PS enthousiast over Utrechtse Jeugd Centraal
19-5-2008 -
Provinciale Staten hebben in de vergadering van 19 mei enthousiast
ingestemd met de plannen voor de Jeugdzorg zoals deze in de
vernieuwingsagenda Utrechtse Jeugd Centraal zijn opgenomen. Bij het
opstellen van de plannen is nauw samengewerkt met de verschillende
partners op het terrein van de jeugdzorg, het lokale jeugdbeleid en
het lokale jeugdbeschermingsbeleid. De plannen sluiten goed aan op de
aanbevelingen die voort zijn gekomen uit het beleidsauditrapport
`Sturen in Vertrouwen'. Een van de aanbevelingen uit dit rapport, dat
in 2007 in opdracht van Provinciale Staten is opgesteld, was dat
binnen de jeugdzorg in goed overleg gestuurd moet worden met een
visie. De vernieuwingsagenda sluit door de samenwerking met alle
partners nauw aan op deze aanbeveling en oogstte mede daarom lof van
de statenleden. Voor de uitvoering van `Utrechtse Jeugd Centraal' is
twintig miljoen euro gereserveerd.
De vernieuwingsagenda heeft tot doel:
Aan de voorkant meer nadruk te leggen op preventie en het
vroegtijdig ingrijpen bij problemen;
Een betere aansluiting van het onderwijs op de jeugdzorgketen te
realiseren;
Een omslag in de hulpverlening te creëren naar het stimuleren en
versterken van de eigen kracht van het kind en zijn omgeving;
De diversiteit in toegankelijkheid en bereik te verbeteren;
Meer hulp op tijd en dichtbij te realiseren;
Een omslag naar vraaggerichte zorg te verwezenlijken;
Meer kwaliteit en effectiviteit van de zorg te realiseren.
Statenleden leggen accenten
De statenleden waren in hun bijdragen lovend en vroegen nog om extra
aandacht voor bepaalde elementen van de jeugdzorg. Het CDA liet weten
dat het plan "een prachtige heldere opbouw heeft en die vragen
beantwoordt die het kind stelt". Wel vroegen ze om meer aandacht voor
zogenoemde `zorgmijders', jongeren met een probleem die zich
onttrekken aan een mogelijk jeugdzorgtraject.
De VVD pleitte voor meer samenhang in de jeugdzorg, want "verlies en
winst behaal je uit meerdere leefgebieden. Je moet dus schaken op
meerdere borden tegelijk". Om te zien of de vernieuwingsagenda wordt
beïnvloed door de landelijke regelgeving diende de VVD een statenbrede
motie in. Hierin werd het college verzocht de komende tijd de invloed
van de huidige wettelijke kaders op het proces van vernieuwing en
samenwerking in de brede Utrechtse keten jeugdzorg en jeugdbeleid,
vast te leggen en hier na één jaarverslag van te doen aan de Staten in
een tussentijdse evaluatie. Ook werd het college verzocht om
afhankelijk van de uitkomst van deze evaluatie te besluiten deze voor
te leggen aan de verantwoordelijke Minister, dan wel nog een jaar het
proces te volgen.
De PvdA pleitte voor één systeem om de cliënten van de jeugdzorg te
monitoren. Dit kan bijdragen aan een "goede samenwerking en soepele en
warme overdracht van de cliënt naar de jeugdzorg. De zorg moet naar
het kind en niet andersom!". Zij dienden een statenbrede motie in
waarin zij het college vroegen hun verantwoordelijkheid te nemen en
met een voorstel te komen waarin de uitstroom en nazorg een
structureel en herkenbaar onderdeel vormt in het programma.
De SP legde de nadruk op "de doorstroom van Bureau Jeugdzorg naar de
jeugdzorgaanbieders" en zei graag te zien dat de bureaucratie in de
jeugdzorg wordt aangepakt opdat "de hulpverleners weer kunnen gaan
doen waar ze goed in zijn: hulpverlenen!".
GroenLinks vroeg om "extra aandacht voor de spreiding van het
jeugdzorgaanbod over de provincie", maar had er vertrouwen in dat de
provincie met dit plan daadwerkelijk de regie op de jeugdzorg gaat
voeren.
De ChristenUnie uitte veel waardering voor het plan, en benadrukte:
"dat de positie van de pleegzorg meer aandacht verdient." Zij diende
een statenbrede motie in waarin het college werd opgedragen een
1-jarige pilot te starten, waarbinnen 10 á 15 ouderparen van
pleegkinderen begeleiding ontvangen en het effect van deze inzet in
kaart te laten brengen door een onafhankelijk onderzoek. Voor deze
ouderbegeleiding moet een bedrag van 50.000 euro worden vrijgemaakt.
Afhankelijk van de uitkomsten moet deze aanpak een structureel vervolg
krijgen.
D66 sprak uit er vertrouwen in te hebben dat de grootsheid en ambitie
van het programma bewaarheid kunnen worden. Ze vroegen om "extra
aandacht voor de zwerfjongeren, want dit wordt in het programma nog te
weinig opgepakt, terwijl dit juist volgens D66 zorgwekkende
zorgmijders zijn!". Ook D66 diende een motie in waarin zij het college
verzochten in overleg te treden met lokale bestuurders over de
afstemming van het jeugdbeleid en de jeugdzorg en afspraken te maken
over de inspanningen die door centra voor jeugd en gezin en lokale
instellingen moeten worden gepleegd om de zogenoemde zorgwekkende
zorgmijders op te sporen en te helpen. Ook verzochten zij om over het
vervolgtraject in de jeugdzorg afspraken te maken met Bureau Jeugdzorg
Utrecht.
De SGP refereerde aan het programma als een "eerlijke en scherpe
analyse van een beleidsterrein waar tekortkomingen geconstateerd zijn
" en zag in het programma "een goede doorvertaling naar een activerend
plan".
Gedeputeerde Marian Dekker dankte alle sprekers voor hun complimenten
en sprak de hoop uit dat deze over drie jaar herhaald kunnen worden.
"Want", zo stelde zij, "het werkt pas als het werkt, als het kind of
het gezin het merkt!" Het college nam alle ingediende moties over.
Meer informatie: Pauline Bredt, telefoon 030-2582522
Provincie Utrecht