CJE/08/32
22 mei 2008
PERSCOMMUNIQUE nr. 32/08
Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-210/06
Cartesio Oktató és Szolgáltató Bt.
VOLGENS ADVOCAAT-GENERAAL POIARES MADURO KAN EEN IN EEN LIDSTAAT
INGESCHREVEN VENNOOTSCHAP HAAR OPERATIONELE BESTUURSCENTRUM NAAR EEN
ANDERE LIDSTAAT VERPLAATSEN
Met betrekking tot vragen over de prejudiciële verwijzingsprocedure
stelt de advocaat-generaal voorts dat nationale beroepsrechters lagere
rechters niet mogen verplichten een prejudicieel verzoek in te
trekken.
Een vennootschap naar Hongaars recht moet haar operationele
bestuurscentrum in Hongarije hebben.
Cartesio is een in Hongarije ingeschreven commanditaire vennootschap.
In november 2005 verzocht zij de handelsrechtbank de verplaatsing van
haar operationele bestuurscentrum van Hongarije naar Italië in het
handelsregister in te schrijven. Cartesio wenste niettemin een
vennootschap naar Hongaars recht te blijven en bijgevolg onder het
Hongaarse vennootschapsrecht te blijven vallen.
De handelsrechtbank wees dit verzoek af op grond dat het Hongaarse
recht Hongaarse vennootschappen niet de mogelijkheid biedt om hun
operationele bestuurscentrum naar een andere lidstaat te verplaatsen.
Volgens de handelsrechtbank diende Cartesio, om haar operationele
bestuurscentrum te verplaatsen, eerst in Hongarije te worden ontbonden
en vervolgens opnieuw te worden opgericht naar Italiaans recht.
Cartesio heeft tegen de beschikking van de handelsrechtbank hoger
beroep ingesteld bij het Szegedi Ítélo"tábla (hof van beroep te
Szeged), dat het Hof van Justitie heeft gevraagd of de Hongaarse
wettelijke regeling, krachtens welke een Hongaarse vennootschap haar
operationele bestuurscentrum niet naar een andere lidstaat kan
verplaatsen, verenigbaar is met het gemeenschapsrecht.
In zijn vandaag genomen conclusie stelt advocaat-generaal Poiares
Maduro dat de verdragsbepalingen inzake het recht van vestiging hier
duidelijk van toepassing zijn. In dit opzicht wijst hij erop dat de
betrokken Hongaarse regeling grensoverschrijdende situaties duidelijk
minder gunstig behandelt dan zuiver nationale situaties, daar een
vennootschap haar operationele bestuurscentrum alleen binnen Hongarije
mag verplaatsen. Bovendien merkt hij op dat Cartesio een economische
activiteit in een andere lidstaat wenst uit te oefenen.
Vervolgens benadrukte de advocaat-generaal dat, hoewel vennootschappen
enkel krachtens nationaal recht bestaan en de in de lidstaten
vastgestelde oprichtingsbepalingen sterk verschillen, de lidstaten
niet een absolute vrijheid hebben om regels voor naar hun nationaal
recht opgerichte vennootschappen vast te stellen, ongeacht de gevolgen
voor de vrijheid van vestiging.
Voor kleine of middelgrote vennootschappen kan verplaatsing van het
operationele bestuurscentrum binnen de Gemeenschap een eenvoudige en
doeltreffende manier zijn om daadwerkelijk een economische activiteit
te gaan uitoefenen in een andere lidstaat, zonder geconfronteerd te
worden met de kosten en de administratieve rompslomp verbonden met de
ontbinding van de vennootschap in het land van herkomst en vervolgens
de volledig nieuwe oprichting ervan in de lidstaat van bestemming.
Bovendien kan de ontbinding van een vennootschap in de ene lidstaat en
de hernieuwde oprichting ervan naar het recht van een andere lidstaat
geruime tijd in beslag nemen, gedurende welke de betrokken
vennootschap mogelijk in het geheel niet zal kunnen functioneren.
Voorts, aldus de advocaat-generaal, is er sprake van een beperking van
het recht van vestiging wanneer een vennootschap haar operationele
bestuurscentrum niet van het ene naar het andere land kan verplaatsen.
Een dergelijke beperking kan niettemin gerechtvaardigd zijn uit hoofde
van het algemeen belang, zoals het voorkomen van misbruik en
frauduleus gedrag, of de bescherming van de belangen van,
bijvoorbeeld, schuldeisers, minderheidsaandeelhouders, werknemers of
de fiscus. In deze zaak belet het Hongaarse recht een Hongaarse
vennootschap evenwel volledig haar operationele bestuurscentrum naar
een ander land te verplaatsen zonder enige rechtvaardigingsgrond.
Derhalve geeft de advocaat-generaal het Hof in overweging te beslissen
dat de betrokken Hongaarse bepalingen onverenigbaar zijn met het
beginsel van vrijheid van vestiging.
Met betrekking tot vragen over de prejudiciële verwijzingsprocedure is
de advocaat-generaal van mening dat nationale procesregels en
nationale beroepsrechters lagere rechters niet mogen verplichten een
prejudicieel verzoek te schorsen of in te trekken en de geschorste
nationale procedure te hervatten. Naar gemeenschapsrecht is elke
rechter in elke lidstaat bevoegd om een verzoek om een prejudiciële
beslissing naar het Hof te verwijzen en het nationaal recht kan deze
bevoegdheid niet beperken.
N.B.: De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De
advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige
onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete
geschil. De rechters van het Hof beginnen vandaag met de
beraadslagingen over het arrest, dat op een latere datum zal worden
gewezen.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Beschikbare talen: ES, CS, DE, EN, FR, HU, IT, NL, PL, PT, RO, SK
De volledige tekst van de conclusie is op de dag van de uitspraak te
vinden op de internetpagina van het Hof
http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=recherche
r&numaff=C-210/06
vanaf ongeveer 12.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der
Jeught. Tel: +352 4303 2170 Fax: +352 4303 2988
European Union