Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over de
toescheidingsovereenkomst met Suriname
19-05-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Van Bommel over de toescheidingsovereenkomst met
Suriname. Deze vragen werden ingezonden op 22 april 2008 met kenmerk
2070818580.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van het lid Van Bommel (SP) over de toescheidingsovereenkomst
met Suriname.
Vraag 1
Is het u bekend dat personen die onder artikel 5 lid 2 van de
toescheidingsovereenkomst (TO) met Suriname vallen nog dagelijks ten
onrechte een visum voor Suriname moeten aanvragen en hiervoor dienen
te betalen? Zo ja, wat gaat u hier op korte termijn tegen ondernemen?
1)
Antwoord
Het is mij bekend dat Suriname van alle Nederlanders eist dat zij voor
binnenreis in Suriname in het bezit zijn van een geldig visum, ook van
de groep Nederlanders die wordt bestreken door artikel 5 van de
Toescheidingsovereenkomst. Tijdens mijn bezoek met minister-president
Balkenende aan Suriname, op 13 en 14 mei jongstleden, is met Suriname
afgesproken het ambtelijk overleg over de TO te hervatten. Daarbij zal
ook dit onderwerp aan de orde komen.
Vraag 2
Is het u bekend dat de rechthebbende onder artikel 5 lid 2 TO ten
onrechte in Suriname een verblijfsvergunning moet aanvragen en
hiervoor dient te betalen? Zo ja, wat gaat u op korte termijn
hiertegen ondernemen?
Antwoord
Het is mij bekend dat Suriname van alle Nederlanders eist dat zij voor
(langdurig) verblijf in Suriname in het bezit zijn van een verblijfs-
dan wel vestigingsvergunning, ook van de groep Nederlanders die wordt
bestreken door artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst. Tijdens
mijn bezoek met minister-president Balkenende aan Suriname, op 13 en
14 mei jongstleden, is met Suriname afgesproken het ambtelijk overleg
over de TO te hervatten. Daarbij zal ook dit onderwerp aan de orde
komen.
Vraag 3
Heeft u met de rechthebbenden over deze materie overlegd, zoals
tijdens het AO van 27 april 2005 door leden van de vaste commissie
voor Buitenlandse Zaken is gevraagd? 2) Zo neen, waarom niet? Zo ja,
op welke wijze?
Antwoord
De standpunten van de betrokken partijen zijn mij omstandig bekend.
Hun informatie bereikt mijn Ministerie zowel mondeling als
schriftelijk en met grote regelmaat.
Vraag 4
Is het u bekend dat de Nederlandse ambassade te Paramaribo aan
personen die onder artikel 5 lid 2 TO vallen de eis stelt eerst een
Surinaamse verblijfsvergunning te hebben alvorens zij zich bij de
ambassade kunnen registreren? Zo ja, wat gaat u op korte termijn
hiertegen doen?
Antwoord
De Nederlandse ambassade in Paramaribo houdt geen registratie bij van
in Suriname verblijvende Nederlanders, dus ook niet van Nederlanders
die onder artikel 5 lid 2 van de Toescheidingsovereenkomst vallen.
Voor zover de vraag mocht doelen op de door de Nederlandse ambassade
in Paramaribo aan paspoortaanvragers voorgelegde vraag of zij over een
(Surinaamse) verblijfsvergunning beschikken, merk ik op dat deze vraag
is opgenomen in het paspoortaanvraagformulier zoals dat bij alle
Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland in gebruik is. Deze
vraag wordt dus standaard gesteld aan álle Nederlanders die in het
buitenland een Nederlands paspoort aanvragen, dus niet alleen aan
Nederlanders die onder de werking van de TO vallen.
1) Openbaar rapport van de Nationale Ombudsman 15 juni 2001, nummer
2001/168 en met name pagina 8 en 9 van uw brief van 18 december 2000.
2) Kamerstuk 20 361, nr. 123
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken