Gerechtelijke organisatie

Uitspraak zaak verdachte schietpartij Waterkwartier Nijmegen

Arnhem, 21 mei 2008 - Het gerechtshof te Arnhem heeft vandaag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte van de schietpartij op 18 juli 2007 (tijdens de Vierdaagse) in het Nijmeegse Waterkwartier.

Bij de rechtbank
De rechtbank in Arnhem had de man op 13 november 2007, na een eis van vijf jaar, wegens doodslag en een op 4 juli 2007 in Haarlem gepleegde mishandeling veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf.

Bij het gerechtshof
Op de zitting van het hof op 7 mei 2008 heeft de advocaat-generaal weer vijf jaar gevangenisstraf geëist.

Ook het hof acht doodslag bewezen, maar volgt het beroep op noodweer dat door verdachte en zijn advocaat is gedaan. Voor dit feit wordt verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. Voor de mishandeling wordt verdachte veroordeeld tot een maand gevangenisstraf en verder wordt de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken bevolen. De voorlopige hechtenis had het hof, vooruitlopend op de uitspraak, al op 13 mei 2008 beëindigd.

Overwegingen van het hof
Verdachte ziet dat het slachtoffer een pistool tevoorschijn haalt. Hij hoort evenals diverse getuigen dat geroepen wordt `schieten (...), schieten'. Hierop loopt verdachte naar het slachtoffer en haalt hem onderuit; hij wil het wapen afpakken omdat hij bang is dat zijn familie iets zal overkomen. Zowel verdachte als het slachtoffer komt ten val en beiden proberen het wapen te bemachtigen. Nadat in eerste instantie beiden het pistool vasthielden - het wapen is toen één keer afgegaan - slaagt verdachte erin het pistool te bemachtigen, waarna hij diverse keren schiet. In totaal zijn zes schoten afgevuurd met het door het slachtoffer meegebrachte wapen. Twee van die schoten hebben het slachtoffer geraakt. Ieder van die twee schoten was op zich dodelijk.

De schoten twee tot en met zes zijn gelost terwijl verdachte zijn vinger om de trekker had en dus als schutter moet worden aangemerkt. Het eerste schot is gelost tijdens de worsteling tussen verdachte en het slachtoffer terwijl beiden het wapen vasthielden. Wie van de twee de vinger om de trekker had en dus heeft geschoten, kan niet worden vastgesteld.

Voor het hof staat vast dat tenminste één van de kogels, die het slachtoffer heeft getroffen, is afgevuurd op een moment dat verdachte als enige het pistool vasthield. Het zesde schot werd gelost toen verdachte overeind stond en het slachtoffer op de grond lag. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel, dat op dat moment geen sprake meer was van een noodweersituatie. Er is er echter geen bewijs, dat dit laatste schot één van de twee dodelijke schoten is geweest.

Verschil met uitkomst rechtbank
Het verschil met de uitkomst bij de rechtbank zit in de beoordeling van de situatie bij de schoten twee tot en met vijf, waarvan er dus één of twee dodelijk zijn geweest. De rechtbank was van oordeel dat de noodweersituatie na het eerste schot was geëindigd. Het hof oordeelde hier anders over.

Verdachte had het pistool toen weliswaar in zijn hand, maar het slachtoffer had zijn pols vast en de worsteling duurde nog voort. Naar het oordeel van het hof had de verdachte de macht over het pistool nog niet definitief verworven. Er bestond een reële kans dat het pistool weer in handen zou komen van het slachtoffer waarna die alsnog op verdachte of een ander zou schieten. Verdachte heeft dan ook door het wapen tijdens de voortdurende worsteling meermalen af te vuren gehandeld ter noodzakelijke verdediging en dus in noodweer gehandeld.

LJ Nummer

BD2016

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 21 mei 2008 Naar boven