Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Den Haag Ons kenmerk
28 april 2008 IB/10170

Onderwerp
EU Raad Onderwijs, Jeugd en Cultuur

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda (delen audiovisueel, cultuur en onderwijs) van de Onderwijs-, Jeugd- en Cultuurraad van 21-22 mei aanstaande, ten behoeve van het Algemeen Overleg dat is voorzien op 14 mei. In het deel audiovisueel zijn de antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer (d.d. 25 maart 2008, kenmerk 08-OCW-B-17) over mediageletterdheid verwerkt.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de OJC-Raad nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/9

Geannoteerde agenda OJC-Raad 21-22 mei 2008

Onderstaande annotatie is opgesteld op basis van de thans bekende ontwerp-agenda. De definitieve agenda zal in de komende weken door COREPER worden vastgesteld. Als bijlage is toegevoegd een overzicht van de onderwerpen die volgens de agenda van de Europese Commissie de komende tijd zullen spelen.

AUDIOVISUEEL

Europese aanpak van mediageletterdheid in de digitale omgeving ­ aannemen Raadsconclusies Fiche: Tweede Kamer (2007-2008) 22112 nr 610.

De Raad zal conclusies aannemen over de mededeling `Mediageletterdheid in de digitale omgeving'. Onder mediageletterdheid wordt het vermogen van burgers verstaan om toegang te hebben tot de media, om de verschillende aspecten daarvan kritisch te kunnen evalueren en om in uiteenlopende contexten communicatie tot stand te kunnen brengen.

Met de mededeling wil de Commissie het niveau van mediageletterdheid ten aanzien van commerciële communicatie, audiovisuele werken en `online' mediaboodschappen verhogen. Hiertoe wil de Commissie goede praktijken uitwisselen (via bestaande programma's), studie verrichten naar criteria om de mate van mediageletterdheid te meten en regels en gedragscodes beter onder de aandacht brengen. Ook wil de Commissie de bewustwording van het Europese filmerfgoed vergroten en inzichtelijker maken hoe gebruik en productie van media raken aan auteursrechtelijke vraagstukken. De Commissie roept de lidstaten op om bovenvermelde doelstellingen te ondersteunen en gehoor te geven aan de benoemde acties. Indien nodig wil de Commissie een aanbeveling over dit onderwerp uitbrengen. De Commissie wil graag een nieuwe expertgroep instellen om thema's in dit dossier verder uit te werken.

Nederlandse inzet:
Per brief van 25 maart 2008 (kenmerk 08-OCW-B-17) vroeg uw Kamer mij naar aanleiding van het BNC-fiche over dit onderwerp om nader in te gaan op enkele punten waarover nog onduidelijkheid bestond. Dit doe ik uiteraard graag.

De concept raadsconclusies die voorliggen weerspiegelen de Nederlandse inzet in dit dossier. Zij spreken steun uit voor de plannen van de Commissie maar benadrukken het belang van subsidiariteit. Tot mijn tevredenheid spreekt de Raad zich duidelijk uit tegen het idee om op korte termijn een aanbeveling over dit onderwerp op te stellen. Nederland heeft ingebracht dat het inderdaad beter is om de aangekondigde studie van de Commissie en de verplichte rapportage op grond van de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten die voor 2011 voorzien is, af te wachten.

blad 3/9

Anders dan de Commissie meent Nederland dat bewustmaking van het jonge Europese publiek van het Europese filmerfgoed geen facet is van mediageletterdheid. Nederland meent eerder dat dergelijke acties vallen onder promotie van Europees cultureel erfgoed. Gebruik van het erfgoed bij filmeducatie wordt door Nederland echter wel aangemerkt als mogelijk onderdeel van mediawijsheid.

In plaats van de door de Commissie beoogde expertgroep pleit de Raad in haar conclusies voor gebruikmaking van het Contact Comité dat op basis van de hier genoemde richtlijn is ingesteld, als forum voor uitwisseling van informatie en goede praktijken. Waar nodig kan dit comité aangevuld worden met experts. Ik steun deze lijn.

Nederland zal de Commissie tenslotte nadere informatie vragen over de financiële gevolgen.

Mededeling en consultatie over creatieve online-inhoud ­ gedachtewisseling Fiche: Tweede Kamer (2007-2008) 22112 nr 609.

De samenleving digitaliseert in een rap tempo. Het Europese regelgevend kader moet daarop blijven aansluiten. De voorliggende mededeling over creatieve online inhoud en de bijbehorende consultatie moeten in de visie van de Commissie uitmonden in een aanbeveling aan de Raad en het Europees Parlement eind 2008. De mededeling sluit aan bij onder meer het i-2010-pakket, de Interne Markt Review, de evaluatie van de richtlijn Auteursrecht en de onlangs aangenomen richtlijn Audiovisuele Mediadiensten.

Met de mededeling beoogt de Commissie de verspreiding en toegankelijkheid van online verspreide creatieve inhoud (`content') te verbeteren. Onder deze noemer vallen audiovisuele producties, games, teksten, `content' ten behoeve van het onderwijs en de zogenaamde `user generated content'. Dit alles voor zover deze via internet (IP-protocol) en satelliet verspreid worden. De Commissie benoemt een aantal uitdagingen die zij in een aanbeveling nader wil uitwerken. Zo moet worden nagedacht over het gebruik van nieuwe businessmodellen om het online aanbod te vergroten en moet de werking van DRM-systemen verbeterd worden (meer interoperabiliteit en transparantie). Ook moet illegaal aanbod (piraterij) teruggedrongen worden en is een innovatieve aanpak van grensoverschrijdend collectief auteursrechtenbeheer nodig om gebruik te maken van de voordelen van de interne markt.

De OJC-Raad van 21-22 mei zal de Commissie aan de hand van enkele discussievragen aangeven welke richting zij de juiste acht. Naar het zich nu laat aanzien, zal de discussie zich vooral toespitsen op de balans tussen marktwerking en het behoud van een cultureel divers aanbod als grensoverschrijdend collectief beheer van auteursrechten anders vorm gegeven zou worden. Dit onderwerp is eerder door het cultuurcomité van het Europees Parlement maar ook door Nederland (via een `position paper') onder de aandacht van de lidstaten en de Commissie gebracht.

blad 4/9

Nederlandse inzet:
Het genoemde `position paper' vormt één van de lijnen waarmee het kabinet uitvoering geeft aan de motie Dittrich c.s. van 27 juni 2006 (TK 2005­2006, 28 989, nr. 37). Naast aandacht voor het behoud van een cultureel divers aanbod bij veranderend grensoverschrijdend auteursrechtenbeheer gaat dit `paper' ook in op het belang van harmonisatie van de diverse nationale thuiskopiestelsels in Europa. Tijdens de OJC-Raad van 21 mei zal ik beide thema's nogmaals onder de aandacht van mijn collega's brengen. In de kern is de Nederlandse positie op deze onderwerpen als volgt samen te vatten:


· Grensoverschrijdend collectief auteursrechtenbeheer en behoud van culturele diversiteit Convergentie, internationalisering en nieuwe internetgebaseerde diensten en businessmodellen vragen dat creatief wordt nagedacht over nieuwe vormen van rechtenbeheer. Nederland is het met de Commissie eens dat de huidige, versnipperde markt voor het beheer van auteursrechten leidt tot een suboptimale benutting van mogelijkheden die één interne markt in potentie biedt.

Momenteel is nog onvoldoende zicht op de voor- en de nadelen van de door de Commissie voorgestane benadering. Een `impact assessment' zou hier meer duidelijkheid kunnen scheppen. Het risico dat het commissiemodel kan leiden tot een situatie waarin muziekuitgevers en fonogrammenproducenten hun rechten bij slechts enkele grote collectieve rechtenbeheersorganisaties gaan onderbrengen moet daarbij zeker bestudeerd worden. Een consequentie daarvan kan namelijk zijn dat het rechtenpakket van kleinere nationale beheersorganisaties krimpt. Ook kan het leiden tot lagere inkomsten voor minder populaire componisten, tekstdichters en kleinere uitgeverijen in middelgrote en kleine lidstaten omdat zij zich niet meer, of slechts tegen hoge kosten, zullen kunnen laten vertegenwoordigen door een rechtenbeheersorganisatie. Commissie, lidstaten en het Europees Parlement zouden in dat geval het tegenovergestelde bereiken van hetgeen zij beogen: een verkleining van het online aanbod en daarmee van de culturele verscheidenheid.


· Harmonisatie van nationale thuiskopiestelsels Een onderwerp dat niet in de mededeling genoemd wordt maar daar wel aan raakt betreft de verschillen in regelgeving die lidstaten hanteren ten aanzien van de zogenaamde thuiskopie. Het ontbreken van enige harmonisatie op dit punt werkt zowel mededingingsverstorend als innovatiebelemmerend en raakt daarmee het hart van de onderhavige mededeling. Met genoegen heeft Nederland kennis genomen van het eerste voorzichtige initiatief dat de Commissie heeft genomen om een consultatie te starten omtrent de thuiskopieheffingen. Ik zal nogmaals aandacht vragen voor dit onderwerp.

Voorstel voor besluit voor gemeenschapsprogramma `Safer Internet Plus' ­ alg. benadering Fiche: Tweede Kamer (2007-2008) 22112 nr 633.

De Europese Commissie wil het huidige Safer Internet-programma in licht gewijzigde vorm voortzetten voor de periode 2009 ­ 2013. Haar voorstel voor een nieuw programma bevat 4 actielijnen waarvan er 3 voortkomen uit het huidige programma. Bestaande actielijnen zijn 1) het verminderen van illegale inhoud en schadelijk online gedrag, 2) het bevorderen van veiligere online omgeving en 3) het

blad 5/9

vergroten van het publiek bewustzijn van een veilig internet. Als 4e, nieuwe actielijn wordt daar het opzetten van een kennisbank aan toegevoegd.

Nederlandse inzet:
De problemen rondom veiligheid voor kinderen op internet spelen in alle EU-landen. Bovendien is internet een grensoverschrijdend medium. Een Europese aanpak heeft daarom meerwaarde. De specifieke culturele achtergronden per land rechtvaardigen echter ook een nationale aanpak. Het huidige voorstel kiest daarin een goede balans door te pleiten voor Europese samenwerking en afstemming maar door de uitvoering neer te leggen bij nationale contactpunten. Een goede nationale invulling wordt gegarandeerd door een systeem van co-financiering van nationale activiteiten. Ik steun het voorstel van de Commissie dan ook.

CULTUUR

werkplan Cultuur 2008-2010 ­ aannemen
Fiche: Tweede Kamer (2006-2007) 22112 nr 547.

In de OJC-Raad van 16 november jl. is overeenstemming bereikt over de oprichting van een aantal werkgroepen op het terrein van cultuur in het kader van de Open Methode van Coördinatie (OMC). De Mededeling van de Europese Commissie over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering van mei 2007 lag hieraan ten grondslag. In de EU-raadswerkgroep Cultuur is de afgelopen maanden tijdens het Sloveense voorzitterschap gesproken over het werkplan Cultuur 2008- 2010 en de inrichting van de werkgroepen in het kader van de OMC. Er zullen werkgroepen aan de slag gaan met de volgende thema's: mobiliteit van kunstenaars; toegang tot erfgoed (o.a. cultuureducatie, collectiemobiliteit); culturele statistieken; creatieve industrie; UNESCO-conventie culturele diversiteit.

Nederland steunt de voorgestelde samenwerking door OMC, bijvoorbeeld door het gestructureerd uitwisselen van kennis en ervaring op beleidsterreinen die voor Nederland interessant zijn zoals creatieve industrie en collectiemobiliteit. Inmiddels zijn reeds twee OMC-werkgroepen van start gegaan: mobiliteit van kunstenaars en creatieve industrie. Nederland is deelnemer aan de eerste werkgroep en gedeeld voorzitter met Portugal van de tweede werkgroep. De OMC-werkgroep Collectiemobiliteit zal naar verwachting in juni starten. Het is op dit moment nog niet duidelijk of Nederland als deelnemer of als voorzitter zal deelnemen aan deze werkgroep. De werkgroep Cultuureducatie, geïnitieerd door Nederland in 2001 en waarvan Nederland nu deelnemer is, zal ook in het OMC-kader worden opgenomen.

In de Raad zijn goede afspraken gemaakt over de transparantie en het vrijwillige karakter van de OMC- werkgroepen. Tweemaal per jaar zullen de lidstaten op de hoogte worden gesteld over de voortgang van de werkzaamheden. Ook is aan de lidstaten de mogelijkheid geschapen om naar aanleiding van deze rapportage nadere sturing te geven aan de OMC-werkgroepen om het gewenste eindresultaat en de samenwerking van de werkgroepen te garanderen. De OMC-werkgroepen zullen in juli 2009 een

blad 6/9

tussentijds rapport presenteren over de tot dan toe uitgevoerde werkzaamheden. Eind 2010 leveren de werkgroepen een eindrapport over de implementatie van het werkplan Cultuur 2008-2010.

Nederlandse inzet:
Nederland gaat akkoord met het werkplan Cultuur 2008-2010.

Interculturele vaardigheden ­ gedachtewisseling en aannemen Raadsconclusies Gezien de aard van dit document is hiervoor geen BNC-fiche opgesteld.

Het Sloveense voorzitterschap heeft in het kader van het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog, raadsconclusies opgesteld over interculturele vaardigheden. Hierin wordt gesteld dat Interculturele dialoog een belangrijk middel is om een open maatschappij gebaseerd op Europese normen en waarden te creëren. Europese burgers moeten daarom uitgerust zijn met interculturele vaardigheden. Met het oog op het versterken van de interculturele vaardigheden van de samenleving is een benadering nodig die gericht is op het ondersteunen van initiatieven op het terrein van cultuur, onderwijs, jeugd en audiovisueel. De initiatieven die genoemd worden op het onderwijsterrein gaan niet verder dan wat nu reeds in de kerndoelen voor het voortgezet onderwijs is opgenomen.

Nederlandse inzet:
Nederland stemt in met de voorgestelde raadsconclusies.

ONDERWIJS

Meertaligheid ­ aannemen Raadsconclusies
Gezien de aard van dit document is hiervoor geen BNC-fiche opgesteld.

Tijdens de OJC-Raad van november 2007 heeft een discussie plaatsgevonden over de toekomst van meertaligheid. Mede op aandringen van de Kamer heb ik toen ingebracht dat wat Nederland betreft de aandacht vooral gericht blijft op het funderend onderwijs en dat de rol van de Europese Commissie minimaal zou moeten zijn; dit is immers een zaak van de lidstaten zelf. Tijdens deze Raad bleek echter dat vrijwel alle lidstaten voorstander zijn van een verbreding van dit onderwerp en dat er ook brede steun bestond voor de acties van de Europese Commissie op dit terrein. Toen werd ook aangekondigd dat de Commissie eind 2008 met een voorstel zal komen voor toekomstige acties op het gebied van meertaligheid.

Op 15 februari heeft een ministersconferentie plaatsgevonden over meertaligheid. Deze conferentie diende als input voor het Commissievoorstel van eind 2008. Ook hier is de positie van Nederland kritisch geweest. Het eigen initiatief van scholen en burgers is benadrukt. Daarnaast is kritiek geuit op de rapportageverplichtingen en de bureaucratie die daarmee gepaard gaat. Ten slotte is aangegeven

blad 7/9

dat Nederland geen voorstander is van nieuwe doelstellingen en dat Nederland wil vasthouden aan de doelstellingen van 2002 met nadruk op funderend onderwijs.

Het Sloveense voorzitterschap heeft ­ met inachtneming van de Nederlandse kritiek - Raadsconclusies opgesteld over meertaligheid. Daarin wordt nu vooral het belang van meertaligheid in het algemeen onderstreept. De linguïstische diversiteit dient gewaarborgd te blijven en de pariteit van de EU-talen dient gerespecteerd te worden. Kennis van talen is essentieel om actief deel te nemen aan de kennismaatschappij. Daarom moet een breed scala aan talen beschikbaar zijn voor burgers ­ ook de niet-Europese talen met een mondiaal bereik. Ook moet voldoende steun gegeven worden aan migranten om hen te helpen de taal van het gastland te leren spreken, terwijl het gastland ook interesse zou moeten tonen in de cultuur van de nieuwkomers. Lidstaten worden uitgenodigd om met steun van de Commissie meertaligheid te bevorderen ­ bijvoorbeeld door het uitwisselen van good practices middels de open methode van coördinatie.

Nederlandse inzet:
Nederland is akkoord met de Raadsconclusies, waarin duidelijk rekening is gehouden met het terughoudende Nederlands standpunt.

Creativiteit en innovatie ­ gedachtenwisseling en aannemen Raadsconclusies Voor de Raadsconclusies is geen BNC-fiche opgesteld; het fiche over het Jaar van Creativiteit en Innovatie ontvangt u begin mei.

`Creativiteit en Innovatie' is het centrale thema van het Sloveense voorzitterschap op het gebied van onderwijs. De raadsconclusies benadrukken dat creativiteit een belangrijke bron van innovatie is. Onderwijssystemen kunnen een fundamentele rol spelen in het ontwikkelen van creatieve en innovatieve vaardigheden. Het zou goed zijn als scholen het aanleren van specifieke kennis kunnen combineren met het leren van algemene (creatieve) vaardigheden, zoals nieuwsgierigheid en lateraal denken. Meer onderzoek is nodig naar de manier waarop een leven lang leren kan bijdragen aan creativiteit en innovatie en hoe dit het best gemeten kan worden.

Het thema past uitstekend bij het uitroepen van het jaar 2009 als Jaar van Creativiteit en Innovatie. Hiervoor heeft de Commissie in samenspraak met het Europees Parlement een voorstel gedaan. Het algemene doel van dit Europees Jaar is het bevorderen van creativiteit als drijvende kracht voor innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, ondernemers- en sociale vaardigheden. Net als bij andere Europese Jaren zullen de maatregelen informatie- en promotiecampagnes, evenementen en initiatieven op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau omvatten.

Nederland staat gematigd positief tegenover het idee van een Europees Jaar van de creativiteit en innovatie. Het instrument van een Europees Jaar kan een positieve bijdrage leveren aan het vergroten van het bewustzijn van het belang van creativiteit en innovatie. Het voorstel kijkt bij het bevorderen van creativiteit en innovatievermogen terecht naar de onderwijssector. Belangrijk is hierbij wel dat

blad 8/9

ook recht gedaan wordt aan de sectoren die naast het onderwijs (en vaak in samenwerking daarmee) een belangrijke rol spelen, zoals de cultuursector, de jeugdsector en het bedrijfsleven. Daar kunnen zowel de nationale coördinatoren als de Europese coördinator een goede rol in vervullen. Nederland is voornemens in het kader van dit Europees Jaar in ieder geval aandacht te besteden aan het thema cultuureducatie en zal daartoe samen met Vlaanderen een conferentie organiseren.

Nederlandse inzet:
Nederland steunt de inzet van de Raadsconclusies om te streven naar meer onderzoek op het gebied van creativiteit en innovatie. In Nederland wordt al veel aandacht gegeven aan zowel creativiteit als innovatie in het onderwijs. Hoewel creativiteit en innovatie belangrijke thema's zijn, moet voorkomen worden dat onderwijs gezien wordt als het enige redmiddel.

Leren door volwassenen ­ aannemen Raadsconclusies
Fiche: Tweede Kamer (2007-2008) 22112 nr 583.

In 2006 en 2007 zijn twee mededelingen van de Commissie verschenen over volwassenenonderwijs. De aandacht voor dit onderwerp moet vooral worden gezien in relatie tot de demografische ontwikkelingen en de Europese kenniseconomie, al is er daarnaast zeker ook aandacht voor persoonlijke ontplooiing. Het Sloveense voorzitterschap legt nu Raadsconclusies voor, zodat de ministers zich ook kunnen uitspreken over het belang van dit onderwerp.

In de mededelingen wordt, naar tevredenheid van Nederland, recht gedaan aan de grote verscheidenheid aan organisatievormen van volwasseneneducatie in verschillende lidstaten. Nederland onderkent het belang van post-initiële scholing aan volwassenen. De argumenten van de Commissie om werk te maken van volwasseneneducatie zijn vooral economisch georiënteerd. Het bestrijkt dan ook een veel breder terrein dan alleen formele volwasseneneducatie en heeft betrekking op alle vormen van onderwijs aan volwassenen, waaronder bijvoorbeeld ook scholing in bedrijven. Nederland besteedt actief aandacht aan de ontwikkelingen die in de mededelingen worden gesignaleerd; een voorbeeld hiervan is de Erkenning van Verworven Competenties (EVC).

Ook is Nederland tevreden met de raadsconclusies. Daarin wordt aangegeven hoe belangrijk de rol van volwasseneneducatie kan zijn in het kader van de demografische trends en bij het verwezenlijken van de Lissabondoelstellingen, doordat sociale cohesie wordt versterkt, de mensen de vaardigheden verwerven die zij nodig hebben om een nieuwe baan te kunnen vinden en Europa wordt geholpen de globalisering sterker tegemoet te treden. Met name dient het vaardigheidsniveau van het nog aanzienlijke aantal laaggeschoolde werknemers te worden verhoogd en moeten jonge volwassenen zonder startkwalificatie een tweede kans worden geboden. Het beleid om `blijvend leren' te bevorderen blijft een nationale bevoegdheid.

Nederlandse inzet:
Nederland stemt in met de Raadsconclusies.

blad 9/9

Bijlage: Toekomstige onderwerpen op EU-niveau
Afgaande op de agenda van de Europese Commissie zullen ­ naast de al in de brief genoemde onderwerpen - de komende periode in ieder geval de volgende onderwerpen een rol gaan spelen. Er zijn alleen onderwerpen op het terrein van onderwijs bekend.

Europees puntensysteem voor beroepsonderwijs (ECVET) ­ aanbeveling Commissie Deze aanbeveling is op 10 april verschenen en is gebaseerd op de uitkomsten van een openbare consultatie van afgelopen jaar. Het bevat een aantal aanbevelingen voor het opstellen van een Europees puntensysteem voor beroepsonderwijs ­ te vergelijken en ook aanpasbaar met ECTS voor hoger onderwijs. Het BNC-fiche zult u binnenkort ontvangen.

Europese kwaliteitswaarborg in het beroepsonderwijs (ENQA) ­ aanbeveling Commissie Deze aanbeveling is op 10 april verschenen en is gericht op het stimuleren van het gebruik van een Europees referentiekader dat beleidsmakers en mensen uit het onderwijsveld in de lidstaten kan helpen de effectiviteit van beleidsinitiatieven en de voorzieningen van beroepsonderwijs te beoordelen en te verbeteren op basis van gezamenlijk overeengekomen kerncriteria. Een dergelijk kader kan bijdragen aan het verbeteren van coherentie en consistentie van beleid en praktijk ten aanzien van kwaliteitswaarborg, het zal de transparantie van beroepsonderwijssystemen doen toenemen en zal daarmee het wederzijds vertrouwen en mobiliteit tussen lidstaten vergroten. Het BNC-fiche zult u binnenkort ontvangen.

Schoolonderwijs - mededeling Commissie
Deze mededeling, die gebaseerd zal zijn op zowel de resultaten van een openbare consultatie als op recente onderzoeksbevindingen, zal aspecten van scholing identificeren die modernisering vereisen indien lidstaten hun onderwijsdoelstellingen willen bereiken.

Vervolg op het Onderwijs- en Opleidingsprogramma 2010 Een nieuw beleidskader is nodig voor de periode na 2010 voor de open methode van coördinatie op het gebied van onderwijs en opleiding om het Lissabonproces verder vorm te geven. Dit is een vervolg van het bestaande werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2010 dat in 2002 is aangenomen en zal stakeholders uitnodigen zich meer betrokken te voelen bij het Lissabonproces en de implementatie daarvan te versterken. Het beleidskader zou gebaseerd moeten zijn op een inschatting van toekomstige uitdagingen voor onderwijs- en opleidingsbeleid en zou gezamenlijke doelstellingen moeten bevatten om die uitdagingen aan te gaan. Het wordt gebaseerd op voorbereidende discussies met vertegenwoordigers uit lidstaten en wordt nauw verbonden met de ontwikkelingen van de Lissabonagenda na 2010.

Groenboek rol van onderwijs bij migratie.
Dit Groenboek zal de centrale rol van onderwijs in integratiebeleid onderstrepen, zal het bewustzijn vergroten van de problemen waar migranten leerlingen tegenaan lopen en zal mogelijke oplossingen en good practices analyseren.

Mededeling over het meten van leervaardigheden
De mededeling zal een Europees onderzoek voorstellen naar de leervaardigheden van jonge mensen. Dit in antwoord op de Raadsconclusies over nieuwe indicatoren (mei 2007), waarin de Commissie uitgenodigd wordt informatie te verschaffen, op basis van nieuw Europees onderzoek, over de verdere ontwikkeling van de indicator over leervaardigheden en de Raad hierover terug te rapporteren. Het zal informatie bevatten over de politieke relevantie, technische specificaties, beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van bestaande data, een tijdstabel voor toekomstige werkzaamheden en kosten voor Commissie en lidstaten.