Arib
medeondertekend.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Ortega-Martijn. Zij vervangt mevrouw
Wiegman-van Meppelen Scheppink, die andere verplichtingen heeft.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dien een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- het basispakket is uitgebreid met meer uren kraamzorg;
- voor deze uitbreiding 34 mln. beschikbaar is gesteld;
- er onvoldoende kraamverzorgenden zijn om dit geld in meer uren
kraamzorg om te zetten;
verzoekt de regering:
- zorgverzekeraars op te roepen de genoemde 34 mln. deels in te zetten
voor de flexibele inzet van kraamverzorgenden gedurende de periode
waarin sprake is van een tekort aan kraamverzorgenden en daarover met
kraamzorgaanbieders afspraken te maken;
- zorgverzekeraars op te roepen de genoemde 34 mln. deels in te zetten
om de kosten van een verkorte opleiding voor kraamverzorgenden
mogelijk te maken en daarover met kraamzorgaanbieders afspraken te
maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn, Wiegman-van
Meppelen Scheppink en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 61 (29282).
Mevrouw Schermers (CDA):
In de inbreng van de ChristenUnie is gesproken over de verkorte
kraamzorgopleiding. Dat doet mevrouw Ortega-Martijn nu in de motie
weer, terwijl de minister heeft toegezegd dat hij dat geld
gedeeltelijk zou willen besteden aan het opleiden van
kraamverzorgenden, dus aan de gewone kraamzorgopleiding. Wilt u dat
woordje "verkorte" handhaven?
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Ortega daar naderhand misschien even overleg over
nodig heeft.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Dat denk ik ook.
De voorzitter:
Ik help eventjes.
De heer Zijlstra (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie dankt de minister voor de beantwoording.
Hij heeft in ieder geval duidelijk aangegeven dat hij de zorg van de
Kamer deelt. Hij wil financieel en qua opleidingen eigenlijk alle
stappen nemen die mogelijk zijn om op korte termijn de problemen op te
lossen. Daar zijn wij tevreden mee. Wij snappen ook dat de minister
dit probleem niet in één dag kan oplossen. Ik ben ook blij dat de
minister in de rebound in een interruptiedebat aangaf dat het
natuurlijk niet zo is dat het probleem nu opgelost was als er in het
verleden was geïnvesteerd, want de problemen die de minister in
januari niet zag, zijn waarschijnlijk ook in het verleden niet gezien.
Dit leidt wel tot een vervolgvraag. De minister gaf aan dat hij
geïrriteerd is. Doet hij hier de politieke uitspraak dat wij hier
volgend jaar niet wederom met een geïrriteerde minister staan? De
maatregelen zijn prima, maar die moeten wel snel doorgevoerd worden.
Kan de minister hier toezeggen dat hij volgend jaar niet ons maar
vooral zichzelf niet gaat irriteren?
Eén probleem is in dit debat in elk geval opgelost. Ik heb tijdens het
debat een kraamhulp gevonden. De heer Van der Vlies heeft ruimhartig
toegezegd dat, als dit bij mij thuis problemen oplevert, hij met zijn
uitgebreide ervaring als vader en grootvader zal bijspringen. Voor die
toezegging ben ik in dit debat nog het meest dankbaar.
Mevrouw Schermers (CDA):
Alleen voor de huishoudelijke hulp!
De voorzitter:
Ja, hij heeft geen opleiding. Eerst de competenties testen!
De heer Dibi (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kraamzorg een essentiële voorziening is voor moeders
en baby's na de bevalling;
overwegende dat er een nijpend tekort aan kraamverzorgenden in de
komende zomerperiode aan zit te komen;
overwegende dat alles op alles gezet dient te worden om dit tekort op
te vullen;
verzoekt de regering, kraamverzorgenden een financiële prikkel toe te
kennen als zij een extra inspanning verrichten door extra uren op zich
te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 62 (29282).
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik vergat de minister te bedanken voor zijn antwoorden. Hij heeft
ontzettend veel toegezegd. Hij gaat ook inzichtelijk maken hoeveel
zzp'ers er nu worden ingezet. Ik hoop dat hij ons daarover informeert,
mogelijk na de zomer.
U hebt zojuist gepreciseerd waar de verantwoordelijkheden liggen bij
de wettelijke verplichting van 24 uur. U bent echter
eindverantwoordelijk en u moet ervoor zorgen dat in ieder geval die 24
uur gewaarborgd zijn.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Hij begrijpt de
verbazing die in de Kamer leeft. De urgentie is duidelijk en door hem
ook erkend en er is ruimte voor noodconstructies. Het is jammer dat
het moet, maar het is niet anders. Voor de korte termijn heb ik begrip
daarvoor. Een belangrijk stuk van de verantwoordelijkheid voor het
realiseren van de noodconstructies ligt natuurlijk bij de
veldpartijen.
Ik kom te spreken over het structurele aspect. Ik dank de minister
voor zijn concrete toezegging om de onderbesteding uit de 34 mln. in
te zetten voor de extra opleidingscapaciteit; zie de brief van ActiZ
van vandaag en de 2650 opleidingsplaatsen. Ik heb de minister horen
zeggen dat het om ongeveer 20 mln. zou gaan. Hij laat dat echter
precies narekenen, omdat hij wil weten waarom hij dat moet betalen.
Als het nodig is, dan zal hij betalen uit de bandbreedte van de 34
mln. Hij geeft wat nodig is. Wij hebben de minister gehoord. Ik vind
dat een toezegging en in dat licht verbaas ik mij over het indienen
van enkele van de moties. Het lijkt nu net of de minister op dit punt
nog gecorrigeerd moet worden. Ik betwist niet het recht van Kamerleden
om moties in te dienen, maar zij moeten wel correcties zijn op het
verdedigde beleid. Drie van de ingediende moties beschouw ik als
ondersteuning van het beleid. Ik vind dat een beetje merkwaardig.
De voorzitter:
Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Het is wel goed dat u het
zegt. Het lijkt wel een trend te worden.
De woordvoerders zullen begrijpen dat ik geen interrupties meer toesta
in het antwoord van de minister.
Minister Klink:
: Mevrouw de voorzitter. Ik maak één opmerking voordat ik inga op de
moties. Ik heb niet de intentie om vanaf deze plek zwartepieten uit te
delen aan verzekeraars of zorgaanbieders. Ik wil wel de
verantwoordelijkheden preciseren, hetgeen de heer Dibi ook al naar
voren bracht. Het zorgstelsel is zodanig ingericht dat de eerste
verantwoordelijkheid, het contracteren van toereikende zorg, aan de
kant van de verzekeraars ligt. Dat wilde ik benoemen. Het is echter
niet mijn bedoeling om vervolgens te zeggen: dit is het probleem en
dat schuif ik lekker van mij af op het veld. Overigens gaat het ook om
een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid omdat ik eraan gehouden
ben om mij te vergewissen van het feit dat verantwoordelijkheden
worden opgepakt. Ik moet de Kamer daarover nader berichten. Zo meteen
kom ik terug op de termijn waarbinnen dat gebeurt.
Mevrouw Langkamp vraagt mij in haar motie om een plan van aanpak. Dat
past niet precies bij de verantwoordelijkheden die ik zo-even heb
genoemd. Een plan van aanpak zal moeten worden opgesteld door de
partijen zelf. Ik ontraad daarom het ontraden van deze motie. Ik kom
straks nog wel even terug op de verantwoording van mijn kant in de
richting van de Kamer in mijn reactie op de motie van mevrouw Arib.
Mevrouw Agema vraagt de regering, haar belofte voor gemiddeld 49 uur
kraamzorg waar te maken. Ik ontraad het aannemen van die motie omdat
dat in feite is vastgelegd in de polisvoorwaarden van het basispakket.
Met de motie wordt slechts herhaald wat daarin staat. Bovendien is dit
juist de reden dat wij hier met zijn allen staan. Wij vinden allemaal
dat die verantwoordelijkheid moet worden waargemaakt.
Mevrouw Arib verzoekt mij bij motie om de Kamer voor 15 september een
inventarisatie te sturen van de problemen en daarbij aan te geven
welke doelen gesteld worden en op welke wijze deze gerealiseerd
worden. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer. Ik heb
al gezegd dat ik daartoe bereid ben.
Het oordeel over de motie die ondertekend is door de leden Ortega,
Wiegman en Arib laat ik graag over aan de Kamer. Ik heb aangegeven --
de heer Van der Vlies meldde dat ook -- dat ik bereid ben om te kijken
in hoeverre het bedrag van 34 mln. gebruikt kan worden om te
investeren in de opleiding enzovoort. Ik zal echter eerst bezien welke
middelen daadwerkelijk noodzakelijk zijn.
In de motie van de heer Dibi wordt verzocht om kraamverzorgden een
extra financiële prikkel toe te kennen als zij een extra inspanning
verrichten door extra uren op zich te nemen. Ik kan deze niet anders
lezen dan dat er een extra bonus komt bovenop de reguliere salarissen
van betrokkenen. Extra uren betekent natuurlijk wel extra salaris
vanwege het volume aan uren dat wordt gedraaid. Ik kan als
niet-werkgever niet zeggen dat daar een bonus bovenop moet. Ik ontraad
dus het aanvaarden van deze motie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties wordt op dinsdag 3 juni gestemd.