Universiteit Leiden
'Welk probleem willen we eigenlijk oplossen?'
In juni bespreekt de Tweede Kamer het wetsvoorstel Excessieve beloningsbestanddelen. Welk probleem wil de wetgever eigenlijk oplossen met deze wet? En in hoeverre voldoet de wet aan algemeen aanvaarde criteria voor belastingwetgeving? Henk Vording vraagt het zich af in zijn oratie op 30 mei.
Maatschappelijke onrust
Het wetsvoorstel Excessieve beloningsbestanddelen (zie kader) stelt voor om belasting te gaan heffen op drie soorten beloningsbestanddelen: vertrekbonussen, pensioenstortingen door de werkgever en rendementen op lucratieve belangen. Dat zijn beloningen die de doorsnee Nederlandse werknemer nooit op zijn bankrekening bijgeschreven krijgt. Hoogleraar Belastingrecht prof.dr. Henk Vording schat dat de wet relevant is voor hooguit tweeduizend Nederlanders. Wat wil de wetgever eigenlijk bereiken met deze wet? Vording: 'Het begrip maatschappelijke onrust staat niet voor niets nogal prominent in de Memorie van toelichting. Ik denk dat de overheid met de wet niet zozeer een concreet doel wil realiseren, maar een signaal wil afgeven aan de kleine groep Nederlanders die een topinkomen verdient. Dat signaal luidt: luister, we zijn nu al jaren bezig te praten over de manier waarop de topbeloningen tot stand komen. We hebben de positie van aandeelhouders versterkt, we zijn bezig iets te doen aan de positie van de ondernemingsraden, nu wordt het tijd dat jullie ook een steentje bijdragen. Dus als jullie nu voortaan wat transparanter willen omgaan met beloningsregels, dan kan dit wetsvoorstel misschien wel weer van tafel.'
Drie dingetjes gerepareerd
Vording: 'In deze wet worden drie dingetjes gerepareerd. Maar iedereen voelt op zijn klompen aan dat daar wel weer wat op verzonnen wordt, zodat de wet binnen de kortste keren achterhaald is. Het levert dus vooral adviesomzet op voor dure accountantskantoren. De vraag die je hier moet stellen is: welk probleem gingen we ook alweer oplossen? Ik vind dat deze wet geen oplossing biedt voor de maatschappelijke onrust over te hoge beloningen. Wat ik wel constateer is dat er een maatschappelijk belang gemoeid is met overheidsbemoeienis op dit terrein. De beloningen van topmanagers zijn de afgelopen decennia veel en veel sneller gestegen dan die van gewone werknemers, en dat maakt het lastiger voor werkgevers en overheid om te pleiten voor loonmatiging. Zo bezien zou het misschien wel verstandig zijn om niet alleen iets te doen aan excessieve beloningsbestanddelen, maar ook het totaalinkomen van managers eens tegen het licht te houden.'
Criteria voor wetgeving
Het vakgebied van Henk Vording is Belastingrecht. Centraal in de vakbeoefening staat een aantal criteria voor wetgevingskwaliteit, die de overheid ook zelf heeft aanvaard en zegt te willen toepassen. De criteria zijn:
* rechtszekerheid;
* rechtsgelijkheid;
* effectiviteit;
* begrijpelijkheid;
* proportionaliteit (dat wil zeggen: passendheid van de maatregel in relatie tot het beoogde doel);
* uitvoerbaarheid.
In zijn oratie zal Vording aan de hand van het actuele praktijkvoorbeeld van het wetsvoorstel laten zien tegen welke moeilijkheden je aanloopt als je deze algemeen aanvaarde kwaliteitscriteria wilt toepassen. Bij het wetsvoorstel Excessieve beloningsbestanddelen is vooral het element effectiviteit in het geding. Je moet eerst weten welk probleem je wilt oplossen voor je kunt vaststellen of een bepaalde wet dat ook effectief kan doen. Bij andere wetten zijn andere criteria soms weer problematischer, ook daarvan zal Vording voorbeelden noemen in zijn oratie.
Kapstokken voor denken
Vording: 'Het laatste wat ik met mijn oratie beoog is af te sluiten met een mooie checklist van punten die garanderen dat het met de wetgevingscriteria wel goed zit als je ze allemaal in acht neemt. Er is inmiddels een nieuwe traditie van wetsevaluatie ontstaan, waarbij de hoop is dat je wetten kunt beoordelen aan de hand van zo'n checklist. Maar zo werkt het niet. Daarvoor is het krachtenspel van wetgeving te subtiel en de rol van de overheid te dubbelzinnig. De overheid is immers tegelijkertijd belanghebbende, maar heeft ook de plicht belastingbetalers te beschermen tegen ontwijkgedrag van andere belastingbetalers. De betekenis van de criteria is dat ze nuttig zijn om over je werk na te denken. Het zijn kapstokken voor denken. Ze zorgen ervoor dat je de goede vragen stelt, maar ze genereren geen eenduidige antwoorden. Maar dat is vaker in de wetenschap: dat de vragen belangrijker zijn dan de antwoorden.'
Opdracht
Fiscaal juristen hebben een lange traditie in het kritisch volgen van de belastingwetgever. Voldoet het belastingrecht wel aan alle criteria voor goede wetgeving? Het is terecht dat de wetgever kritisch wordt gevolgd, vindt Vording. De overheid is immers de enige partij die eenzijdig de spelregels in eigen voordeel kan veranderen. Maar Vording vindt ook dat de fiscale wetenschap wel eens met wat te weinig begrip kijkt naar de fiscale wetgever. 'De wetgever wordt naar mijn mening soms ook wel wat al te gemakkelijk vanuit allerlei schuttersputjes bestookt met detailkritiek. Die zou op zijn beurt ook wel eens mogen zeggen: kijk ook eens even naar het totaalplaatje, denk eens constructief met ons mee. Die discussie volgen en misschien wat helpen normaliseren, dat vind ik wel een mooie opdracht voor mezelf.'
(27 mei 2008/DH)
Het wetsvoorstel
De staatssecretaris en de minister van Financiën hebben op 13 mei een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin wordt geregeld hoe zogenoemde excessieve beloningsbestanddelen zullen worden belast. Het betreft de volgende drie fiscale maatregelen. Vanaf een jaarloon van ¤ 500.000 wordt aan de werkgever een pseudo-eindheffing van 30% opgelegd over vertrekvergoedingen, voor zover deze hoger zijn dan een jaarloon. Wanneer pensioenopbouw op basis van een eindloonstelsel ook boven een pensioengevend loon van ¤ 500.000 plaatsvindt, wordt aan de werkgever een pseudo-eindheffing van 15% opgelegd over een forfaitair berekende backservicepremie. En ten slotte wordt nieuwe belastingwetgeving voorgesteld over carried interest, waardoor het rendement op zogenoemde lucratieve belangen in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden zal worden belast. De maatregelen moeten per 1 januari 2009 in werking treden, met uitzondering van de pensioenmaatregel die per 1 januari 2010 moet ingaan.
Fotobijschrift:
Henk Vording: 'Het zou verstandig zijn om niet alleen iets te doen aan excessieve beloningsbestanddelen, maar ook het totaalinkomen van managers eens tegen het licht te houden.'