Kamervragen over aantasting welzijn dikbilkoeien
19 mei 2008 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister antwoord geeft op Kamervragen over het
hoge percentage onnatuurlijke bevallingen en het welzijn van
dikbilkoeien. De sector verricht onderzoek en onderneemt activiteiten.
Meer informatie
* Kamervragen over aantasting welzijn dikbilkoeien
Kamerstuk | 19-05-2008 | PDF-Document, 52 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van Kamerlid Thieme (PvdD) over
de aantasting van het welzijn van dikbilkoeien.
1
Kent u het bericht "dikbilkoe die natuurlijk kan baren"? 1)
Ja.
2
Is het waar dat 85-90% van de dikbilkoeien niet in staat is via natuurlijke weg een kalf ter
wereld te brengen? Zo ja, hoe is dit percentage van onnatuurlijke bevallingen zo hoog
geworden? Zo neen, wat is dan het juiste percentage?
In Nederland worden diverse vleesveerassen gehouden. Belgisch (Wit)Blauw en Verbeterd
Roodbont zijn voorbeelden van rassen met extreme bespiering. Zij maken ongeveer
15% uit van de totale hoeveelheid gehouden vleesveemoederdieren. Bij deze twee
extreem bespierde rassen wordt in 85-9o% van de gevallen een keizersnede toegepast.
Bij de andere rassen ligt dat percentage, afhankelijk van het ras, tussen de 5 en 30%.
De oorzaak van het hoge percentage keizersneden ligt met name in het gevoerde fokbeleid.
Waarschijnlijk gaat de selectie op spiermassa gepaard met een - onbedoelde -
selectie op moederdieren met een nauw bekken. Daarnaast is de keizersnede ook een
routinematige ingreep geworden en wordt door de veehouder veelal geen bewuste keuze
meer gemaakt tussen natuurlijk afkalven en een keizersnede.
3
Deelt u de mening dat het onacceptabel is om vanwege economische redenen een koeienras
kunstmatig in stand te houden dat vrijwel geheel afhankelijk is van keizersneden ten
behoeve van de voortplanting? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in de nota dierenwelzijn signaleer ik welzijnsproblemen bij deze
extreem bespierde vleesrassen.
De gehanteerde aanpak is dat de sector samen met onderzoekers van de Wageningen UR
de mogelijkheden onderzoekt om te komen tot een forse vermindering van het aantal
keizersnedes. Omdat ik dit belangrijk vind draag ik ook bij aan dit onderzoek.
4
Is het waar dat uw ministerie steun geeft aan onderzoek naar mogelijkheden om meer
natuurlijke geboortes plaats te kunnen laten vinden? Zo ja, wat is de opzet van het
onderzoek en hoe groot is de bijdrage van het ministerie?
Mede op initiatief van de sector wordt op dit moment samen met wetenschappers gezocht
naar mogelijkheden om te komen tot een forse reductie van het aantal keizersneden.
Het onderzoek loopt van 2006 tot en met 2009 en wordt betaald door de Federatie
Vleesveestamboeken en LNV. De bijdrage van LNV bedraagt tot en met dit jaar ongeveer
100.000 euro. In het onderzoek is eerst gekeken naar de haalbaarheid en de wil bij KIorganisaties,
stamboeken en fokkers om zich hiervoor in te zetten. Zij hebben aangegeven
mee te werken en staan hier positief in. Vervolgens is gekeken naar de wijze waarop tot
minder keizersnedes gekomen kan worden. Om de noodzaak van keizersnedes te verminderen
wordt ingezet op een aangepast fokprogramma. Daarnaast moet het gebruik van
keizersnedes verminderen door gedragsverandering bij vleesveehouders. Zij moeten
bewuster omgaan met de keuze voor een keizersnede of natuurlijke afkalving.
Er wordt samengewerkt met universiteiten en fokorganisaties in België en Engeland die
goede ervaringen hebben met natuurlijke afkalving en geboorten bij vleesveerassen.
5
Bent u bereid voor de toekomst een minimaal percentage voor te schrijven in welke
gevallen runderen via natuurlijke weg kunnen kalveren? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zo neen, waarom niet?
Ik ben van mening dat het houderijsysteem zodanig aangepast moet worden dat routinematige
keizersnedes niet meer nodig zijn. Zoals aangegeven bij vraag 4 worden op dit
moment verschillende sporen bewandeld om van de routinematige ingrepen af te komen.
6
Bent u bereid om ethische redenen een exportverbod in te stellen op dikbilkoeien en
sperma van dikbilstieren die door hun genetische aanleg problemen veroorzaken bij het
via natuurlijke weg ter wereld komen van de kalveren? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zo neen, waarom niet?
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren biedt op dit moment geen mogelijkheid om
export van dikbilkoeien of sperma van dikbilstieren te verbieden. Bovendien ligt de
problematiek van de moeilijke geboortes niet zozeer in de genetische aanleg voor
extreme bespiering als wel in het te nauwe bekken bij het moederdier. Onder de populatie
van koeien met extreme bespiering bevinden zich ook dieren met een nauwer bekken. Bij
routinematig gebruik van keizersnedes worden deze dieren niet meer uitgeselecteerd.
Zo wordt dit kenmerk onbedoeld in de populatie gebracht. Het is dus niet zozeer het
'dikbilgen' dat verantwoordelijk is voor de moeilijke geboortes als wel de grootte van het
moederdier. Er zijn ook rassen met het 'dikbilgen' waarbij het overgrote deel afkalft
zonder assistentie.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
1) Resource, 17 april 2008.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit