Steunpunt WAV
Arbeidsmarktflits
Sectoren in beweging
2008-05-29
De grootste groei in de grootste sectoren
In het tweede kwartaal van 2007 telde Vlaanderen in totaal 2 045 049
werknemers. Dit zijn er ruim honderdduizend meer dan vijf jaar eerder,
wat neerkomt op een stijging 5,2%. In onderstaande tabel splitsen we
de cijfers voor 2003 en 2007 op volgens de paritaire comités (PC's)
die de arbeidsvoor-waarden voor de werknemers in de verschillende
bedrijfssectoren bepalen. Deze cijfers zijn vooral interessant om een
eenduidiger beeld te schetsen van de werknemers waarop het sociaal
overleg bin-nen de sectoren zich richt. Op Vlaams niveau kan hierbij
onder meer worden verwezen naar de in-spanningen die de sectoren en de
Vlaamse Regering nemen in het kader van de sectorconvenants op het
vlak van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, rekrutering,
diversiteit, leeftijdsbewust arbeids-marktbeleid, enzovoort.
We beperken ons in de tabel tot de tien grootste paritaire comités,
aangevuld met de groep werkne-mers in alle 84 overige (kleinere)
paritaire comités en de categorie werknemers die actief zijn in de
overheid en niet onder een paritair comité vallen.
Tabel. Evolutie van het aantal werknemers in de tien grootste
paritaire comités (Vlaams Gewest, 30 juni 2003 - 30 juni 2007)
Noot: cijfers exclusief RSZPPO
Bron: RSZ DMFA (bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE)
De twee grootste paritaire comités blijken ook deze met de grootste
aangroei van werknemers in de afgelopen vijf jaar. Het Aanvullend
Nationaal Paritair Comité voor Bedienden (PC 218) telde in 2007 ruim
een kwart miljoen bedienden (258 001) en is daarmee met voorsprong het
grootste paritair comi-té. Daarenboven kende dit paritair comité met
een stijging van 11,3% (of 26 110 werknemers) de tweede grootste
aangroei tussen 2003 en 2007. Voor de sterkste groei wisselt PC 218
echter van plaats met het paritair comité voor werknemers in de
gezondheidsdiensten (PC 305), met 135 013 werkne-mers het tweede
grootste paritair comité, maar met een aangroei van 15,5% wel de
grootste stijger.
Van de tien grootste paritaire comités zijn er slechts twee waar het
werknemersaantal achteruit ging. In beide gevallen gaat het over
paritaire comités uit de metaalindustrie: het ene voor arbeiders uit
de me-taal (PC 111; daling van -5,8%), het andere voor bedienden (PC
209; daling van -2,5%).
In de groep van 84 `overige paritaire comités' steeg de tewerkstelling
tussen 2003 en 2007 met 46 880 werknemers, goed voor een stijging van
6,6%. In de overheidssector , waar de werknemers niet onder een
paritair comité vallen, stellen we nagenoeg een status quo vast
(-0,1%).
Veel werknemersdynamiek in de horeca en zelfstandige kleinhandel
Sinds kort is het tevens mogelijk om de sectordynamiek en
werknemersstromen in de paritaire comités meer gedetailleerd in kaart
te brengen. In onderstaande figuur geven we, opnieuw voor de tien
grootste paritaire comités, een beeld van de in- en uitstroom tussen
2003 en 2004.
Figuur. Instroomgraad en uitstroomgraad in de tien grootste paritaire
comités volgens statuut (werkend of niet-werkend) (%) (Vlaams Gewest;
30 juni 2003 - 30 juni 2004)
Bron: Datawarehouse AM & SB bij de KSZ (bewerking Steunpunt WSE /
Departement WSE)
Een eerste globale blik op de figuur leert ons dat in het paritair
comité voor het hotelbedrijf (PC 302) een grote dynamiek van
personeelsstromen bestaat. Zowel qua instroom als qua uitstroom
springt deze sector er bovenuit. De instroomgraad - de `positieve'
balkjes in de figuur - duidt op het aantal werknemers dat tussen 30
juni 2003 en 30 juni 2004 het paritair comité instroomde, ten opzichte
van het totaal aantal werknemers in dat paritair comité in 2004. De
totale instroomgraad in PC 302 bedraagt 32%: bijna een derde van alle
werknemers die dit paritair comité in 2004 telde, stroomde het jaar
voordien de sector in. Deze instroom kan verlopen via een werkend
statuut (als werknemer uit een an-der paritair comité of als
zelfstandige) of vanuit een niet-werkend statuut. In het geval van PC
302 stroomde een vierde van de instromers (24,9%) de sector in vanuit
een werkend statuut, overwegend vanuit een job als loontrekkende in
het paritair comité voor de uitzendarbeid (PC 322), de zelfstandige
kleinhandel (PC 201) of het ANPCB (PC 218). De ruime meerderheid,
driekwart van de instromers (75,1%), kwam de sector echter binnen
vanuit een niet-werkend statuut (bijvoorbeeld als schoolverlater, als
werkzoekende, vanuit een periode in tijdskrediet of
loopbaanonderbreking).
De totale uitstroomgraad in PC 302 - de `negatieve' balkjes - lag met
30,4% iets lager dan de instroomgraad (wat resulteerde in een zekere
groei). Van alle werknemers die het paritair comité voor het
hotelbedrijf in 2003 telde, stroomde dus ongeveer drie op de tien de
sector uit in het daaropvolgende jaar. Vier op de tien (40,4%) van
deze uitstromers stapte over naar een job als werknemer in een ander
paritair comité (bijvoorbeeld naar PC 322, de uitzendsector) of naar
een job als zelfstandige. Zes op de tien (59,6%) kwam terecht in een
niet-werkend statuut (in werkloosheid, tijdskrediet of
loopbaanonderbreking, pensioen, enzovoort).
Een tweede paritair comité waar de werknemersstromen nogal omvangrijk
zijn, is dit voor bedienden in de zelfstandige kleinhandel (PC 201).
De totale instroomgraad bedroeg er 25,9%. Van deze groep werknemers
die het paritair comité tussen 2003 en 2004 instroomde, deed 60,9% dit
vanuit een niet-werkend statuut en 39,1% vanuit een werkend statuut.
De totale uitstroomgraad ligt met 24,1% ook hier lager dan de totale
instroomgraad. Van de werknemers die PC 201 verlieten, stapte meer dan
de helft (55%) over naar een job als zelfstandige of loontrekkende in
een andere sector, terwijl 45% van hen de sector uitstroomde naar een
niet-werkend statuut.
Van de opgenomen sectoren behoren het paritair comité voor de
werknemers in de gezondheidszorg (PC 305) en dit voor de bedienden in
de scheikundige nijverheid (PC 207) tot degene met de minst
omvangrijke in- en uitstroombewegingen. Wel zijn het beide sectoren
waar de instroomgraad groter is dan de uitstroomgraad. Vooral in het
paritair comité voor de gezondheidszorg - met een totale instroomgraad
van 11,4% en een totale uitstroomgraad van 7,5% - leidt dit tot een
aanzienlijke groei van de sector. Een sterke aangroei (of krimp) van
een sector hoeft dus niet noodzakelijk samen te gaan met een grote
algemene werknemersdynamiek in die sector.
Uit de analyse van de werknemersstromen van en naar een paritair
comité blijkt dat er heel wat beweegt in de sectoren. De vastgestelde
dynamiek kan daarenboven heel wat verschillen tussen de paritaire
comités onderling. Voor meer cijfermateriaal over het aantal, het
profiel en de stromen van werknemers in de verschillende paritaire
comités verwijzen we naar de cijferrubriek bij de thematische
boordtabel `Sectoren / Paritaire comités'. Om te illustreren welke
nieuwe inzichten de sectorale tewerkstellingscijfers en de sectorale
mobiliteitsindicatoren ons kunnen bijbrengen werd tevens een
WSE-rapport uitgewerkt rond de tewerkstelling en werknemersstromen in
het paritair comité voor bedienden in de zelfstandige kleinhandel (PC
201), evenals een artikel in het laatste nummer van Over.Werk, het
tijdschrift van het Steunpunt WSE.
Voetnoten
1. Cijfers op basis van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ),
exclusief RSZPPO (Provinciale en Plaatse-lijke Overheidsdiensten).
2. Wegens het a-typische karakter van de uitzendsector werd het
paritair comité voor de `uitzendsector en erkende ondernemingen voor
buurtwerken of -diensten' (PC 322), met 87 340 werknemers in 2007,
hier buiten be-schouwing gelaten.
3. Exclusief Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten
4. Voorlopig de meest recente jaren waarvoor dergelijke gegevens
beschikbaar zijn.