Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO/SSO-2850472
21 mei 2008
Op 21 april 2008 berichtte het programma De Ochtenden dat er vorig
jaar in Friesland 400 gezinnen op straat zijn gezet en dat daarvan 200
een plaats in de opvang hebben gevonden en 200 niet. Op 22 april 2008
bracht u mij het verzoek van het lid Karabulut over om geïnformeerd te
worden over de situatie in de rest van het land en hoe deze problemen
worden opgelost en vroeg u mij u te willen berichten of ik aan dit
verzoek kan voldoen.
Aan dit verzoek wil ik graag tegemoet komen, niet in de laatste plaats
omdat het hier om huisuitzettingen gaat waarvan kinderen de dupe
worden. Overigens zijn de cijfers uit Friesland wel opmerkelijk. Want
de gegevens van Aedes laten zien dat het aantal huisuitzettingen de
laatste jaren daalt. Van 8640 in 2004 naar 8100 in 2005 en 7500
huisuitzettingen in 2006. Ook uit een eerder onderzoek naar de
veronderstelde stijging van het aantal gezinnen in de maatschappelijke
opvang, dat op verzoek van de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden, bleek
niet dat er van een explosieve stijging sprake was.
Bovendien hebben kabinet en betrokken partijen de laatste jaren hun
beleid geïntensiveerd om huisuitzetting te voorkomen. Ik wijs in dit
verband op het instrument dat is opgenomen in het Plan van aanpak
maatschappelijke opvang van de G4 voor de preventie van
huisuitzettingen. Voorts hebben veel gemeenten convenanten met
woningbouwcorporaties afgesloten met het doel om woninguitzetting te
voorkomen via de inzet van schuldhulpverlening. Verschillende
gemeenten kennen een zogenaamd Tweede Kansbeleid. Ook verspreidt Aedes
actief informatie onder corporaties over het voorkomen van
huisuitzettingen.
Om de Kamer goed te kunnen informeren, zal ik de Federatie Opvang
vragen bij de opvanginstellingen (maatschappelijke opvang en
vrouwenopvang) te inventariseren hoeveel gezinnen zich na een
huisuitzetting wenden tot een opvanginstelling. Ook moet daaruit
duidelijk worden in welke mate gezinnen kunnen worden opgevangen, of
er sprake is van een toename en wat de oorzaak is van de
huisuitzetting. Wanneer hierover een scherp beeld is ontstaan, kan het
kabinet met betrokken partijen bezien of er aanvullende maatregelen
nodig zijn om deze problemen op te lossen. Uiterlijk in de
Voortgangsrapportage Maatschappelijke Opvang 2008 (januari 2009) zal
ik hierover de Kamer informeren.
Mede namens de de ministers voor Wonen, Wijken en Integratie en voor
Jeugd en Gezin en de staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker